Lust en Gratie. Jaargang 13
(1996-1997)– [tijdschrift] Lust en Gratie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 102]
| |
[pagina 103]
| |
Désirée Schyns
| |
[pagina 104]
| |
ten met iemand die twee geslachten heeft. Er worden nog steeds hermafrodieten geboren, maar bij de geboorte moet meteen een keuze voor het ene of het andere geslacht worden gemaakt (vaak met desastreuze gevolgen voor het betrokken individu). Alhoewel vrouwen een beladen erfenis met zich meedragen omdat mannen eeuwenlang hebben beslist wat zij wel en niet mochten (ik wil even in herinnering brengen dat Nederlandse vrouwen pas in 1956, veertig jaar geleden dus, handelingsbekwaamheid verkregen), leven we in een tijd waarin sekse als een maskerade wordt gezien, iets waarmee je kunt spelen. Ook Besson speelt in zijn boek met sekse en gender.
Maakt het uit of iemand een man of een vrouw is? Een mannen- of een vrouwenstem heeft? Is het van belang te weten of een stuk in de krant of een boek door een man of een vrouw is geschreven? In dit verband was het aardig een artikel van Hugo Brandt Corstius in NRC Handelsblad van 18 februari 1994 te herlezen. In dat artikel, ‘Anne Brakwijf is een man’, stelt Brandt Corstius dat hij als lezer wil weten of iets door een man of door een vrouw is geschreven. Volgens hem gaat bijna alle fictie over de verhouding tussen de geslachten. ‘Wij kunnen onze kleine lichamelijke onderscheidingen nog zo grondig inpakken, ik wil weten wat voor vlees er in de kuip zit.’ Ik ook. Waarom veroorzaakte de bekendmaking van het feit dat Marieke Jonkman een man is zo veel opschudding onder veel lezers en voelden sommigen zich verraden? Waarom roept een man die onder een vrouwennaam ‘nare’ dingen zegt over zijn moeder en zussen onbehagen op? Wat is het verschil met een vrouw die met open vizier (iedereen weet dat ze een vrouw is) agressieve gedichten schrijft over vrouwelijke familieleden? Waarom ontstond er zo veel commotie toen bleek dat Danielle Sarréra (1932-1949), wier vijfenvijftig pagina's tellende schoolschriftjes in de jaren zeventig (de hoogtijdagen van de écriture féminine) werden uitgegeven en die opzien baarde vanwege haar ‘verbijsterende brutaliteit’ en ‘onverzadigbare vrouwelijke begeerte’, een man was? Sonja Heebing schreef vóór de onthulling in Lover (1992, nummer 3): ‘Sarréra's schrijfwoede heeft een hoge inzet: in het gevecht dat ze met (de taal van) de (mannelijke) ander aangaat, tracht ze haar vrouwelijke identiteit te articuleren en haar (seksuele) verlangen te realiseren, alsmede de integriteit van haar zelf/lichaam te verdedigen. Maar steeds ligt zelf-verlies op de loer - in de vorm van waanzin, stilte of zelfgekozen dood’. De zeventienjarige scho- | |
[pagina 105]
| |
liere die zelfmoord pleegde werd ook in het Duits vertaald en aangeprezen als ‘de Eva van de toekomst zoals sommige theoretica's van het vrouwelijke zich die voorstellen’. Hebben die teksten geen zeggingskracht meer nu Damelle Sarréra een man bleek?
