kramp. Of ik krijg er hoofdpijn van, of mijn lichaam doet zeer. Het feit dat ik hier en daar pijn heb vind ik trouwens bedenkelijk en symptomatisch. De diagnose zou wel eens tweespalt kunnen zijn. Op de een of andere manier stokt alles. Alles is onderhevig aan argwaan, wordt uit zijn verband gerukt en aan kritiek onderworpen. En dit gebeurt niet alleen met mij, maar ook met de hele omgeving: met het aardse, met dat wat onder en boven de aarde leeft. Met betrekking tot de Goden zou ik mijn beklag willen doen. Als het nu tenminste nog maar tot iets zou leiden: maar het leidt immers nergens toe. De in twijfel getrokken toestand zal altijd in twijfel getrokken blijven. Op vragen volgen nieuwe vragen. Ik vraag mezelf af waarom er dan eigenlijk nog iets gevraagd wordt. Zo bezien kun je je natuurlijk ook nestelen in het steeds weer opnieuw vragen stellen omwille van de vragen en dan wordt het vragen weer eenvoudig, omdat het dan eigenlijk niet meer om antwoorden gaat.
Dit laatste lijkt me, hoort ook bij de narcistische pose van het moderne Ik.
Dit is zeker niet het geval bij Beckett en beslist niet bij Ingeborg Bachmann. Ingeborg Bachmann had teveel verschillende vragen met betrekking tot het thema Ik. Zij kwam daardoor buiten het gesloten systeem van het eenvoudigweg vragen om het vragen te staan, en belandde in een afgrond. Weliswaar zijn oorspronkelijke vragen afkomstig uit deze afgrond, maar een antwoord hoef je niet te verwachten. Dit heeft uiteindelijk tot Ingeborg Bachmanns dood geleid. Ik verdenk Beckett ervan dat hij, hoewel hij het zichzelf niet gemakkelijk heeft gemaakt, toch ondanks alles in het systeem is blijven steken en dat hij er tot in uiterste consequenties in is blijven doordenken. Hij nam het systeem serieus, maar om die reden kon hij ook lang blijven leven. Beckett is indrukwekkend, maar pas bij Ingeborg Bachmann krijg ik weer pijn, lichamelijke pijn.
Wat ik mezelf afvraag is het volgende:
Wat is belangrijker?
Dat ik verdrietig ben of dat ik verdrietig ben?
Dat ik vrolijk ben of dat ik vrolijk ben?
Dat ik liefheb of dat ik liefheb?
Wanneer ik nu in overeenstemming met onze Ik-cultuur al bij Ik ophoud, blijf steken, dan komen bedroefdheid, vreugde, liefhebben