Lust en Gratie. Jaargang 10(1993)– [tijdschrift] Lust en Gratie– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 21] [p. 21] Drie gedichten Voor Tonie Anneke Brassinga Bedding Bij gebrek aan parels en ringen zijn rouwrandjes beschaafde tooi. In een kale kamer de pelgrimage achter ingetogen vitrage, dooi: Mallarmé, zuchtje in deshabillé. Werd ik benaderd door de taal toen ik gebukt stond te rapen (niet hier) het afgemaaide gras? Als licht dat ook hier in mijn verdieping daalt? Venus van het kruispunt, rioolputje. Armen als die van Milo, door auto's daaglijks afgezet. Aan dweilen geen gebrek; elk ogenblik kan vlees, al waant het zich steen, gaan bloeden. Vallen is versteende tijd en zeker stilte die viel; ons beleven neemt met sprongen toe, bruggen gelijk door de eeuwen heen gebouwd over die ene rivier, zij houdt stand in naam alleen en neemt de benen. Hoe langzaam daal je in mijn tranendal - jij, onbekend verdronkene, was er al. [pagina 22] [p. 22] Sacré-Coeur In de immense paleizen en godsabattoirs leven witte muizen zonder tal en knagen gaten ondergronds in 't Emmenthal waar ritnaalden verwilderd als lawines razen. Zij kijken in glazen, te diep, en dweilen klamme wijfjes wier welvingen zo rooms als het heilig hart door lucht gemolken. De tenen wijd! Roder dan miswijn druipt bloed uit het kruis. Ik ben de spons op de staak, hol als dromen en riolen. Jardin des Plantes Grootheden van zeer klein kaliber: flits van de kantjil als de wind zo gejaagd. De zwarte panter gaapt zijn kort bestek van messen bloot, alsof natuurlijke dood niet allang was bedacht. Ik sta als Orpheus voor de nacht, een schim, kantjil in een panterpupil. Vorige Volgende