Ze wordt opgevoerd als een zelfverzekerde, compacte verschijning: autoritair, ruw maar hartelijk en overtuigd van het feit dat mannen - zeker de antropologen van het Geleerde Instituut - nergens goed voor zijn. Slechts eenmaal in haar leven (tijdens een congres in Spanje) maakt een man (professor Hermann Obst) avances. ‘Poor Hermann’, zal ze later denken, maar op het moment zelf krijgt hij een tik.
In Pyms romans dragen veel vrouwen een tweed mantelpak, maar aan het lichaam van miss Clovis verandert het in een soort natuurlijke vegetatie. Penelope, een bijfiguur, is bang dat miss Clovis, ondanks haar uiterlijk en leeftijd (vijftigjes, vijftigjes), een diepere band zou kunnen hebben met de antropoloog Rupert Stonebird, op wie ze zelf een oogje heeft. Ze onderwerpt Rupert aan een verhoor - er is geen ander woord voor - en wanneer hij toegeeft miss Clovis te respecteren en te waarderen, is haar woedende reactie ‘But she has hair like a dog!’
‘So she has’, antwoordt hij dan maar en lacht een beetje.
Op de fiets, na zovele malen lezen, besefte ik pas dat miss Clovis ‘hondehaar’ had; stijf, hard, stug haar, wat ‘een’ kant op groeit en zo is het, waarschijnlijk niet leuk geknipt of gekruld, want wat moet een vrouw met hondehaar? Niks.
Engels lezen wordt in de loop der jaren, daar heeft niemand het ooit over, een affaire waar ‘vertalen’ weinig meer mee van doen heeft - de zinnen en woorden schieten regelrecht je brein in, zonder door Het Nederlandse Filter te hoeven (die eerste paar dagen in Frankrijk, dat filter bedoel ik). En toch heeft dat filterloze lezen zijn nadeel, want ‘hair like a dog’ vond ik nooit zo erg. ‘hondehaar’ is echter heel erg. Erg genoeg om bibliothecaresse van te worden?
In Uitdam beland, op de camping - een heel lelijke camping waar wat bekenden een huisje hebben - was de aandrift groot om na het ‘Hallo, zijwind hè, lekker snel gefietst?’ meteen over miss Clovis te beginnen. Maar niemand kende haar daar, op die camping. Ze was een kennis,ja wat heet, een vriendin van mij, waar ik bekommerd om was - weinig interessant voor een ander...
Ik lees weleens over Pym dat ze te ‘fifties’ zou zijn, te naïef, te beperkt, te veel van de verstuikte Engelse middenklasse om nu nog lezers te kunnen boeien. Tegen de tijd dat zulke criticasters zichzelf scheefjes en iel hebben weggeconstrueerd, zullen velen (waarvan tachtig procent vrouwen) zich nog naar boekhandel of bibliotheek begeven om een Pym te halen.
Al zeventien jaar zing ik haar lof. Gevraagd en ongevraagd. Het is het