beiden niet zou houden. Hij strekte zijn hand uit om de gedaante op te kunnen vangen terwijl zijn andere hand de metalen buisrand boven hem vastgreep om de plotselinge ruk aan het touw minder heftig te laten zijn. Door het nieuwe gewicht schoot de arm die de buis vasthield uit de kom en hij gilde [... Zijn rechterarm was nu een en al kwelling - maar de timing van zijn hand was perfect geweest, de genade der gewoonte, en een ogenblik later merkte hij dat hij de gedaante stevig tegen zich aangedrukt hield.
Dan is de cirkel rond en komt het perspectief weer te liggen bij de alwetende verteller van de opening, teneinde de twee definitief te introduceren. De handeling ligt even stil, er kan weer beschreven worden. De verteller meldt ons wat de man aan het touw en de non waarnemen: hij zag dat het een ‘in het zwart geklede vogel was, het witte gezicht van een meisje. [...] Ze hingen in de halster en draaiden om hun as boven het dal, zijn gebroken arm los langs de zijkant van haar lichaam, terwijl hij met zijn andere de vrouw vasthield. Haar lichaam was in shock - toestand, haar grote ogen staarden in het gezicht van Nicholas Temelcoff.’
Daar hebben we ze eindelijk. Wat Temelcoff daar doet onder de brug vernemen we pas later. De identiteit van de non blijft het hele verhaal door een mysterie. Zo introduceert Michael Ondaatje twee personages in één windvlaag. Ze weten een steiger te bereiken en lopen de brug af het verhaal in.
De val van de non betekent tegelijkertijd de val van Temelcoff, want zoals hij haar uit de lucht plukt tijdens haar val, zo behoedt zij hem voor een val terug in de ruimte als ze uitgeput op de steiger staan. Zowel de val van Murphy als die van Temelcoff en de non betekenen een val in een nieuwe maatschappelijke realiteit. Vanuit een onbestemde ruimte, waarin zij als lichte, tot het uiterste geconcentreerde engelen geestelijk kunnen freewheelen of onbezorgd kunnen drijven op hun dagelijkse routine, komen zij terecht in een ruimte, in een leven waarin zij weer uit zichzelf moeten treden en zich opnieuw met anderen moeten verhouden. Hun val maakt ze op slag kwetsbaar.