Lust en Gratie. Jaargang 5
(1988)– [tijdschrift] Lust en Gratie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 66]
| |
[pagina 67]
| |
Het ‘Institut für Sexualwissenschaft’ dat Magnus Hirschfeld, specialist in seksuele varianten in het algemeen en homoseksualiteit in het bijzonder, in 1919 te Berlijn oprichtte heeft tot ver na zijn gewelddadige ontruiming in 1933 tot de literaire verbeelding gesproken. Dat heeft verbazingwekkende teksten opgeleverd, die in groteske kracht niet voor elkaar onderdoen. Zo beschrijft René Crevel in 1929 het ‘Institut sexuel’ van zekere Dr. Optimus Cerf-Mayer te Berlijn als een plaats waar vrouwen van eierstokken en borsten worden ontdaan die mannen zich maar al te graag laten aannaaien, waar ‘eonistische’ séances worden gehouden om pers en publiek de resultaten van deze metamorfoses te demonstreren, en waar een museum is dat naast de reisnecessaires van fallofiele dames de soldatenlaarzen van een mannelijke travestiet, die vrouwen verleidde door zich te kleden als een vrouw in mannenkleren, herbergt. Dr. Cerf-Mayer zelf wordt voorgesteld als de generaal van een leger geheimagenten dat de pisbakken, stoombaden, bordelen, boudoirs, openbare parken, zeemanskroegen, slaapzalen van kostscholen, ruimen van oorlogsschepen, wandelgangen van variété-theaters van de wereld afschuimt op zoek naar de sporen van alle denkbare menselijke seksuele aandriften, die vervolgens door Cerf-Mayer tot indrukwekkende statistieken en lijvige boekwerken worden omgewerkt.Ga naar eind1. Roger Peyrefitte creëert in 1959 de figuur van Magnus Baron von Manteuffel, die leeft op een dieet van radijs, komkommer, peen, courgette, aubergine en banaan, en die voor het ‘Institut für Sexualwissenschaft’ te Berlijn een historisch, etnologisch, filosofisch en fysiek onderzoek doet naar het mannelijk lid, waarvoor hij duistere gelegenheden bezoekt, minutieuze opmetingen verricht en drie wereldreizen maakt, hetgeen zijn neerslag zal vinden in een boek getiteld: Phallophysiognomonie.Ga naar eind2. En in 1981 doen Sibylle Lewitscharoff en Ulrich Moritz kond van de ontdekking van de verloren gewaande collectie liefdesobjecten van Magnus Hirschfeld, die sinds de jaren dertig door de kunsthistoricus en liefhebber Prof. Dr. Johann Trautmann is bewaard, beschreven en van nieuwe aanwinsten voorzien, waarvan de schrijvers als vooraankondiging voor de tentoonstelling ‘Objekt en Begeerte’ alvast enige staaltjes geven.Ga naar eind3. Deze selecte verzameling, men zou haast zeggen, deze variant in het groteske genre, heeft nu in Til Brugmans ‘Liefdeswarenhuis’ een waardige uitbreiding gevonden. | |
[pagina 68]
| |
Het ‘Institut für Sexualwissenschaft’ - een rondleidingLaat ons aannemen dat Til Brugman op enigerlei moment Hirschfelds Instituut heeft bezocht.Ga naar eind4. Uit de werken van Hirschfeld en enkele van zijn medewerkers in het InstituutGa naar eind5., uit de herinneringen van weer andere medewerkers, collegae en bezoekersGa naar eind6. en uit recent onderzoek naar Hirschfeld, zijn Instituut en de seksuele voorlichtingspraktijk in Weimar-DuitslandGa naar eind7. kan men zich enigszins een beeld vormen van wat zij daar moet hebben gezien. Het Instuut was gehuisvest in het voormalige paleis van een Prins Hatzfeld, In den Zelten 10, hoek Beethovenstrasse. Twee jaar na oprichting werd het uitgebreid met het belendende In den Zelten 9a. Het telde sindsdien honderdvijftien kamers. Boven de ingang in de Beethovenstrasse was met vergulde letters het devies van het Instituut aangebracht: ‘Amori et dolori