Lust en Gratie. Jaargang 9
(1992)– [tijdschrift] Lust en Gratie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 84]
| |
Terloops
| |
[pagina 85]
| |
Théâtre du Soleil, ‘De offerplengsters’, uit: De Atriden. Holland Festival 1991. Foto: Jaap Pieper.
| |
[pagina 86]
| |
niet erkend; want vrouwen staan pas aan het begin van de ontdekkingstocht op welke punten zij elkaar niet zouden begrijpen. Wie weerhield hen ervan om hun eigen gebied te betreden? Vermoedelijk niet alleen de mannen.
Vreemdheid heeft niet alleen met zelfvervreemding te maken, maar ook met het feit dat ‘de andere’ voor iemand een vreemde blijft. Welke vrouw heeft zich nu ooit haar eigen beeld van een man gemaakt? Misschien begint het wel bij zijn oor. Dit zou weer op ingrijpende wijze het beeld veranderen dat een vrouw van zichzelf heeft.
Ik weet niet of ik dichter bij mezelf zou zijn gekomen als ik ‘ich’ zou zijn gebleven. Nu ben ik eveneens ‘ik’. Het verblijf in de eigen taal garandeert op geen enkele manier een meer vertrouwde omgang met jezelf. Integendeel, dit kan een hindernis voor het leven zijn.
Het is pijnlijk nog niet eens in je eigen taal begrepen te worden en heel wonderlijk dat je waarschijnlijk aan de andere kant van de wereld, in een hele andere cultuur, op een onmiddellijk woordloos begrip kunt rekenen. Als je hier te lande hoofdpijn hebt wordt er gewoon doorgepraat; op Bali legde een inheemse vrouw haar hand op mijn voorhoofd en wij hoefden niets meer te zeggen.
De wereldbeschouwing van de Indianen is polytheïstisch. Om die reden benaderden zij de blanken in eerste instantie open en namen hen als ‘bekenden’ in hun gemeenschap op. Met het gevolg dat zij zelf verdreven werden. Voor de monotheïst zijn alle anderen behalve hijzelf vreemdelingen. ‘Toen ik een klein meisje was aan de rivier de Cheyenne had mijn grootmoeder de gewoonte een scheiding in mijn haar te maken en mijn voorhoofd geel te verven; zij stak ook een witte veer in mijn haar opdat ik niet door de bliksem getroffen zou worden. Iedere morgen daalden wij af naar de rivier. Mijn grootmoeder sprak tegen het water. Voordat we ons gingen wassen wilde zij aan het water vertellen hoe mooi het was en het | |
[pagina 87]
| |
water bedanken omdat het haar waste, vervolgens zong zij een lied voor het water. Ken je het gemurmel van het water? Als zij zong klonk het net zo.’Ga naar eind1. Mannen hebben de ‘wijde wereld’ altijd als veroveringsruimte opgevat; vreemdheid werd met eigen wapens bejegend. Wat doen vrouwen eigenlijk in den vreemde?
Mannen hebben het hedendaagse vagebonderen gestileerd tot een anti-mythe van een anti-held: alleen met sigaret in een hoekje geleund (James Dean). (Wat treurig!) Voor vrouwen is een dergelijke pose alleen maar tijdverspilling; zij zouden zich eindelijk kunnen bekwamen in het weggaan. Grootste verschil tussen mannen en vrouwen: de manier van gaan. Deze manier bepaalt je eigen verhouding tot de aarde waarop je loopt.
Ballingschap: het postmoderne wantrouwen tegen iedere vorm van durf. In plaats daarvan de intellectuele ondervraging. Eerst kritisch nadenken, pas dan mag je liefhebben.
Vorig jaar werd ik op oudejaarsdag op het Centraal Station in Amsterdam beroofd. De dief gaf mij de buit terug. We keken elkaar zwijgend aan en vervolgens, met een verlegen lachje, overhandigde hij mijn tas en mompelde ‘sorry’. Het is zeker een van de meest verstrekkende vormen van ballingschap dat het ‘goede’ en onze hoop daarop tot absolute uitzonderingen in ons leven horen. Ik hoop dat ik de jonge dief nooit vergeet.
En zij ging liggen in een schelp en dreef weg, niet wetend waarheen, maar in de hoop dat het water haar naar een zinvolle plek zou voeren. Vertaling Désirée Schyns |
|