Lust en Gratie. Jaargang 11
(1994-1995)– [tijdschrift] Lust en Gratie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 56]
| |
Poëzie | |
[pagina 57]
| |
Monique ter BergpassagiersGa naar voetnoot*
ze rijdt graag achteruit de laatste jaren
geef haar het zicht op een trekvaart
met wat populieren een stramme man
op zijn fiets om aan voorbij te gaan
een dood schaap in een oliedrum
geef haar de krant of die van gisteren
een woord om rond te laten zingen
en zelfs een sinaasappel voor onderweg
pikkerige vingers is niets tegen
tegenwoordig
naast haar een grote zware vrouw
opeengepakt in mantels tassen veren
een gouden klokje in haar vlees gekerfd
ze kijkt naar buiten mijdt het uitzicht
het blikveld van inzittenden passanten
uit lijfsbehoud het leven ooit verloren
geef haar niets jaag haar geen schrik aan
laat haar niet weten dat zij er is
zij gaat waar haar handtas gaat
| |
[pagina 58]
| |
kostgang
zie de mannen
zwaar als paarden
en log in het vet
over de velden trekken
op doortocht
hoor hun schorre zang
de boerenpsalmen
terwijl zij zaaien
in het voorbijgaan
oogsten van goed land
dat nooit gezien is
en de vloedschuren vullen
om voort te kunnen
maak hen schichtig
versper het achterland
met water en vlees
stelp het bloed
waar het gaat
en blijf
blijf staan
| |
[pagina 59]
| |
baan
hij loopt met grote passen
over de verhoogde dijk
driepoot lichtzinnig geel
van rijkswege verstrekt
om gezien te worden
hij wacht staat te kleumen
niet gekleed op waterkou
zijn overjas te licht
hij wacht kijkt uit naar
het teken van een maat
ogen blindelings op scherp
gericht op het vangen
van andermans blik
gezien worden als
middel van bestaan
| |
[pagina 60]
| |
nu bleu deboutGa naar voetnoot*
omwille van het gemak
waarmee het pad
over de heuvels loopt
heeft hij de sneden
voor het venster gelegd
het inzichzelve
blauw van een brood
op tafel
vertoon van licht
op poten
breek de ochtend aan
het brood staat op krieken
de tafel genomen
om niet
staand blauw
trommelvuur
| |
[pagina 61]
| |
jachthond
licht rinkelt over de velden
hoog in de bomen spechten
achterlijk bont
klaterpeppels vloeken
tegen het mariablauwe zwerk
komaan verleid de boeren
hijs de postbeambte
sla hem
laat de pieren onderstromen
koester de honden
schotschuw tot in de dood
|