| |
| |
| |
Kleine dictionaire van ballingschap
Xandra Schutte
Ballingschap. Een tegenwoordig veelvuldig gebruikt begrip dat net zozeer aan devaluatie onderhevig lijkt als harde dollars. Van oudsher was ballingschap het gevolg van een vonnis dat verbood een bepaald gebied te betreden. (‘De dolende ballingen des wouds’) Tegenwoordig, nu verbanning niet meer aan de orde van de dag is, is de betekenis van de term uitgebreid tot het ‘vrijwillig’ doch noodgedwongen - vanwege politieke, sociale, culturele, economische, seksuele en andere redenenen - verlaten van een (Lees: het eigen) land. En daarmee is ballingschap een deze eeuw dramatisch veel voorkomend verschijnsel. De positie van de balling is er een van fundamenteel buitengesloten zijn; het verlies is haar bestaanswijze. Verlies dat niet is te keren. Voor een balling is geen terugkeer mogelijk, omdat het terugkeren naar een bepaalde plaats nooit het terugkrijgen van de verloren tijd kan zijn. De balling verliest huis en haard, de heuvels en bossen, het silhouet van de stad. En de balling verliest de taal (zie aldaar). Maar wat de balling bovenal mist is veiligheid - haar nieuwe wereld kent voor haar geen systeem, zij wordt omringd door niet te duiden tekens. De gezichten, gebaren, namen en dingen zijn tastbaar maar onverklaarbaar. (‘Ik wankelde door een wereld waarvan de tekens me net zo duister bleven als het Etruskische schrift’, Jean Améry) Zie ook: Heimat, identiteit, prothese en vervreemding.
Ellende. Daar ligt de beste definitie van ballingschap in. Bovendien betekent ellende etymologisch verbanning.
Emigrant. Een landverhuizer, uitgeweken uit eigen land met een duidelijk doel. Zij kan heen en weer reizen en terugkeren, alhoewel zij door haar uitwijking nergens ècht thuis zal zijn. Ook zij wordt door een gevoel van verlies
| |
| |
achtervolgd, ook zij raakt vervreemd van haar geboorteland, ook zij is ontheemd en leeft in een minderheid. De emigrant leeft tussen twee vaderlanden, een ervaring die zowel verscheurend als vruchtbaar kan zijn. Zeker voor de schrijver kan de vage en veranderlijke ondergrond van twee culturen stimulerend zijn - dat laat de internationale stroom van migrantenliteratuur wel zien. (‘Onze identiteit is tegelijk meervoudig en gedeeld. Soms voelt het alsof we schrijlings op twee culturen zitten; op andere momenten alsof we tussen twee krukken vallen’, Salman Rushdie)
Grensoverschrijding. Zowel de balling als de emigrant als de nomade overschrijden letterlijk geografische grenzen. En hoe meer de landsgrenzen overschreden worden, hoe strenger ze bewaakt worden. Op de grenzen van het rijke Europa worden meer en meer figuurlijke verdedigingswallen opgeworpen, die maar al te goed werken. De krantepagina's vertellen dagelijks de tragische verhalen van mislukte grensoverschrijdingen, van asielzoekers die onverbiddelijk worden uitgewezen. Tegelijkertijd is grensoverschrijding een van de noemers van deze o zo veranderlijke eeuw. De grenzen die tussen de seksen en seksualiteiten lopen brokkelen af, de scheiding tussen centrum en marge wankelt, de barrières tussen de verschillende wetenschapsgebieden vervagen, onderzoek is grensverleggend, de cultuur is internationaler dan ooit, genres vermengen, het is allerwege kruisbestuiving, de categorie grens schrompelt weg, ideeën reizen over de hele wereld, woorden emigreren, et cetera. Vandaar dat de begrippen balling, emigrant en nomade met graagte in metaforische zin worden gebruikt. Zijn wij in deze tijden van verandering niet allen balling, émigré of nomade? Want is bovendien de menselijke staat van tegenwoordig niet ook die van vervreemding, lijden wij niet, net als de uitgewekenen, aan onze verscheurde, versplinterde identiteit?
