perigheid. De ik-figuur benoemt alles, kijkt iedereen - dus ook zichzelf - midden in het gezicht. Gedurende dat proces komt ze in talloze luchtzakken terecht, een plotseling vallen in een stemming en behoefte, dat haar verward en onzeker achterlaat, door elkaar geschud.
De roman eindigt in een gedroomde apologie; deze heeft de vorm van een proces waarin alle medespelers hun mening geven. Daarin komen alle wegen samen waarlangs de ik-figuur haar route had gelegd, maar haar lichaam en het daarin verborgen kind kiezen de tegenovergestelde richting. Met andere woorden: ze kiest uiteindelijk bewust voor het kind, maar verliest het.
Het is verbazingwekkend, juist in een tijd dat veel vrouwen boeken schrijven, dat dit verhaal zo alleen lijkt, zo verloren. Ouderschap als literair onderwerp is nog steeds taboe, en hoewel in ieder geval twee redenen daarvoor begrijpelijk zijn (het is buitengewoon moeilijk te pakken en je wilt tenslotte niet dat je eigen kinderen later over je twijfels lezen), is het precies dat sociale weefsel dat Fallaci openbreekt, waarin alle pogingen om het leven met kinderen zichtbaar te maken, worden gesmoord. Dat er aan een zo belangrijk onderdeel van dagelijks leven en maatschappelijk bestaan, een terrein waar zoveel ingewikkelde interactie plaatsvindt, door onze literatoren geen woord wordt vuil gemaakt, is veelzeggend. De meest wezenlijke wisselwerking die er bestaat tussen menselijke wezens, precies daar waar je jezelf tegenkomt en - als je je best doet - het zou kunnen pakken, wordt al jaren genegeerd in precies die branche die op kinderleed en moederhaat patent heeft. Kortom, zulke literatuur als Brief aan een nooit geboren kind zou er meer moeten zijn: de verbeelding van een doorgaans verzwegen bokspartij op de centimeter, eerlijk, dapper en indringend.
Eenmaal door Fallaci's onverschrokkenheid gegrepen begon ik aan een andere roman, waarover ik eveneens lang geleden had gehoord en nooit naar had getaald: Een man (Un uomo, 1979). Daarin beschrijft zij wat er gebeurt met de verzetsheld Alekos Panagoulis nadat hij geprobeerd heeft op Papadopoulos een aanslag te plegen. Net als Brief aan een nooit geboren kind is deze roman zowel literatuur als document; in die zin dat Een man nog meer de vorm van een verslag heeft, namelijk van de wijze waarop de wil van Panagoulis ondanks marteling en vernedering in gevangenschap ongebroken blijft, iets waarvoor hij echter na zijn vrijlating de volle prijs moet betalen. Hij niet alleen overigens, maar ook de ik-figuur (die pas hal-