Lust en Gratie. Jaargang 5(1988)– [tijdschrift] Lust en Gratie– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 54] [p. 54] annemarie de waard Gedichten Een kreet verwaaide door de stad, ritselde na in rood wingerdblad. Een enkeling stond stil om de echo van die gil die zich net niet door het oor liet vangen, anderen sloten hun jas, versnelden hun pas met van schaamte brandende wangen. Nu hoorde ik het weer, erger deze keer, een flard pure doodsnood kleefde aan die windstoot. Ik spitste mijn oren, deed mijn best om te horen waar de bron van het gerucht zich bevond. Van alle kanten in dunne slierten langs ramen, deuren, door kieren sijpelt verdriet, woede en angst verzamelt zich in vlagen die blind van tranen door de straten jagen, [pagina 55] [p. 55] raast in de takken, kermt in de struiken; kijk, over het asfalt glijdt kippevel van het angstig gekrijt. Bloed drupt langs stammen, langs muren, wolken ballen zich in beursgeslagen kleuren, de geur van geweld en dood dringt zich in de lucht als de stad met een laatste zucht breekt en zich ontlaadt van de razernij die achter haar muren steekt. Campo di Tarragona Rondom de blauwe bergen die zich als een ordinaire jonge meid bloot en weelderig in het landschap hebben gevlijd. [pagina 56] [p. 56] Irion Uit een wereld die godinnen niet meer kent is Hera teruggekeerd naar haar geboortegrond en rust hier, voor de kust waar eens haar grootste tempel stond, versteend, verankerd voor Samos. Zij slaapt, haar borsten rijzen als bergen uit de zee, de tepels stijf tegen het schelle licht dat zindert boven Azië, haar dijen liggen opgetrokken op het land, in de lies het oude Rethymon, waar Marcus en Cleopatra voor anker lagen en over de purperen zee verwacht ik elk moment twaalf roodwangige schepen die weer van Troje komen varen. 's Avonds laat verrijst boven Turkije reusachtig groot en rond een rosse maan, moeder, oudste zuster, groet Hera, spreekt haar aan, gewend te toeven bij wie sluimert in haar schoot. [pagina 57] [p. 57] Juni in Friesland Vanmorgen vroeg om half zes lag de wereld schitterend nat en nieuw, als op de ochtend van de laatste scheppingsdag. De hemel, vrij van zijn kokon, stond trillend en transparant te wennen aan zijn vorm; de zon, net op, vloeide in stromen zilver en bleekgoud over het bloeiende gras, dat golvend nog onbetreden tot de horizon was, de wind oefende zijn stem in kruinen van bomen. Spreeuwen hakten met vrolijk misbaar onder het pannendak en bespraken duidelijk verstaanbaar de weldaad van alleen maar vogels - nou ja, en vissen - onder elkaar, want pas 's avonds, zei men later, was de schepping klaar. Vorige Volgende