| |
| |
| |
Gedichten
Andreas Burnier
1906-1939-1945-2000
scheef hangend in haar stoel,
die eens mijn sterke moeder was,
kijkt uit het rechte raam
De mensen zullen vrolijk worden
wat minder willen moorden.
| |
| |
die alles voor ons regelt?
Daar leer je toch niets van?
Ik zie het meer als iets van mensen,
Maar ja, ik ben van negentien nul zes.
Veel mensen worden nu heel oud.
Zelfs vierennegentig, dat kan toch best
als je het zelf echt wilt.
Haar kin zakt op haar borst,
Terwijl zij sluimert hoor ik het gerucht
en zes jaar op de vlucht.
Het schelle buitenlicht valt op haar wangen.
| |
| |
Dienstboden, lang gestorven, trekken door de gangen
van ieder huis dat zij bewoonde.
Alles moest altijd schoon.
Een witte stilte is nu om haar heen,
maar uit haar hart klinkt het geween
van kinderen en oorlogsvluchtelingen.
Haar handen, nog steeds slank en jong,
ontkennen haar voorgoed gezwollen armen.
Haar onveranderd ranke benen hangen
tussen gebroken heupen en vergroeide voeten.
De mond die mij mijn kinderboeken las
Haar bloed is veel te licht.
| |
| |
| |
Tweeduizend van de gewone jaartelling
‘Die ons in het leven heeft gehouden,
En die ons deze dag heeft doen beleven.’
Mijn doden uit het vroege van de eeuw
van toen in Gelderland nog velen woonden
tussen hun bossen, hun kleinvee, hun tuinen,
onder het frêle licht van berkebomen
in de rulle warmte van hun huizen.
Mijn doden uit het vroege van de eeuw.
Hoe ging het verder? vragen soms hun schimmen.
Stond toen de wereld stil? Draaide zij om?
Verdween zij in het niets?
Of ging zij verder? Worden wij herdacht?
Mijn doden uit het vroege van de eeuw,
in winterkou, geheel ontkleed,
De ruimten in, de deuren dicht.
Korte verbijstering en dan:
Urine, bloed en braaksel.
| |
| |
De laatste angst. Koud zweet.
Zutphen 1919 - Sobibor 1942
Arnhem 1908 - Auschwitz 1942
Doetinchem 1936 - Birkenau 1942
Hoe ging het verder? vragen zij.
Uit een proper en veilig leven
werden zij gejaagd, verdreven
naar Drenthe, Duitsland, Polen.
Januari: Toe Biesjwat, het Nieuwjaar van de bomen
April: lang kasjeren voor Pesach
Mei: 's nachts lernen voor Sjewoe-es
September: Rosj-Hasjone, Joods Nieuwjaar
Oktober: Jomkipper, Sokkes, Simches Toure
Het feestenjaar waarin de schakels schuiven, maar elke week:
Goed sjabbes en goed woch.
De tijd een kapstok van feesten:
Nog vele jaren in gezondheid, Bram.
| |
| |
Brismiele en barmitswe, choppe en lewaje, Joorzeit.
Tot honderdtwintig, Miriam.
Esther, verder geen leed.
Dag in dag uit tefille en sjema.
Brummen 1862 - Auschwitz 1943
Wehl 1901 - Sobibor 1943
Renkum 1939 - Auschwitz 1943
Niemand heeft hen verraden.
Niemand heeft hen opgepakt.
Niemand heeft hen op transport gesteld.
Niemand heeft hen in Westerbork bewaakt.
Niemand heeft hen in de trein gesloten.
Toch stapten zij uit in Auschwitz:
de kleinsten, de oudsten, de mannen, de vrouwen.
Doesburg 1910 - Birkenau 1944
Zelhem 1930 - Auschwitz 1944
Lochem 1941 - Auschwitz 1944
In een proper en veilig leven
leefden zij van geslacht tot geslacht,
hun opdracht zorgvuldig vervullend:
het heiligen van de tijd.
Wat kwam er na ons? vragen soms hun schimmen.
| |
| |
Dieren 1900 - Auschwitz 1945
Velp 1927 - Auschwitz 1945
Terborg 1941 - Auschwitz 1945
Jitgadal, wejitgadasj, sjemee raba
Verheven en geheiligd worde zijn grote naam.
Be'alma diewra chiroetei
In de wereld die Hij schiep naar zijn wil.
***
Er zijn nog maar weinig beneden
die de tijd helpen heiligen.
De tijd is veranderd, mijn velen
in de bundel van het eeuwige leven
Een nieuwe generatie Duitsers.
Een nieuwe generatie Polen.
Een nieuwe generatie Russen.
Een nieuwe generatie Balkan-mannen.
Een nieuwe generatie Edomieten.
De mensen uit het late van de eeuw
bidden anders, mijn velen,
in de bundel van het eeuwige leven
De tijd is nu platte ruimte,
Gebed is: om vernietiging schreeuwen.
| |
| |
Eenmaal per jaar worden jullie herdacht
in zwaar bewaakte synagogen
door huilend nageslacht -
de kinderen, kleinkinderen,
tussen de feesten van toen.
Aan het einde van twee millennia christendom
kijkt de wereld nog eenmaal om
achterwaarts in de toekomst vallend
verbaasd over de kou en de nacht.
|
|