Heimat. Duits voor geboorteland, vaderland. Het land van de kinderjaren en de jeugd. In zijn indrukwekkende essay ‘Wieviel Heimat braucht der Mensch’ maakt de Oostenrijks-joodse balling Jean Améry pijnlijk duidelijk wat het verschil tussen de verschillende landverhuizers is. De balling, en zeker de door zijn vertrouwde omgeving, zijn vroegere buren en schoolvriendjes verstoten jood, kent geen ‘Heimat’ meer. Zijn gekoesterde geboortegrond is onherstelbaar veranderd en hem vijandig geworden - dat is ook de reden om te vluchten. Anders dan de nomade en de emigrant kan hij dan ook geen ‘Heimat’ met zich meedragen. Hij beschikt niet over zoiets als ‘mobiele
| |
| |
Heimat’ of ‘Heimat-surrogaat’. De Duitse emigrantenschrijvers bijvoorbeeld hadden uiteraard hun grote zorgen, maar daarnaast konden zij die zorgen delen, konden zij elkaar ontmoeten, een emigrantengemeenschap vormen. En zo konden ze iets van hun ‘Heimat’ behouden. Améry ziet zeer goed in dat ontheemding ook kansen biedt, zeker in cultureel opzicht. Nieuwe, geestelijke landgenoten kunnen de pijn van het gemis enigszins verzachten. Niettemin is hij ervan overtuigd dat een cultureel internationalisme slechts goed kan gedijen op de bodem van nationale veiligheid: ‘Je moet “Heimat” hebben om het niet nodig te hebben’.
Heimwee. Het verlangen naar de geboortegrond, een verlangen dat zo sterk kan zijn dat het een ziekte gelijkt. Voor de balling gaat heimwee veel verder dan het traditionele, romantische heimwee. Voor haar is het zelfvervreemding - het verleden is immers weggevaagd. Thomas Mann heeft het niet voor niets over ‘hoofdwee’.
Identiteit. De uitgewekene is gedwongen haar identiteit opnieuw te definiëren - een deel van haar identiteit is achtergebleven in de glooiende heuvels van haar geboortegrond. In haar nieuwe wereld zweeft zij als een ruimtevaarder gewichtloos rond, zonder houvast. Haar identiteit vormt geen vaste basis meer. Integendeel, de identiteit van het verleden moet gedemonteerd worden, omdat zij op geen waarheid meer berust. De eenheid ervan, die altijd zo vanzelfsprekend is geweest, is door de ballingschap verscheurd. Het ‘ik’ van de balling is versplinterd en wordt daardoor wel als exemplarisch gezien voor het meervoudig ‘ik’ van de postmoderne mens. Zie ook: taal en vertalen.
Ik. Een woord dat in ballingschap een radicaal nieuwe betekenis krijgt, omdat ‘ik’ voortaan alleen staat, ‘ik’ niet meer contrasteert met ‘wij’. Daarbij wordt het niet alleen in een vreemde omgeving, maar ook dikwijls in een nieuwe, vervreemdende taal uitgesproken.
Kosmopoliet. Wereldburger. Al weer decennia geleden deed Virginia Woolf de volgende gevleugelde uitspraak: ‘Als vrouw heb ik geen land, als vrouw is de hele wereld mijn land.’ Jawel, vrouwen zijn ballingen, van oudsher buitengesloten van het maatschappelijke leven. Maar hun thuisloze staat kan ook ten goede worden gekeerd: omdat zij nergens thuis zijn, kunnen zij zich overal thuis voelen.
| |
| |
Moedertaal. De taal waarin de eerste voorzichtige verbale kinderschreden zijn gezet, de taal die vertrouwd is als de moederborst voor het kleine kind, de taal waarin je woont. De moedertaal is even vertrouwd als de omgeving waarin je opgroeit - beide groeien met je mee en bieden veiligheid. (‘Niet uw moedertaal spreken. Wonen in klanken, in samenhangen die geen binding meer hebben met wat het lichaam zich 's nachts herinnert, met de zuurzoete slaap van de kindertijd. Die taal van vroeger, die verdort zonder u ooit te verlaten, in u meedragen als een geheime kelder, of als een gehandicapt kind, dierbaar en nutteloos’, Julia Kristeva)
Nomade. Oorspronkelijk de benaming voor de zonder vaste woonplaats rondzwervende steppebewoners. In bredere zin iemand die een zwervend bestaan leidt - we kennen nu immers ook stadsnomaden. En nog breder iemand die zich in intellectueel opzicht niet laat begrenzen, een geestelijke kosmopoliet. Heden ten dage is het nomadisme een, zeker onder Franse filosofen, geliefkoosde metafoor voor het denken dat de aloude opposities ondermijnt. Het denken dat de tegenstellingen tussen centrum en marge, hoge en lage cultuur, ingezetenen en vreemdelingen te niet doet. En daarmee is, volgens de Frans georiënteerde filosoof Rosi Braidotti, de nomade het prototype van de ‘vrouw met ideeën’, van de feministische intellectueel. Zij verzet zich immers als geen ander tegen ‘het Ene’ - zij spreekt zich daarentegen uit voor het veelvuldige, voor de pluraliteit van het vrouwelijke vertoog. De feministische denker wil ontsnappen aan De Alomvattende Synthese, zij weigert zich in opposities en hiërarchieën te laten wringen.
Prothese. De kunstmatige taal van het nieuwe vaderland.