Kort na het gesprek met Besson kreeg ik Altijd met uw gezever, gij van Kristien Hemmerechts cadeau. In ‘Het bezit van een baarmoeder’, een van de essays uit dat boek, legt Hemmerechts nuchter en onomwonden uit waarom zij zichzelf een schrijfster noemt. Voor haar doet het verschil tussen mannen en vrouwen er wel degelijk toe, alhoewel het moeilijk te benoemen is. In haar zoektocht naar het verschil stelt Hemmerechts zich de vraag of ze ook was gaan schrijven ‘indien ik niet een beetje had gedacht dat ik een jongen was’. Schrijvers, zo veronderstelde zij, waren per definitie mannen en op school bestond vijfennegentig procent van de teksten die werden behandeld tijdens de literatuurlessen uit werk dat door mannen was geschreven. Het is interessant dat Hemmerechts ging schrijven nadat zij in het kader van een proefschrift waar ze mee bezig was, alleen maar werk van vrouwelijke auteurs had gelezen. Ze ontdekte dat vrouwen konden schrijven over wat hen bezighoudt, over hun plek in de wereld, hun identiteit, de verhouding tot hun eigen sekse. Ze ontdekte met andere woorden dat boeken niet alleen bestaan uit taal, maar ook uit ervaringen en dat het geslacht van een auteur er dus wel toe doet. Door naar stemmen van vrouwen te luisteren, ging ze uiteindelijk zelf spreken: ‘Met woorden en zinnen bakende ik een gebied af waar ik heer en meester zou zijn; of dame en meesteresGa naar voetnoot1., maar dat klinkt idioot. [...] Indien ik me door het werk van mannen de mond gesnoerd voelde vond ik in het werk van vrouwen een stem om te spreken. Schrijven heeft me vervrouwelijkt, in die zin dat ik voortdurend aan mijn geslacht wordt herinnerd. Was ik vroeger een jongetje, dan ben ik nu een meisje. Een vrouw. Een schrijfster.’ Hemmerechts veranderde door het schrijven van een jongen in een vrouw. Tegelijkertijd geeft ze aan hoe allesbepalend en nietszeggend sekse-specificiteit in haar ogen is. De kwestie van sekse en gender is een complexe materie waar voortdurend paradoxen en oxymoronen om de hoek komen kijken en dus ook meerduidigheid en vaagheid: het betekent alles en niets. Het is belangrijk om vrouw te zijn, maar nooit allesoverheersend. Uiteindelijk ben je in de ogen van Hemmerechts wie je in je verbeeldingskracht zou willen zijn: ‘Ik schrijf als vrouw, antwoord ik, zoals ik eet als vrouw, televisie kijk als vrouw, lees als vrouw, vrij als | |
[pagina 106]
| |
vrouw et cetera. Ik geef dit antwoord om er vanaf te zijn, én om aan te geven dat het in mijn ogen nauwelijks iets betekent. Natuurlijk schrijf ik als vrouw, want ik ben een vrouw, maar voor hetzelfde geld word ik opnieuw een jongetje.’
Onze cultuur, zo signaleert ook Hemmerechts, is in de ban van geslachtelijke onbepaaldheid. Denk aan Written on the body van Jeanette Winterson met een hoofdpersonage van wie het geslacht onbekend blijft, de film The Crying Game met in de hoofdrol een hermafrodiet, de film Orlando naar het boek van Virginia Woolf waarin een man eeuwenlang leeft en in de negentiende en twintigste eeuw een vrouw wordt. Onlangs is Orlando van Jacqueline Harpman bekroond met de Prix Médicis. In dit boek vraagt de schrijfster zich af hoe de wereld eruit zou zien als vrouwen hun verdrongen mannelijke eigenschappen openlijker zouden laten spreken en mannen hetzelfde zouden doen met hun vrouwelijke karaktertrekken. Ook het eerder genoemde De familie Braban van Patrick Besson speelt in op de hedendaagse belangstelling voor sekse als pose, als masker of wisselende factor. Is sekse inderdaad iets wat je kunt aan- of uittrekken? Besson maakte mij benieuwd met zijn opmerking dat er nauwelijks meer verschil is tussen mannen en vrouwen. Hoe functioneert het pendelen tussen de seksen in zijn boek en wat vertelt zijn zich voortdurend transformerende personage over vrouwelijkheid en mannelijkheid in onze tijd?
