intiem was. ‘Hoe eenzaam moet Oma geweest zijn, hoe eenzaam, ondanks ons.’ Op een nacht verscheen haar moeders moeder heel helder in een droom. ‘Toen verscheen Oma, zodat ik haar als mijn beschermengel beschouw en ik elke avond tegen haar bid en haar mijn zoentjes stuur.’ Naast Kitty creëerde Anne haar grootmoeder als beschermengel, aan wie ze haar gebeden en haar liefde zond. Zo probeerde Anne haar angsten en eenzaamheid te verdrijven. Een beschermengel kon immers iets, waar Kitty niet toe in staat was: altijd bij haar zijn.
In februari 1944 schreef Anne een sprookje, getiteld: ‘De schutsengel’. Daarin verwoordde ze heel mooi en eenvoudig haar gevoelens. Het verhaal speelt zich af in een huisje ver van de bewoonde wereld, waar een grootmoeder en haar kleindochter gelukkig samenleven, totdat de oude vrouw sterft. Het meisje gaat zelf ook bijna dood van verdriet en eenzaamheid, maar dan, op een nacht, verschijnt de grootmoeder en spreekt haar vermanend en liefdevol toe: ‘Je moet niet denken, dat nu ik dood ben, ik niet meer voor je zorg, ik ben in de hemel en kijk altijd op je neer. Ik ben je schutsengeltje geworden en ben nog net als vroeger altijd bij je.’
Door de beschermengel voelde Anne zich minder alleen gelaten en kon ze haar angsten beter aan. Anne dacht vaak terug aan haar vriendin Hanneli. Ze vermoedde dat Hanneli in een kamp zou zijn en maakte zich grote zorgen over haar. ‘En Hanneli, leeft zij nog? Wat doet zij? O God, bescherm haar en breng haar naar ons terug. Hanneli, aan jou zie ik steeds, hoe mijn lot ook had kunnen zijn, steeds zie ik mij in jou plaats.’ Anne identificeerde zich met haar vriendin en voelde zich machteloos. ‘Kon ik haar maar helpen! O God, dat ik hier alles heb, wat ik me maar wensen kan en dat zij door het harde noodlot zo aangepakt is. Zij was minstens zo vroom als ik, zij wilde ook het goede, waarom werd ik dan uitverkoren om te leven en moest zij wellicht sterven? Welk verschil was er tussen ons? Waarom zijn wij nu zo ver van elkander?’ Ze vroeg aan God om voor Hanneli te zorgen en tegelijk besefte ze haar eigen behoefte aan veiligheid en geborgenheid, die ze ondanks alles in het achterhuis miste. De beschermengel Oma verdreef de eenzaamheid voor Anne: wat haar ook te wachten stond, zij zou haar nooit in de steek laten en altijd bij haar zijn. Deze fantasie maakte dat Anne haar angsten en nare toekomstvisioenen een beetje in bedwang kon houden.
‘Lieve Kitty’, schreef ze in maart 1944: ‘Toen ik vanavond in het kaarsje keek [een joods gebruik op vrijdagavond], werd ik weer blij en rustig. Oma zit