| |
| |
| |
Schrijversdagboek
De laatste maand van 1997 hield Joke van Leeuwen een schrijversdagboek bij voor Lust & Gratie. Haar boek Bezoekjaren, dat dit voorjaar bij Querido is verschenen, is op dat moment net af, ze is bezig aan iets nieuws en treedt op in Nederland, België en Duitsland: ‘Ik hou er niet van om alleen maar ergens te signeren. Ik dóe graag iets. Lezen, optreden, het geeft niet wat.’
| |
| |
| |
Joke van Leeuwen
Mijn hoofd blijft altijd bezig
Vandaag Ik ben weer aan de schrijverij. Het manuscript van Bezoekjaren ligt bij mijn uitgever. Dat is een ander boek dan anders. Het kwam niet geheel uit mijn eigen observatie, verwondering, herinnering en verbeelding voort, maar vond zijn uitgangspunt in historische gegevens.
Twintig jaar geleden kwam ik via Amnesty International in contact met een Marokkaanse leeftijdsgenoot die gevangen was gezet wegens politieke activiteiten, al was hij eigenlijk vooral zo'n actieve langharig scholier geweest, zoals er hier ook veel rondliepen. Ruim tien jaar geleden, toen hij na een gevangenschap van meer dan acht jaar vrij kwam en zijn broer na een kortere gevangenschap eveneens, werd ik uitgenodigd om in Casablanca gast van de familie te zijn. Het klikte meteen met deze mensen, al at ik mij ongans voor ze begrepen dat ik ook op andere manieren mijn dankbaarheid voor hun gastvrijheid kon tonen en zij hun dankbaarheid voor mijn betrokkenheid bij hun geschiedenis. Een van hun jongere zusjes was toen een lyceumscholiere, een zelfbewust eigenzinnig meisje. Ze ging na haar eindexamen met een beetje geldelijke steun alleen naar Frankrijk en studeerde, terwijl ze nog nooit eerder een computer had gezien, zonder haperen Informatica. Nu zit ze in een Franse stad en vindt geen werk.
Jarenlang zei ze dat ze zo graag het verhaal van haar jeugd zou willen opschrijven. Toen dat almaar niet lukte, heb ik gezegd dat ik het wel wilde proberen, als ze me de ruimte van de verbeelding erbij wilde geven en ze het goed zou vinden dat er in het boek uit vele stukken werkelijkheid een nieuw gezin werd beschreven, dat alleen in het boek bestond.
Zo is Bezoekjaren ontstaan. Ik heb een toon gevonden die volgens mij past bij een eigenzinnig, rechtstreeks, in zekere zin lang kinderlijk gebleven, maar tegelijkertijd vroeg met de harde werkelijkheid geconfronteerd meisje.
Zo'n boek moet weer in een hokje. Vanaf twaalf of zo. Maar mijn
| |
| |
kinderboeken worden zowel door kinderen gelezen als door een flink aantal volwassenen. En zo wil ik ook graag schrijven, op een manier die denkbeeldige muren afbreekt. Geen volwassene hoeft met tegenzin te lezen wat als kinderboek op de markt komt, maar ik heb er een hekel aan om clichés en vooroordelen herhaald te zien door mensen die niet de moeite doen kennis te nemen van wat er mogelijk is in het genre dat ik overwegend beoefen.
Gelukkig is er wat dat betreft zeer veel ten goede veranderd.
Overigens is er nog iets typerends: veel volwassenen die iets voor hun kinderen kopen, grijpen terug naar wat ze uit hun eigen kindertijd kennen. Dat betekent soms dat het een generatie duurt voor je als schrijver echt genesteld raakt, als je dat geluk al hebt. Maar het betekent ook dat je boeken een langer leven kunnen hebben dan menige roman voor volwassenen. Deze zomer zijn er weer herdrukken verschenen van wat ik in 1979 en 1981 heb geschreven. Ik kom nu ook op een leeftijd dat jonge volwassenen me vertellen welk boek van mij hun lievelingsboek was toen ze klein waren. Ze vinden het maar niks als zo'n boek inmiddels een ander omslag heeft. Zo is het hun boek niet meer.
Ooit zat ik op een boekenmarkt naast Annie M.G. Schmidt te signeren. Dat was mooi om mee te maken, al verdwenen mijn boeken geheel onder vooroverhangende mensen. Van jong tot oud stonden ze daar op een kluitje hun beurt af te wachten, met in hun handen het lichtvoetig anarchisme van Schmidt: boeken uit de jaren vijftig met kapotte ruggen, pocketjes uit de jaren zestig, maar ook de laatst verschenen titels, in de jongste handen.
