Feux, een bundel Franse sonnetten van Paul Claes. Waarom? Omdat daarin de essentie van Griekse mythen, geïnterpreteerd als ziels- en liefdesconflicten die tot harmonie gedicht worden, in prachtige vormen gestold is. En zijn Rebis. En zijn Embleem. Een toppunt van kennen en kunnen.
Mijn laatste boeken zijn, zo blijkt het, boeken over ‘de laatste dingen’ - dat is inhoudelijk. Wat de vorm betreft zijn het teksten die mij, bij elke lectuur weer, het genot van de perfectie schenken; dat is een genot voor het hele spraakorgaan (ook bij stillezen werkt het spraakorgaan mee) en voor de hersenen, waar klanken dingen worden, beelden ook, en syntactische vormen en stijlfiguren, betekenissen en bijbetekenissen, relaties tussen al die delen in alle richtingen: continue feesten.
Hoevele teksten heb ik nu, met wroeging en wanhoop, achterwege moeten laten! Waar is mijn Donne, mijn Hopkins, mijn allerliefste Mallarmé (in tekst en vertaling!) (laat ik hem gauw weer erbij nemen) - mijn Rimbaud en Lawrence en Nerval en Heredia, mijn Master of Ballantrae en mijn Horatius, mijn Griekse tragedies, mijn Livius, mijn arme vergeten Spenser, mijn Klopstock en Hölderlin, mijn Richter en Wilhelm Meister en Grüner Heinrich en, en, en, het zijn er zovele die ik nooit, nooit wil missen. Als ik niet in mijn eeuwigheid mag lezen en herlezen, hoe moet dat dan? p.s. Leg er dan de mooiste regels van Gezelle bij s.v.p., en zovele allermooiste gedichten, en leg er Pearl bij, en de Canterbury Tales, en Petrarca, vergeet de Neue Gedichte van Rilke niet, misschien Gargantua in mijn linkerzak, de vier evangeliën in mijn rechter; en waarom, helaas, ken ik geen Perzisch, dan kon ik de moeilijkste dichters ter wereld lezen. En leg er Mrs. Dalloway bij.
What is this terror? what is this ecstasy? he thought to himself. What is it that fills me with extraordinary excitement? It is Clarissa, he said. For there she was.