De familie Braban is een kroniek over een in een buitenwijk van Parijs wonende familie: vader, moeder, baby Bob, zus Cinecittà en de van sekse wisselende ik-figuur wiens of wier perspectief het vertelde bepaalt. Het is 2059. De ik is schilderes van beroep en zevenentachtig jaar oud op het moment dat ze het verhaal vertelt. Vroeger was ze soms man, soms vrouw. Besson heeft geen hoge dunk van het huidige tijdsgewricht en is uitermate cynisch. De belangrijkste mannelijke personages in zijn boek zijn gewetenloze misdadigers en verkrachters, de voornaamste vrouwelijke figuren zijn een allesbegrijpende huisvrouw en een afgetobde moeder die het ene kind na het andere baart en wordt verlaten op het moment dat ze het zoveelste kind in haar buik draagt. De andere vrouwen zijn (karikaturen van) actrices en fotomodellen op zoek naar parties en partners. In het boek worden algemene ‘waarheden’ over mannen en vrouwen verkondigd en wordt de lezer voortdurend met one-liners om de oren geslagen. | |
[pagina 107]
| |
Besson is een goochelaar; alles en iedereen weet zich in het door hem gecreëerde universum overal aan te onttrekken, niemand kan worden aangesproken op wat hij of zij verklaart, alles is een spel. De transformaties hebben niets met innerlijke processen te maken, alleen met het uiterlijk. Besson levert een gepeperde kritiek op het moderne, lege leven, maar naar mijn gevoel is hij zozeer opgegaan in de moderne vluchtigheid dat zijn boek zelf vervliegt terwijl je het leest. Al lezend speelde ik in mijn eentje het vlooienspel.
Maar hoe zit het nu met mannen en vrouwen in de familie Braban? De ik kan al naar gelang de omstandigheden voor haar of zijn sekse-identiteit kiezen: ‘Ze keek me diep in de ogen als om de datum te ontdekken waarop ik mijn werkelijke identiteit zou accepteren, zou ophouden met wisselen van aardGa naar voetnoot2. en niet meer zou twijfelen tussen verschillende persoonlijkheden’. Wat zijn de onderscheidingstekens, de variabelen, wanneer merkje dat de ik mannelijk of vrouwelijk is? En heeft de keuze voor een bepaalde sekse consequenties? Wanneer de ik een vrouw is, draagt ze traditionele kleding waarin ze zich moeilijk kan bewegen; op hoge hakken in een strak zwart rokje kan ze niet rennen om haar broertje te pakken te krijgen. Ze merkt zelf nuchter op dat het kind aanhaliger tegen haar doet wanneer ze een vrouwenlichaam heeft. Er is een passage waarin de ik huilt en wordt overspoeld door ‘vrouwelijkheid’. Besson speelt in het hele boek met een aantal clichés over vrouwelijkheid, bij voorbeeld dat vrouwen het beste met kinderen kunnen omgaan, dat je bij vrouwen je hart kunt uitstorten, dat huilen vrouwelijk is en dat mannen veel meer naar vrouwen gluren dan omgekeerd. Nadat de zus van de ik, Cinecittà, naar Engeland is gegaan en de moeder uit het gezin is overleden, bedenkt de ik het volgende: ‘We waren nu met ons drieën en zo ontredderd dat ik een vrouw had moeten worden om ons triootje op te vrolijken dat anders een deprimerend mannenclubje was geweest met elke dag spaghetti en stof onder de bedden.’ Verder komen we te weten dat een ‘vrouwenhand eerder uitschiet dan een mannenhand’, omdat kinderen wel vrouwen treiteren maar geen mannen.
