| |
| |
| |
Gedichten
Anne Sexton
Klein meisje, bonestaakje,
(bijna twaalf), is net een tuin.
Ach, lieverd! Geboren in dat mooie verjaardagspak
dat al zolang van jou is, dat je al zolang kent,
nu moet je het heetst van de dag zien aanbreken -
het heetst van de dag, dat spookuur.
Ach, grappig klein meisje - hier onder de bosbeskleurige hemel,
ja jij! Hoe kan ik je zeggen dat ik precies weet
wat je doormaakt en was waar jij nu bent?
Het komt me niet vreemd voor, dit zonderlinge thuis
waar ik je gezicht in mijn handen houd,
zo vol van afstandelijkheid,
zo vol van nabije koorts.
Je bent in de greep van de zomer,
net zoals toen ik, vorige maand in Amalfi, citroenen zag,
zo groot als de wereldbol op de rand van je bureau -
en ik zou het ook kunnen hebben over
de marktkraampjes met champignons
en bollen knoflook die op springen stonden.
| |
| |
Ik denk zelfs aan de boomgaard van hiernaast,
waar het uit is met de bessen
en de appels ronder beginnen te worden.
En ik weet nog dat ik ooit, in onze eerste achtertuin,
meters land volplantte met sperciebonen,
Je bent teveel om op te eten.
weer het gesprek van de oude vrouwen
die praten over een vrouw worden.
Ik weet nog dat ik toen niets hoorde.
Ik wachtte als een doelwit.
Laat het heetst van de dag aanbreken -
Eens geloofden de Romeinen
dat het om twaalf uur spookuur was,
en dat wil ik ook wel geloven,
onder die angstaanjagende zon,
en op een dag komen ze naar jou,
op een dag, mannen met ontbloot bovenlijf, jonge Romeinen
in het middaguur dat hen toebehoort,
| |
| |
Maar voordat zij naar binnen gaan,
en vóór hun vreemde handen
was er altijd deze hand die je vormde.
Ach, lieverd, laat je lichaam binnen,
Wat ik je wil zeggen, Linda,
is dat vrouwen tweemaal worden geboren.
Als ik je had kunnen zien groeien,
zoals een tovermoeder had gekund,
als ik in mijn doorzichtige toverbuik had kunnen kijken,
zou er binnenin zoveel rijping zijn geweest:
zaad dat uit zichzelf tekeer gaat,
het leven dat tegen de bedspijlen klopt,
duimen en twee geheimzinnige ogen,
het ontzaglijk menselijke hoofd,
het hart dat opspringt als een jong hondje,
een plek vol verwachting.
| |
| |
al die opschudding en dat kabaal en die keet,
die muziek, die scheutigheid,
die dwaze dansende muziekberen,
die onmisbare zoetigheid,
alles wat er aan de gang is!
Je bent teveel om op te eten.
Wat ik je wil zeggen, Linda,
is dat niets in je lichaam kan liegen.
Alles wat nieuw is, vertelt de waarheid.
een oude boom op de achtergrond.
zeker van jezelf, een witte steen, een goede steen -
zul je alles in vuur en vlam zetten,
| |
| |
| |
Jong
toen ik een eenzaam kind was
in een groot huis met vier
lag ik 's nachts op het gras,
met kreukelend klaver onder me,
een wijze sterrenhemel boven me,
mijn moeders raam een trechter
waar gele hitte uitstroomde,
mijn vaders raam, half dicht,
een oog waar slapers langsgaan,
en de planken van het huis
waren zo glad en wit als was
en wel een miljoen blaadjes
zeilden aan hun vreemde stengels
terwijl de krekels samen zongen
en ik, in mijn gloednieuwe lichaam,
nog net niet dat van een vrouw,
stelde de sterren mijn vragen
en dacht dat God echt de hitte
en het geschilderde licht kon zien,
ellebogen, knieën, dromen, goedenacht.
Vertaling: Bobbi Linschoten
|
|