Vandaag De Italiaanse vertaalster kwam langs om wat moeilijkheden met de vertaling van lep! te bespreken. Ik zou wel willen dat de andere vertalers dat ook deden en wil daarvoor best naar ze toe komen, want het is heel zinvol. Gelukkig merkte ik dat ze veel plezier had in de vertaling. Mijn verhaal riep bij haar andere verhalen op. Maar wat moest ze met de eerste woorden die het hoofd- | |
| |
persoontje Viegeltje, een kruising tussen een vogel en een meisje, zegt: ‘Piepie!’ in plaats van ‘Papa!’ ‘Piepie’ is een plas in het Frans en Italiaans. Toch moest wat Viegeltje zegt klinken als de eerste woorden van een klein kind. We kwamen er aardig uit, al ben ik weer vergeten hoe, want mijn Italiaans beperkt zich tot ‘spaghetti’ en nog een paar woorden. Volgens de vertaalster laat het Nederlands veel meer taalspeelsheid toe dan de blijkbaar wat rigide Romaanse talen. Dat verraste me, maar echt controleren kan ik die uitspraak niet.
Vandaag Ik ben bezig met de tweede versie van een nieuw boek. Het bijbelverhaal van Jozef en zijn broers zit erin verstopt, en sprookjesthematieken, en de alom voorkomende kindergedachte dat je eigenlijk niet het kind van je eigen ouders bent, maar misschien wel het kind van een koning. De kleine hoofdpersoon zingt vreselijk vals en mag zijn mond niet open doen.
Toen ik laatst weer eens ergens optrad, werd er daar eerst door wat kinderen een micromusical opgevoerd. Ik zat op de eerste rij. Een van de kinderen stond pal voor me en met groot enthousiasme loeide ze volkomen vals en zo laag als een volwassen man haar partijtje mee.
Vanmorgen ging het eerst niet zo goed. Het is zo heerlijk als het wel goed gaat, als vanuit de concentratie verrassende beelden en zinnen in mijn hoofd springen. Cadeaus zijn dat. Ik dacht vanmorgen: ik ga maar even het mooie Zuid-Limburgse land in. Per slot ligt dat hier om de hoek. Zoiets wil wel eens helpen om de geest weer los te krijgen.
Prachtig herfstlicht scheen over de heuvels. Ergens in een toeristisch hotel zonder toeristen maar met veel uitzicht heb ik koffie gedronken en mijn hersens op het uitzicht geprojecteerd. De enige andere gast was een oudere vrouw, met wandelbroek en wandelschoenen, die een krant zat te lezen.
Op de terugweg, met mijn hoofd nog bij het te schrijven boek, heb
| |
| |
ik even geld gehaald op het station in Maastricht. Opeens werd mijn naam genoemd door een vrouw die ik twee keer eerder had ontmoet. Ze was onderweg en zei iets, maar ik kreeg mijn gedachten niet op tijd in de juiste richting. Ik zei een volkomen overbodige zin. Over een half jaar zal ik haar wel opnieuw tegenkomen bij iets gezamenlijks van de overzichtelijke jeugdliteraire wereld en kan ik haar zeggen dat ik met mijn hoofd niet in het station was, maar op een plek die niet eens bestaat in de werkelijkheid.
Vandaag Ik wil verder schrijven, maar ik móet zoveel. Altijd probeer ik de drukte van de kinderboekenweek goed te plannen, maar nu is er een tournee langs boekwinkels bij gekomen. En er staan nog enige cabareteske optredens voor volwassenen gepland. En een poëziemanifestatie in Aarschot. Sinds ik een paar jaar geleden met poëzie debuteerde, zit ik ook af en toe in het poëtencircuit.
Ik kom graag in Vlaanderen, en niet alleen omdat ik er zestien jaar heb gewoond. Ik krijg er ook vaak lekker eten tussen de middag, terwijl het in Nederland meestal behelpen is met broodjes. Soms zijn het zulke heerlijke lunches, met bij elke gang een andere wijn, dat ik 's middags bijna niet meer weet wat ik ook alweer kwam doen.