Anders dan de schrijver in ons gesprek beweerde, heeft het consequenties in welk lichaam het personage zich hult. Het is daarbij opvallend dat de ik als vrouw veel meer aan haar sekse wordt herinnerd dan als man, en dat is | |
[pagina 108]
| |
representatief voor wat er in de samenleving gebeurt. De filosofielerares bij voorbeeld vindt de ik een uitstekende leerling, maar is ook van mening dat ze zich niet als een vrouw moet ‘uitdossen’ omdat ze een jongen is en omdat meisjes niet kunnen denken. Terwijl ze het huishouden doet en haar vader zit toe te kijken, bedenkt de ik dat hij niet vraagt of hij zich nuttig kan maken omdat ze op dat moment een vrouw is, terwijl haar vrouwelijkheid alleen maar met een beetje make-up en een jurk te maken heeft: ‘Ik wist zeker dat als ik een broek had gedragen - of zelfs maar shorts - in plaats van die jurk en ik niet een beetje mascara op mijn wimpers en make-up op mijn wangen had gedaan, hij had aangeboden om me te helpen.’ Op een feestje vertelt de ik dat het leven als vrouw alleen met een kind in een gevaarlijke buitenwijk te zwaar is. Daarom is ze een man geworden die vindt dat hij eigenlijk zou moeten trouwen omdat hij geen geld heeft om een huishoudster te betalen. Enerzijds is vrouwelijkheid in De familie Braban een kwestie van kleding en make-up, van uitdossing en van rolwisseling in een cynisch stuk waarin iedereen het er slecht vanaf brengt. Anderzijds heeft sekse ook in deze roman vele gevolgen. Als vrouw kun je niet alleen in een buitenwijk zitten, als vrouw doe je alleen de afwas, je hand schiet eerder uitje kunt niet denken, men kan makkelijk zijn hart bij je uitstorten je trouwt uit berekening, je wordt onderdrukt door mannen met een middelmatig verstand, om maar wat te noemen. Besson bekritiseert de maatschappelijke ongelijkheid maar laat tegelijkertijd zien dat alles een spel is aan de oppervlakte. De pendeling van de ik-figuur is volstrekt arbitrair. De ik is zowel in mannelijke als in vrouwelijke hoedanigheid stereotiep en doorbreekt nooit een rolpatroon: zodra het personage een andere sekse aanneemt voegt hij of zij zich naar de sociale werkelijkheid. Besson schept geen man met vrouwelijke kanten, geen vrouw bij wie zo nu en dan mannelijke eigenschappen de boventoon voeren. Er valt helemaal geen ambiguïteit te bespeuren bij zijn zogenaamde ambigue hoofdpersoon. Hij speelt niet met grenzen en zijn personage is ofwel een cliché-man, ofwel een clichévrouw.
Het feit dat Besson koos voor een tussen twee seksen pendelend personage maakte mij nieuwsgierig, maar na lezing van De familie Braban vermoed ik dat hij met dit gegeven alleen maar heeft ingespeeld op de mode. Net als Hemmerechts ben ik van mening dat literaire teksten een kostbare bron van informatie kunnen zijn over wat het betekent een man of een | |
[pagina 109]
| |
vrouw te zijn. Bij Besson spelen innerlijke processen echter geen rol, noch een kwestie als identiteit. Over mannen en vrouwen kwam ik uit zijn boek niets nieuws te weten. Waarschijnlijk was dat ook helemaal met zijn bedoeling, volgens hem zijn er immers nauwelijks verschillen meer. Maar het is goed mogelijk dat een mannelijk auteur makkelijker kan beweren dat sekse niet uitmaakt. En Besson strooit de clichés bijna met een superieure grijns op zijn gezicht in het rond. Gaat de kwestie hem eigenlijk aan. vroeg ik me na lezing van zijn boek af. Besson wekte bij mij de indruk zich bezig te houden met mannelijkheid en vrouwelijkheid, maar daar gaat zijn boek, ondanks het hoofdpersonage, helemaal niet over. Ik zocht iets in zijn boek dat er niet in zat. Besson heeft geschreven over een lege, egoïstische, door en door hedonistische tijd. Ik heb me geen weg weten te banen door dat massieve cynisme. Maar ik blijf benieuwd naar literatuur die verhaalt over de ervaringen van mannen en vrouwen, over hun ‘meerslachtigheid’, over hun verzet tegen de beperkingen die sekse kan opleggen, over het man-vrouwelijk of vrouw-mannelijk zijn, over de zwenking in ieder mens van de ene sekse naar de andere. ‘Voor hetzelfde geld word ik weer een jongetje’, zegt Hemmerechts, en precies dat is het intrigerende van deze kwestie waarin iets alles en niets kan betekenen. |
|