gezagsdrager binnen het systeem, hij is de plaatsvervanger van de profeet. De kalief moet de religie verdedigen en tegelijkertijd waken over het politieke bestuur van de wereld. In de islamitische wereld is het kalifaat de droom van rechtvaardig bestuur en dat is alleen aan Arabische mannen voorbehouden. ‘In een monotheïstische religie als de islam, waarin het goddelijke en het mannelijke één is, is het logisch dat vrouwen uitgesloten worden’, stelt Mernissi snerend vast. Er zijn nooit vrouwelijke kaliefen geweest, hoewel verscheidene vrouwen zich als religieus geleerde verdienstelijk hebben gemaakt. Vrouwelijke vormen van de woorden imam (geestelijke) en kalief, de twee opperste machtsbegrippen in de Arabische taal, bestaan gewoonweg niet.
Mernissi portretteert ietwat langdradig de levens van zeventien van de meest prominente heerseressen in de politieke geschiedenis van de islam. Een van de beroemdste sultanes is Sultana Radia, die vanaf 1236 een aantal jaren over Delhi regeerde. Sjadarat ad-Doer die als slavin in een harem begon, regeerde vanaf halverwege de dertiende eeuw over Egypte. Ook Radia, de dochter van een sultan, was als slaaf begonnen. Na zesentwintig jaar heerschappij wees hij zijn dochter aan als troonopvolger en negeerde daarmee haar twee broers en de zogenaamde moslimtraditie. De Malediven werden van 1347 tot 1388 bestuurd door drie opeenvolgende sultanes. In het vorstendom Atjeh, het eerste Indonesische moslimrijk volgden vier vorstinnen elkaar op tussen 1641 en 1699.
Volgens Mernissi zijn de Arabische vorstinnen met opzet vergeten. De ‘vergeetachtigheid’ van hedendaagse Arabische geschiedkundigen en zelfs westerse islamspecialisten als Bernard Lewis maakt volgens Mernissi duidelijk dat ‘moslimvrouwen in het algemeen en Arabische vrouwen in het bijzonder op niemand kunnen rekenen voor de interpretatie van hun geschiedenis’.
Ook de aanwezigheid van vrouwen in gebedshuizen is nog steeds een brandende kwestie binnen de islam. En toch is hun aanwezigheid in de moskee nooit verboden door de profeet Mohammed. De profeet verbood alleen degenen die ongekookte uien en knoflook gegeten hadden de toegang tot de moskee vanwege de stank. Fatima Mernissi stelt hiermee de dubbelhartige houding van verschillende imams ter discussie, die beweren naar de letter van de Koran te prediken en zij steekt op een fijnzinnige manier de draak met de mannelijke overheersing in de islam. De vier voorwaarden om tot kalief gekozen te worden zijn kennis, onpartijdigheid, deskundig-