sacrum’, gewijd aan liefde en leed. Bij binnenkomst werd men ontvangen door een imposante dame, Frau Heller, die in het Instituut een kamer bewoonde en zich op eigen initiatief achter een bureau in het voorportaal had gezet om de bezoekers naar de verschillende spreekkamers, afdelingen en verdiepingen te verwijzen. De bezoekers waren talrijk, en van uiteenlopende aard. Allereerst waren er de patiënten. Al in het eerste jaar van het Instituut kwamen er 3500 mensen voor in totaal 18.000 consulten. Van hen was tweederde van het mannelijk en eenderde van het vrouwelijk geslacht, hoewel strikt genomen een aanzienlijk deel (circa dertig procent) niet tot een van beide geslachten, maar tot de interseksuele varianten gerekend moest worden. Zij konden met hun problemen terecht bij een groot aantal afdelingen. Er was de afdeling zielsziekten, voor alle problemen van interseksuele variatie, drift- en libidostoornissen en huwelijkse aangelegenheden. Hier kon men als homoseksueel in ‘adaptatie-therapie’ om te leren leven met de eigen aanleg. Hier ook werd op verzoek aan homoseksuele vrouwen een verklaring van aangeboren homoseksualiteit verstrekt die hen in staat stelde voortaan een mannennaam te voeren, zich onder die naam bij de officiële instanties te laten registreren, en op de openbare weg straffeloos mannenkleren te dragen. Als aanstaande echtgenoot kon men na een onderzoek van de primaire mannelijke geslachtskenmerken en een test op het dragen van geslachtsziekten een gezondheidsverklaring krijgen om aan de ouders van de aanstaande echtgenote te overleggen. Er was een eugenetische afdeling voor moeder en kind | |
[pagina 69]
| |
waar eugenetische adviezen en voorbehoedmiddelen konden worden verkregen, en een afdeling huid- en geslachtsziekten voor de behandeling van geslachtsziekten. Op de röntgenologische afdeling kon men zich door bestraling van zijn gezichtsbeharing laten ontdoen. En op de afdeling chirurgie werden mannen die door overtreding van de zedelijkheidswetten met de strafrechter in aanraking waren gekomen langs operatieve weg van hun aangeborenheid afgeholpen. Ook werden hier in navolging van Steinach teelbaltransplantaties uitgevoerd, van een heteroseksuele naar een homoseksuele man, waardoor de vrouwelijke secundaire geslachtskenmerken en geslachtsdrift van de laatste aanmerkelijk mannelijker zouden worden. Was men een mannelijke travestiet en verlangde men een vrouwenlichaam, dan kon men zich op deze afdeling de penis laten amputeren, de teelballen laten verwijderen en van de blindedarm een vagina laten snijden. Tenslotte was er de juridische afdeling voor de juridische begeleiding van de veranderingen in burgerlijke staat en identiteit waarmee dergelijke medische ingrepen gepaard gingen. Het Instituut trok echter niet alleen patiënten. Wekelijks werden voor artsen en medisch studenten colleges gegeven en patiënten gedemonstreerd. Hoogwaardigheidsbekleders uit binnen- en buitenland werden op de hoogte gesteld van de laatste wetenschappelijke bevindingen, scholieren werden groepsgewijs seksueel voorgelicht, voor alle rangen en standen werden avonden georganiseerd waarop deskundigen vragen uit het publiek beantwoordden, en belangstellenden werd een rondleiding door het Instituut gegeven. Eén verdieping in het Instituut was gereserveerd voor verdachten van zedenmisdrijven, die daar hun voorarrest doorbrachten om op een ontlastende aangeboren aanleg te worden onderzocht. Ook anderen, artsen, patiënten en toevallige passanten, konden voor kortere of langere tijd in het Instituut ‘en pension’ verblijven. Maar u bevindt zich nog steeds in het voorportaal, bij Frau Heller. Deze heeft u zojuist de psychobiologische vragenlijst uitgereikt die iedere bezoeker wordt voorgelegd. Op welke leeftijd openbaarden zich bepaalde seksuele neigingen? Is de prins van uw dromen van het mannelijk of het vrouwelijk geslacht? Houdt u van gekruide spijzen? Valt u meer op vol of op mager, op ruw of op zacht, op hoog of op laag? Houdt u zich voor natuurlijk of tegennatuurlijk? En zo honderdvijftig vragen lang. De grote gespierde dame met de dure oorbellen en de diepe stem, in een creatie die men alleen in de casino's van Monte Carlo aantreft, is al lang en breed voorbij op weg naar Hirschfelds | |
[pagina 70]
| |
persoonlijk secretaris Karl Giese. En Frau Heller heeft u al verteld, dat dat een ritmeester was! In actieve dienst! U weet inmiddels ook, dat mocht u Hirschfeld in zijn studeerkamer op de eerste etage persoonlijk willen bezoeken, er dan twee wegen zijn: via zijn slaapkamer, of via zijn secretaris. U heeft met welgevallen de androgyne verschijning bekeken, die Frau Heller een brief aan Hirschfeld overhandigde waarin hij hem liet weten, dat hij zich dankzij Hirschfeld als herboren voelt en dat hij, nu hij niet langer Herta maar Gerd heet, nu hij niet langer gedoemd is vrouwenkleren te dragen maar voor de wereld de man mag zijn die hij zich altijd al heeft geweten, zich van zijn borsten heeft laten ontdoen. En tenslotte heeft u ook het vijfstemmige gezang op de achtergrond weten te lokaliseren: dat kwam uit de keuken in het souterrain waar de vijf dienstmeisjes van het Instituut zaten te breien van wie geen buitenstaander ooit merkte dat zij stuk voor stuk mannelijke travestieten waren. Frau Heller, wel gewend aan bezoekers die zich niet dadelijk als patiënt willen laten kennen, informeert of uw belangstelling voor het Instituut misschien van wetenschappelijke aard is. Op uw bevestigend antwoord beveelt zij een bezoek aan de chemisch-biologische afdeling aan. Daar legt men zich op sperma-onderzoek toe, waarvan de resultaten niet alleen wetenschappelijk hoogst belangwekkend zijn, maar ook maatschappelijk grote betekenis hebben: in echtscheidingsprocessen heeft micro-chemisch onderzoek van vrouwelijk ondergoed meer dan eens de doorslag gegeven, en meermalen konden alimentatie-eisen aan vermeende vaders met beslistheid worden afgewezen. Zo mogelijk nog belangwekkender is het grootscheepse afrodisiaca-onderzoek, waarbij alle potentieverhogende middelen waarop het Instituut beslag kon leggen op hun effectiviteit werden getoetst. Toen geen middel deugdelijk bleek, is in de Instituutslaboratoria een tweetal middelen ontwikkeld, waarvan het succes wetenschappelijk gegarandeerd is: de Titusparels en de Testifortan-tabletten. Begeesterd roemt Frau Heller de Testifortan-tabletten, samengesteld op basis van de totale teelbal, volgens een geheel nieuw procédé gedroogd, waardoor de orgaansappen een maximale concentratie bereiken en alle vitale factoren behouden blijven. Behalve teelballen, zaadblazen, voorstanderklieren en bijballen, bevat Testifortan bovendien hypofysevoorkwabben, bijnieren en het werkzame yohimbinextract.Ga naar eind8. Als u haar enthousiasme niet geheel blijkt te delen, oppert Frau Heller een bezoek aan het Instituutsmuseum. U wilt haar niet teleur- | |
[pagina 71]
| |
‘Harikata’: Japans ipsatie-instrumentarium (Collectio Japanica Schedel van Institut für Sexualwissenschaft, Berlijn).
de afzonderlijke stukken van het instrumentarium naast elkaar uitgestald. Uit: Hirschfeld & Linsert (1930).