Taal. De balling laat niet alleen haar geboortegrond achter zich, ze doet ook onherroepelijk afstand van de haar vertrouwde taal. Het gevolg is dat zij is afgesloten van de moederbron van de woorden, zij draagt haar taal wel met zich mee, maar deze wordt niet meer gevoed. Het gevolg: een langzame verschrompeling. Zoals een bos bloeiende rozen uiteindelijk uitdroogt en een dood droogboeket wordt. De tweede taal wordt nooit meer dan een gebrekkig voertuig, een tweede, kunstmatige huid. Hans Mayer liet na zijn vlucht voor het nationaal-socialisme zijn naam achter zich - die moest worden uitgesproken in het dialect van zijn geboortestreek. En zijn geboortestreek was voor eens en voor al besmet geraakt. In zijn ballingschap nam hij daarom een Frans- | |
| |
klinkend schrijverspseudoniem aan: Jean Améry. De polyglotte dolende Russische geleerde die Kristeva ontmoette, zei spottend dat hij in vijftien talen Russisch sprak. Niet alleen moet de balling zich in een vreemde taal bewegen, de ruimte van de eigen taal wordt steeds kleiner. Maar natuurlijk kan in de taal ook een gevecht worden geleverd, een gevecht dat een weerspiegeling is van het gevecht dat zich in de werkelijkheid afspeelt, een gevecht tussen twee culturen. Want in de nieuwe taal moet een nieuwe identiteit worden opgebouwd.
Verleden. Een land waaruit wij allemaal zijn geëmigreerd. Alleen, zo geeft Salman Rushdie aan, ervaart de schrijver die zonder land en zonder taal is dat allicht sterker. De uitgeweken schrijver kan het verleden, en zijn land van herkomst, diep uit zijn herinnering opdiepen. Zoals een archeoloog de brokstukken van keramiek kan opgraven en door de gevonden scherven een indruk kan krijgen van de vaas zoals die was. Maar de waarheid van het verleden van de schrijver en de waarheid van de vaas zijn niet meer dan voorlopig en tijdelijk.
Vertalen. Van de ene taal naar de andere taal overbrengen. De balling en emigrant zijn van het ene land naar het andere land overgebracht, en dus zijn zij in zekere zin ‘vertaalde mensen’.
Vreemdeling. Iemand uit den vreemde, een buitenlander. In de huidige wereld, waarin treinen en auto's het vasteland doorkruisen en vliegtuigen moeiteloos continenten aaneenrijgen, de vakantie-in-den-vreemde een alledaags verschijnsel is geworden, is bijna iedereen wel eens kortstondig vreemdeling geweest. Maar wat voor de toerist een exotische ervaring is - een charmante onbekende wereld waarin een welluidende onbekende taal wordt gesproken -, is voor de balling onontkoombare en bittere werkelijkheid. Voor ingezetenen is de vreemdeling, zeker de vreemdeling die een nieuw thuis zoekt, de belichaming van ‘de ander’, en daarmee vaak van ‘de vijand’. De paradox wil dan ook dat de wereld opener is dan ooit voor de reiziger en tegelijk hoge barricades opwerpt voor de vluchteling. Zo wordt er gesproken van een ‘vreemdelingenprobleem’ en controleert de ‘vreemdelingenpolitie’ of de ‘vreemdelingenwet’ wel wordt nageleefd. Toch moeten we echter niet vergeten dat de vreemdeling in onszelf woont, aldus Julia Kristeva, Franse filosoof van Bulgaarse origine. De vreemdeling is de verborgen kant van onze
| |
| |
identiteit en van die verborgen kant moeten we houden, opdat we ook niet bang zijn voor het vreemde in de ander. (‘Als we de verontrustende vreemdheid in “onszelf” erkennen, zullen we aan die van buitenaf geen vreugde of verdriet beleven. Het vreemde is in mij en dus zijn wij allen vreemdelingen. Als ik vreemdeling ben, bestaan er geen vreemdelingen’, Julia Kristeva)
Bronnen
|
Jean Améry, ‘Wieviel Heimat braucht der Mensch?’, in: Jenseits von Schuld und Suhne, 1966. In vertaling van Annemiek Munsterdam opgenomen in: De XXIe eeuw, jrg. 2, 1992, nr. 5. |
Rosi Braidotti, Beelden van leegte. Vrouwen in de hedendaagse filosofie, Kok Agora, Kampen, 1990. |
Rosi Braidotti, ‘Als vrouw is de hele wereld mijn land. Nomadische gedachten over de Europese gemeenschap’, in: Lover jrg. 18, 1991 nr. 3. |
Julia Kristeva, De vreemdeling in onszelf, Uitgeverij Contact, Amsterdam 1991. |
Salman Rushdie, Vaderland in de verbeelding, Uitgeverij Veen, Amsterdam 1991. |
|
|