Af en toe moet ik weer in Brussel zijn, de stad waar ik zo lang heb gewoond. Veel is er niet veranderd in mijn oude wijk. Laatst had ik een schrijversoptreden in een theaterzaal, voor kinderen van scholen uit de buurt. Een deel van de kinderen kwam van de school waar ik lang geleden op heb gezeten, een school die de leerlingen als peuter binnenkomen en als jonge volwassenen verlaten. Er waren hekken rond het terrein met poorten die dichtgingen als de lessen begonnen. Ik was dertien toen ik er kwam en volgde er de richting Latijn-Wiskunde. Voor mijn schrijven en tekenen was er destijds geen plaats in het lesprogramma. Tekenen was weten- | |
| |
schappelijk tekenen en de opstellen waren verhandelingen. Eén keer mochten we een opstel schrijven vanuit onze verbeelding. Wat ik toen inleverde mocht ik voorlezen voor de klas. Even kwamen mijn twee werelden, die waar ik mezelf thuis in oefende en die van de schoolse lessen, bij elkaar.
De leraressen die waren meegekomen naar de theaterzaal wisten dat ik ooit op hun school had gezeten.
Ik moest ook een paar keer aan de andere kant de grens over, naar Aken en Geilenkirchen. Ze weten daar dat ik in de buurt woon en vragen me soms voor een literaire manifestatie of een bibliotheekbezoek. De kleinere boekwinkels in Aken, die tegen één heel grote op moeten boksen, werken samen en organiseren onder meer een plaatselijke kinderboekenweek. Die heb ik opgeluisterd in mijn eigen Duits. Ik begin altijd even in het Nederlands. Het onvermogen van de meesten om het Nederlands te volgen maakt hen daarna ontvankelijker voor het niet foutloze Duits dat ik mij heb eigengemaakt (we hadden het veel te druk met Frans, op die Brusselse school).
In Geilenkirchen, vijf minuten over de grens, spreken ze geen woord Nederlands. Nou ja, de bibliothecaresse kon zeggen dat ze me hartelijk welkom heette, en een meisje kwam heel trots vertellen dat ze het Nederlandse woord ‘zitten’ kende. Sehr gut!
Ik hou er niet van om alleen maar ergens te signeren. Ik dóe graag iets. Lezen, optreden, het geeft niet wat. Ik zet in de boekwinkel een stem op als er genoeg potentiële luisteraars zijn. Sommige boekhandelaren ontplooien zinvolle activiteiten rond mijn komst, wetend dat als het over kinderboeken gaat, de portemonnee bij de ouders zit. Anderen wijzen een lege hoek aan, bij de wenskaarten, en hopen dat je die vult met je aanwezigheid.
In x. zat er een flinke theaterzaal vol. Van baby's tot grootouders. Dat is topsport, een uur lang de aandacht vasthouden. Ik heb heel veel geleerd van mijn cabaretervaring: niet bang zijn voor stiltes, je nooit afhankelijk maken van je publiek, dat soort dingen.
Ik heb ook nog voor volwassenen opgetreden tijdens een monu- | |
| |
mentendag. Samen met ‘mijn’ pianiste Carolien Deutman bracht ik driemaal een kort programma in een prachtig pandje dat nog in volle restauratie was, dus het tochtte er ongegeneerd. Vlak voor we moesten beginnen, streek een folkloristisch gezelschap buiten voor de deur van het pandje neer, verklaarde het daar tot hun podium en sloot hun luidsprekers en microfoons aan. Of we maar wilden wachten tot zij klaar waren. Dat deden wij. Ons optreden leidde weer tot twee nieuwe afspraken. Zo gaat dat steeds: via mond-tot-mond-reclame. Het moet in mijn huidige situatie niet te veel worden, maar ik wil het cabareteske optreden niet verleren. In de praktijk gaat het alleen maar beter dan toen ik het nog officieel deed. Ik kom in de meest geesteloze zalen en zaaltjes, met permanent werklicht, met mensen voor me die doorgaans van tevoren geen idee hebben wat ze te wachten staat. Dan geeft het veel voldoening als je ze in een paar minuten te pakken hebt.
Vandaag De post bracht de zesde druk van lep! en de Spaanse derde druk van Deesje. Klein sprongetje vanbinnen. Alsof mijn geesteskindjes even terugkomen om te vertellen dat het goed met ze gaat.
Ook een pakket van de uitgever: mijn manuscript, met wat gele notitiepapiertjes en krabbels. Hier en daar kommakwesties.