| |
[pagina 72]
| |
stellen, u wilt niet nog langer op de drempel blijven dralen, dus u laat zich verwijzen naar Karl Giese, particulier secretaris van Hirschfeld tevens hoofd van het archief. Of u maar niet wilt vergeten onderweg de beeldafdeling aan te doen om uw primaire en secundaire geslachtskenmerken te laten fotograferen - uiteraard uitsluitend voor wetenschappelijk gebruik. De kamer van Giese bevond zich op de eerste etage van het hoofdgebouw, naast de privé-vertrekken van Hirschfeld. Deze verdieping bereikte men via een trappehuis, waarvan de muren behangen waren met de portretten van ernstige wetenschappers van het geslachtsleven als Havelock Ellis, Sigmund Freud, August Forel en Johannes Rutgers, onder wier ogen iedere lichtzinnige gedachte heiligschennis werd. De sfeer in Gieses kamer was een geheel andere. Hier verzamelde zich dagelijks Berlijns nette nichtendom voor een gezellige roddel over deze of gene NSDAP-functionaris die in het Instituut was gesignaleerd, of een spelletje blindeman met Hirschfeld. Giese, over wie Hirschfeld zich ‘körperlich-seelisch’ ontfermd had toen deze zich als jonge proletariër bij het Instituut gemeld had met de mededeling dat hij ‘ook zo’ was, had zich binnen korte tijd ontwikkeld tot ‘vrouw des huizes’ en hoofd van het archief, in welke hoedanigheden hij de rondleidingen door het museum verzorgde. Dit museum, hoe zal men het beschrijven? Giese zelf heeft in 1929 onder de titel ‘Eros im Museum’ een plichtmatige, weinig erotische poging gedaan.Ga naar eind9. Gaat men op ooggetuigeverslagen af, van Christopher Isherwood bij voorbeeld, die in 1929 voor enige maanden in het Instituut te gast was, of van Ludwig Levy-Lenz, in die tijd als gynaecoloog aan het Instituut verbonden, dan is dit wat u zag: ‘Er waren zwepen en kettingen en martelwerktuigen, ontworpen voor de liefhebbers van lekkere pijn; bewerkelijk versierde laarzen met hoge hakken voor de fetisjisten; kanten damesondergoed dat door wrede viriele Pruisische officieren onder hun uniformen was gedragen. Er waren onderstukken van broekspijpen, voorzien van elastiek om ze tussen knie en enkel op hun plaats te houden, waarmee je met niets anders dan een overjas en een paar schoenen aan schijnbaar geheel gekleed over straat kon gaan, om je dan voor een geschikte voorbijganger razendsnel te ontbloten. [...] En er was een fotogalerij, waarin naast de geslachtsorganen van pseudo-hermafrodieten beroemde homoseksuele paren hingen: Wilde met Alfred Douglas, Whitman met Peter Doyle, Lodewijk van Beieren met Kainz, Edward Carpenter met George Merrill.’Ga naar eind10. | |
[pagina 73]
| |
Godemichés,
Ersatzinstrumente, die von Frauen, die unter sexueller Enthaltsamkeit leiden, angewandt werden: a) aus Frankreich (1093), b) aus Innerafrika (1094). Die Tierblase wird mit Reiswasser als Ersatz der männlichen Spermaflüssigkeit angefüllt. uit: Magnus Hirschfeld, Geschlechtskunde IV, Stuttgart (1930), p. 735 | |
[pagina 74]
| |
