voor te stellen dat ik was zoals de meisjes uit de boeken die ik had gelezen - een meisje dat door de wrede stiefmoeder erg slecht behandeld werd, of een meisje dat plotseling helemaal geen ouders meer had. Als ik over zo'n soort meisje las en vond dat de schrijver met ver genoeg was gegaan, deed ik er meestal zelf nog een schepje ellende bovenop. Natuurlijk liep het altijd toch nog goed af voor dat meisje en ging ze samen met iemand anders op een schip naar Zanzibar of een ander ver oord, waar ze dan, omdat ze konden doen waar ze zin in hadden, nog lang en gelukkig leefden.’ Jamaica Kincaid verwezenlijkte haar eigen meisjesdroom. Zij vertrok naar de usa en kan zich inmiddels beschouwen als succesvol schrijfster.
Het duurde vele jaren voor zij Antigua bezocht. Antigua gaat nu gebukt onder een juk van toerisme en corruptie van de regering. In Negen bij twaalf beschrijft Kincaid eindelijk de bibliotheek van haar jeugd. Haar bibliotheek was een koloniale, van binnen en van buiten, ‘een groot, oud houten gebouw, geschilderd in een geeltint, met een brede veranda, zijn grote altijd openstaande ramen, zijn prachtige houten leestafels en stoelen, als u het geluid van zijn stilte kon horen, als u de geur van de zee kon ruiken, de hitte van de zee kon voelen...’
Alles wat er mis is met Antigua wordt gesymboliseerd door de bibliotheek. Niet dat die oude zeven pennies nog een probleem opleverden, de bibliothecaresse had wel wat anders aan haar hoofd. In 1974 vond er op Antigua een aardbeving plaats, een met hoofdletters: De Aardbeving, een gebeurtenis waarbij de bibliotheek zwaar beschadigd raakte. De koloniale regering plaatste er een bord bij met de tekst ‘dit gebouw werd vernield bij de aardbeving van 1974. herstelwerkzaamheden in voorbereiding’. Kort na de aardbeving werd Antigua onafhankelijk. Ruim tien jaar later is de situatie waarin de bibliotheek verkeert ongewijzigd. Antigua heeft zich ontwikkeld, heeft vele hotels en toeristenstranden. Wat er overgebleven is van de inhoud van de bibliotheek bevindt zich nu in een etage boven een manifacturenzaak. Daar zit nog altijd diezelfde bibliothecaresse, maar niet langer waakzaam. Zij is futloos en ontdaan van elke illusie. In het oude bibliotheekgebouw is een carnavalsvereniging gevestigd. Pleidooien voor herstel sorteren geen enkel effect. Er zijn weliswaar plannen om het gebouw op te knappen, maar bij die plannen hoort ook de huisvesting van toeristenwinkeltjes.
Kincaid zal niet de eerste zijn, die zich verzet tegen veranderingen in de beelden uit de omgeving van de jeugd. Haar aanklacht gaat echter verder dan