‘Teveel’ blijkt ‘te veel’ te moeten zijn. En nog zo wat van die dingen. Verder een paar discussiepunten, zoals de vraag hoe een bepaalde woordkeus geïnterpreteerd moet worden, en of er een verklarende woordenlijst moet komen. Ik wil eigenlijk geen woordenlijst, ik vond ze zelf vroeger vervelend. Ik wil zoveel mogelijk Nederlandse vertalingen om de afstand niet groter te maken dan nodig. Dus geen Allah, maar God. Geen Fkih, maar leermeester. Ik zal binnenkort naar Amsterdam gaan voor een nader gesprek. Mijn hoofd zit intussen bij mijn volgende boek.
Een maand lang heb ik alleen aan poëzie gedacht en het een en ander geschreven dat nu in een mapje wacht op blijvende erken- | |
| |
ning mijnerzijds. Maar het nieuwe boek begon zich te veel op te dringen. Telkens noteerde ik invallen, in de trein, na een bad, in een café achter een kopje koffie. Sommige plaatsen en tijden zijn invalverwekkend.
Vandaag Bij de post zaten twee presentexemplaren van een boek met verhalen van Annie M.G. Schmidt. Bij een van die verhalen, over een beest genaamd Marmadot, was me gevraagd een illustratie in kleur te maken. Ik kon me uitleven met een flink beest over twee pagina's. Niet lang daarvoor was me in een ander verband, samen met een aantal andere tekenaars, gevraagd een tekening te maken bij het eerste hoofdstuk van Pluk van de Petteflet. Een veel moeilijker opgave, want de Pluk van Fiep Westendorp is zo ingeburgerd dat het alleen al daarom haast onmogelijk lijkt, bijna ongepast zelfs, om een nieuwe Pluk te creëren.
En er kwam een brief van de uitgever. Over de woordenlijst en over de eerste gesprekken met een Franse uitgeefster die benieuwd is. En nog een brief, dat Deesje in het Koreaans wordt vertaald.
Vandaag Vandaag voor het eerst een workshop gegeven voor de Maastrichtse dependance van de schrijversschool 't Colofon, op een kennismakingsdag. In mijn groep zaten een stuk of tien nieuwsgierigen, mannen en vrouwen, ouder en jonger, sommigen hadden Nederlands gestudeerd, anderen waren illustrator of grafisch vormgever, maar er waren er ook bij die iets totaal anders deden. Eén man was gekomen omdat hij zoveel van de kinderboeken van Ronald Dahl hield.
Het was voor mij de eerste keer dat ik een dergelijke workshop gaf. Ik begeleid wel eens studenten Illustratie die stage moeten doen.
Vergelijken en bespreken van tekeningen werkt in de praktijk makkelijk: je kunt het materiaal naast elkaar op de grond of de tafel uitspreiden en je hebt overzicht.
| |
| |
Teksten vragen een andere vorm van efficiëntie.
Ik had van tevoren twee velletjes met citaten verzameld. Een met volwassenen- en jeugdliteratuur door elkaar, zonder dat de grenzen echt zichtbaar waren, en een met citaten uit de kinderliteratuur, van speels en vindingrijk tot saai, voorspelbaar en tuttig. Ik hoopte dat die een en ander aan discussie los zouden maken en zo werkte het ook. Ik hoorde natuurlijk vooroordelen, over wat ‘kinderen’ wel of niet zouden aankunnen, maar ook goede opmerkingen over stijlverschillen, de verrassingen of voorspelbaarheden. Een schrijfopdracht naar aanleiding van een tekening van een bord eten bracht vooral verhalen over tegenzin, maar wel heel wisselend uitgewerkt, van felle dialogen zonder verdere beschrijving tot gedetailleerd omschreven lichamelijke uitingen van die weerzin, en een fantasierijke uitstap naar het voedsel als landschap om in weg te lopen.
Het was voor mij een zinvolle ervaring. Al zoveel jaren schrijf en teken ik vanuit in eenzaamheid ontwikkelde gedachten, waarover men mij zelden vragen stelt. De noodzaak die gedachten nu onder woorden te brengen doet ze vanzelf tevoorschijn komen. Het gaf me nieuwe ideeën voor de cursus. En bij een paar cursisten merkte ik al hoe het werkt als je ze stimuleert de gedachte los te laten dat ze moeten denken aan die ‘kinderen’, met alle daaraan klevende vooroordelen en clichés, en ze de bron voor het schrijven in zichzelf laat zoeken. Een van de cursisten zei dat ze al heel lang heel alleen voor en met volwassenen werkte en dat ze nu gemerkt had dat er gevoelens en gedachten terugkwamen die er jarenlang niet meer waren geweest.