‘Er waren duizenden foto's te zien, afbeeldingen van zedenmisdadigers, neurotici, krankzinnigen, van afwijkende seksuele gewoonten, perversiteiten, van middelen en werktuigen daartoe, mappen vol plaatjes van bordelen uit alle tijden en landen, foto's van prostituées, homoseksuelen, travestieten, lesbische vrouwen, kleptomanen en vele, vele anderen. [...] We bezaten talloze voorwerpen die als seksuele fetisjen gediend hadden: een verzameling van zo'n honderd hoge dameslaarzen in alle kleuren, soms zo hoog dat ze tot ver boven het dijbeen geregen konden worden. In hetzelfde vertrek stond een vitrine met haarvlechten en -staarten, die een vlechtenverzamelaar had afgeknipt en bewaard. Van een ondergoedfetisjist erfden we een selectie van het fijnste, meest wulpse en intieme ondergoed dat ooit gedragen werd. We bezaten in het museum zelfbevredigingsapparaten van eenvoudige godemichés tot lustopwekkers met elektrische aandrijving, waaronder één in de vorm van een driewieler met trapaandrijving.’Ga naar eind11. ‘Als curiosum verdient voorts een apparaat vermelding, dat een man afhandig was gemaakt, die daarmee op heterdaad was betrapt. Het ging hierbij om een kistje aan een steel, van boven en aan een van de zijkanten open, waarin schuins een spiegel gemonteerd was, zó dat de voyeuristisch behepte man er naast hem staande vrouwen mee onder de rokken kon kijken.’Ga naar eind12. Ter geruststelling van de kijker zij toegevoegd, dat de man op die manier meestal (meestal!) niet meer dan ondergoed zag. Na een laatste blik op de kast met voorwerpen, die in de loop der tijd uit 's mensen verschillende lichaamsopeningen waren verwijderd, zoals daar waren een houten steel van een schep, een lampgewicht, een opgerolde menukaart en een kroontjespen met houder, verlaat u dit erotisch museum waar al uw geheime wensen gematerialiseerd lijken.
Til Brugmans ‘Liefdeswarenhuis’ leek bij eerste lezing niet meer of minder dan een persiflage op Hirschfelds ‘Institut für Sexualwissenschaft’. Nu haar fictie en zijn werkelijkheid elkaar echter maar weinig blijken te ontlopen, wordt de fascinatie die zijn groteske sekspaleis op haar, die zich deelgenoot wist, moet hebben uitgeoefend zichtbaar, wordt de spot tevens zelfspot. Het is in deze combinatie van spot en zelfspot dat de seksgrotesken van Brugman en de androgyne collages van Höch elkaar verwant lijken.Ga naar eind13. Meer nog: Höchs ‘Russische Tänzerin’ (zie omslag), waarin zij zichzelf indirect (‘mein Doublé’) portret- | |
[pagina 75]
| |
teert met hét attribuut van iedere wrede viriele Pruisische officier (Hausmann! Van Doesburg!): de monocle, en zich aldus, ironisch maar wel binnen een lesbische context plaatstGa naar eind14., zou het pronkstuk van het erotisch museum geweest kunnen zijn.
Rest het slot van het verhaal. De interpretatie daarvan staat of valt met de tijd waarin ‘Warenhaus der Liebe’ geschreven werd. Zouden de wel te dateren grotesken uit dezelfde verzameling maatgevend zijn, dan is dat niet later dan 1931 geweest. Dat zou het verhaal een visionair karakter geven. Immers, in de eerste maanden na Hitlers machtsovername op 31 januari 1933 werd het Instituut meermalen aan huiszoekingen onderworpen, waarbij de nationaal-socialisten naar verluidt vooral belangstelling toonden voor de antecedenten van de talrijke partijleden die zich als patiënt, als staflid, ja zelfs als wetenschappelijk-humanitair activist met het Instituut hadden ingelaten. Het bleef echter niet bij huiszoekingen: op 6 mei 1933 werd het Instituut door studenten van het ‘Institut für Leibesübungen’ geplunderd, waarna op 10 mei 1933 circa 10.000 boeken uit de instituutsbibliotheek, talrijke archiefstukken waaronder 10.000 ingevulde psychobiologische vragenlijsten en 30.000 handgeschreven autobiografische getuigenissen en vele museumstukken publiekelijk werden verbrand. | |
[pagina 77]
| |
Uit de bundel Klankzin (1917-1922)? typoscript uit de nalatenschap van Til Brugman. Collectie Gerrit Jan de Rook, Den Haag.
|
|