zweep dan niet!’ Had Nietzsche dan toch liever op de bok plaatsgenomen in plaats van ervoor? Of is hier sprake van enige rancune van de filosoof, die het niet kon verteren de ‘entzückendsten Traum meines Lebens’ door zijn eigen paranoïde gedrag voorgoed verloren te hebben?
Salomé woonde vervolgens enkele jaren op vriendschappelijke voet met Paul Rée in Berlijn samen, waar zij een wijde kring van intellectuele vrienden hadden, met name onder de naturalistische stroming. Hier schreef zij haar eerste boek, Im Kampf um Gott (1885), waarin zij onder meer haar gesprekken met Nietzsche over religie verwerkte, en ontmoette zij de half-Perzische oriëntalist F.C. Andreas, met wie zij, na herhaalde zelfmoorddreigementen van zijn kant, in 1887 dan toch in het huwelijk trad. Het was echter meer een intellectueel samenwerkingscontract, want het bed hebben zij nooit gedeeld. In die jaren begon tevens haar meest produktieve periode als schrijfster èn als geliefde. Salomé publiceerde haar studie over Nietzsche en essays en verhalen, en wisselde haar werk af met talloze amoureuze affaires. De schrijvers Frank Wedekind en Peter Altenberg, de politicus Georg Ledebour, de arts Friedrich Pineless en de dichter Rainer Maria Rilke mochten om beurten de nu lege plaatsen voor de bok innemen. De liefde met Rilke noemde Salomé de meest volwaardige, maar werd na enkele jaren toch door haar beëindigd. Rilke zou te afhankelijk van haar zijn geworden en steeds meer een soort symbiotische moeder-zoonrelatie met haar willen hebben, die haar vrijheid en zijn dichterschap in de weg zouden staan. Salomé stuurde hem in 1901 een brief getiteld Letzter Zuruf, waarin zij hem voorstelde ‘zelf zijn eigen donkere god tegemoet te gaan’, hetgeen hij ook gedaan heeft en wat de mooiste poëtische werken heeft opgeleverd. Het lijkt er soms op dat Salomé haar zweepje vooral gebruikte om mannen die te dicht op haar nek kwamen zitten, weer van zich af te slaan. Zij wilde koste wat het kost een zekere autonomie bewaren, die haar in staat zou stellen te reizen, te werken en te leven zoals zij wilde. Salomé en Rilke zijn goede vrienden gebleven; daarvan getuigt
hun dertig jaar lange correspondentie die gelukkig bewaard is gebleven en bij Insel Verlag is uitgegeven.
Naast de kunst en het sekseverschil was de liefde een van de belangrijkste thema's uit het werk van Salomé. Zij wijdde er in 1900 ook een theoretische tekst aan, de Gedanken über das Liebesproblem, waarin zij de liefde als een ‘creatieve levensdiepte’ omschrijft, die aan de ‘geest krachten toont die hij voordien niet kende’. Rond de eeuwwisseling verschuift Salomés