Vandaag Mijn nieuwe boek komt er nogal harmonisch uit, al zeg ik het zelf. Vroeger kon ik echt zodanig vastzitten dat ik een paar weken tobberig rond moest lopen, maar dat overkomt me eigenlijk niet meer. En als ik bezig ben aan iets met perspectief, geeft dat het dagelijkse leven een goede bedding. Heb ik niks om handen
| |
| |
terwijl ik dat wel wil, dan ben ik altijd onrustig, tenzij het vakantie is en ik ver weg andere dingen meemaak. Mijn hoofd blijft altijd bezig.
Ik heb alleen een beetje te veel tegelijk te doen. Opdrachten tussendoor, optredens, en vooral de manifestatie in verband met Vijftig jaar Universele Verklaring van de Rechten van de Mens die Amnesty International volgend jaar in Maastricht organiseert, en waar ik tot over mijn oren in zit. Organiseren leidt tot zoveel dingetjes waar je aan moet denken, en administratief ben ik geen held. Het is een versnipperd denken, heel praktisch en zo anders dan het vloeiende geconcentreerde denken dat het schrijven vraagt. Overigens kan ik mijn gedachten zodanig geconcentreerd houden dat ik me voor het schrijven niet echt van de wereld hoef af te sluiten.
Dat kan ook niet als je binnen en buiten je huis andere verplichtingen hebt.
Ik kan me overal wel concentreren. Tijdens een verbouwing, enige jaren geleden, creëerde ik een hoekje voor mezelf met een kamerscherm van een enorme kartonnen doos. Ik zal het wel van mijn moeder hebben. Die kon in de huiskamer met wel tien druktemakers om zich heen zo in haar boek zitten dat je aan haar moest trekken om haar weer echt in de kamer te krijgen.
Ik denk dat mijn manuscript af is voor de kerstdagen. (Ik blijf ‘manuscript’ zeggen, al rolt alles uit de printer. Ik draai ook nog steeds telefoonnummers, al draait er niks meer.) Dan een paar dagen naar een andere Europese stad, terwijl de tekst wacht op een frisse blik na een poosje afstand. En dan gaan we zoeken naar de opbouw en passende toon van mijn illustraties. Meestal zoek ik iets wat bij de aard van het verhaal past. Zo koos ik in lep! voor losjes en springerig, en voor extravert en theatraal in een boek over theater. In Het verhaal van Bobbel die in een bakfiets woonde en rijk wilde worden heb ik stijlen afgewisseld: negentiende-eeuws als het over uitvindingen gaat, schetsmatig als de hoofdpersoon iets uitlegt, de stijl van een reclamefolder als het over een reclameaanbieding gaat, enzovoort. Ik teken nooit alleen wat al in de tekst
| |
| |
staat, ik ga graag associatief een stapje verder. Dat kan ook als je schrijven en tekenen combineert, dan kun je vanaf het begin in woord en beeld denken. Wat ik met mijn tekeningen van plan ben staat in mijn manuscripten genoteerd.
Vandaag Vandaag weer naar het westen geweest. Onder meer de bespreking gevoerd over Bezoekjaren. Er komt een beperkte woordenlijst. Ik kreeg de aanbiedingsprospectus mee en de proefdruk van het omslag. Ik krijg de indruk dat een op voor- en achterplat even doorlopende echte of gesuggereerde linnen band mode aan het worden is.
Ze belden uit Brussel of ik tijdens hun over de hele binnenstad verspreide happening ‘Het Groot Beschrijf’ weer wil optreden, maar nu voor volwassenen. Ze hadden me in Aarschot bezig gezien. Zo gaan die dingen. De vorige keer deed ik ook mee en las ik voor in een hal van de metro. Elk metrostation in Brussel herbergt echte beeldende kunst, dus waarom niet eens literatuur. Alleen rook het er sterk naar wildplasserij.
We hebben in Nederland sinds enige jaren een Nationale Voorleesdag, maar ik zou het pas echt een Nationale Voorleesdag vinden als er overal mensen zaten of stonden voor te lezen: in de bushokjes, in de wachtkamers van artsen, op straathoeken en caféterassen, in de tram, overal. Misschien kan er aansluitend een Nationale Naleesweek worden ingesteld, waarin men naar wens de tijd krijgt om alles waarvan men een fragment heeft gehoord dat de nieuwsgierigheid opwekte, nog eens rustig helemaal te lezen.
In stilte.
|
|