Lust en Gratie. Jaargang 5
(1988)– [tijdschrift] Lust en Gratie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 58]
| |
[pagina 59]
| |
GELIEVE deze folder met aandacht te lezen alvorens hem in de prullenmand te gooien!!! | |
[pagina 60]
| |
Deze folder verstuurden wij met tienduizenden tegelijk. Op de dag van de opening kregen alle voorgelichte autoriteiten benevens de brandweer, medische deskundigen, de politie, de vereniging Onophoudelijk & Co., kerkelijke vertegenwoordigers, jeugdorganisaties, gymnastiekverenigingen, ziekenverplegers, hoteliers van enig formaat, modezaken, reisverenigingen, Maatschappijen ter Bestrijding van Geslachtsziekten, Rijkspresidenten een rondleiding door onze liefdesmagazijnen. Alles werd hun getoond, van de ontvangsthal tot de zolderkamer, van het zoutvat tot de auto. Ze waren enthousiast en schreven hun grote namen in het gastenboek. Terloops wezen wij op onze doctorsbullen van de grote liefdesuniversiteit in Patchamak, Mundi Omninaturalis, die ingelijst in de privé-spreekkamer hingen. Toen de hoge heren buigend afscheid namen, sloten wij de voordeuren, het warenhuis verzonk in rust, alleen de enorme lichtreclames op het dak en de automatische trompetten op de hoeken van het gebouw slingerden WILT U LIEFDE?? de wereld in. Nog voor middernacht kwam de eerste klant. Het was een van de hoge heren in hoogsteigen persoon, vertegenwoordiger van de regering, die in de loop van de dag bij ons op bezoek waren geweest. Wij ontvingen hem met de vanzelfsprekendheid die ons beroep eigen is, en vroegen hem zich zonder remmingen te uiten. Hij verzocht ons beleefd, de kleine staande lamp aan te doen in plaats van de felle plafonnière. Zijn wens was namelijk nogal apart... Wij verzekerden hem dat wij geen enkele wens apart vonden, maar zetten hem toch in het schemerlicht om zijn verlegenheid uit de weg te ruimen. Hij herhaalde dat zijn wens toch echt erg apart was... dat namelijk in zijn vroegste jeugd een po een onuitwisbare indruk op hem had gemaakt en dat hij sindsdien altijd had geprobeerd, zijn neiging te onderdrukken om voortdurend met een po samen te leven, al ging zijn begeerte daar eigenlijk uit. Daarom wilde hij nu een po op zijn hoofd dragen in plaats van een hoge hoed. Die po moest bovendien een bepaald formaat en een speciale kleur hebben en het oor moest precies op zijn eigen oor passen. Wij vroegen hem, zich naar magazijn 9 te begeven, waar we een grote collectie po's hadden. Als po-liefhebber bewonderde hij een groot aantal exemplaren, maar wat hij zocht vonden we pas op rij 28, vak 109, nummer 998. Hij werd erdoor aangetrokken als door een magneet, hij raakte in grote opwinding, streelde de po van | |
[pagina 61]
| |
binnen en van buiten, verdween er met zijn hele hoofd in en kuste vervolgens hartstochtelijk het oor van de po. Toen hij hem vervolgens liefdevol en teder op zijn hoofd had gezet, vroeg hij om een spiegel, zocht Andropeia aan de donkere hemel en hief met zijn blik op haar gericht, de spiegel achter zich, aan: Deswege zwelt mijn krop nu zo:
Na jaren geeft mij 't lot cadeau
De overal gezochte po.
Dat gedicht schreef hij daarna ook in het gastenboek, hij drukte ons meermalen de hand, betaalde de fancyprijs voor de po, en de vergoeding voor het attest dat hem toestemming gaf om de po te dragen, en verliet ons warenhuis, voor het eerst zijn po afnemend. Toen zich bij het ochtendkrieken een oude dame meldde, zette ik vast een schattig potje klaar, maar zij keurde het geen blik waardig. Ze was zwaar gesluierd en kuchte vele malen voordat ze met haar wens voor de dag kwam. ‘Magazijn 22’, zei mijn vrouw discreet, en ik bracht de zestigjarige naar de lift. Magazijn 22 is een hele verdieping met uitsluitend afdankertjes van elk kaliber. Boven aangekomen bood ik de oude dame een leunstoel aan, want het idee dat ze eindelijk zou krijgen waar ze al sinds haar tiende jaar naar had verlangd, maakte haar duizelig. Toen trok ik mij terug. Met echt vrouwelijke tact reikte mijn vrouw haar het begeerde aan op een fluwelen kussen, een gaaf bewaard gebleven stuk, de eenvoudige rijbroek van een doodgewone cavalerist, gegarandeerd uit de laatste oorlog. Maar de dame kon alleen het leren inzetstuk gebruiken, dus tornden mijn vrouw en ik razendsnel de veldgrijze rest eraf en spanden het toen volgens haar pijnlijk nauwkeurige instructies over de houten bril van een fonkelnieuwe w.c. Vervolgens ging ze er meermalen ongesluierd op zitten, en waarschijnlijk zou ze nog steeds zo bij ons in de weer zijn als we haar niet met plee en al omzichtig op wieltjes hadden gezet en haar zo via de lift naar haar auto hadden afgevoerd. Ze zwaaide naar ons en reed in een toestand van opperste gelukzaligheid naar huis. De volgende dag ontvingen wij een roerende brief... de oude dame voelde zich versteinacht, vertiensteinacht. De vergoeding was dienovereenkomstig. De oude heer die al zat te wachten, maar alleen met ons persoonlijk wilde onderhandelen, zocht twee roze kinderachterwerken van rubber uit, het ene met kleren aan die je uit kon trekken, het andere zonder toebehoren. Voor dat met kleren aan koos hij snoezig ondergoed en aan mijn vrouw vroeg hij uitvoerige inlichtingen over het wassen en strijken. | |
[pagina 62]
| |
Daarna kwam de gymnasiaste die zich geruime tijd opsloot in magazijn 2 met het opschrift Priapapa. We hadden wat problemen met haar, want ze beweerde dat ze een lamp had opgeslokt. Vervolgens troffen we bij haar nog een vulpen, een periscoop, een gummiknuppel, een houten been, het stokje van een verkeersagent en nog enkele kleinigheden aan. We maakten haar duidelijk dat ze bij ons een abonnement kon krijgen om naar hartelust te komen kleptomaneren. Ze nam onmiddellijk een abonnement voor het hele leven. Het was een uitstekende klant, want daags na haar herhaalde bezoeken stuurde ze ons altijd alles in goede orde terug. De afdeling parfums bood geconcentreerde geuren van mensen, dieren en dingen in alle soorten. Urine verkochten we per liter, suikerfaecaliën werden nabesteld, de halve maan was constant uitverkocht, claxons en alle machine-onderdelen beleefden plotseling drievoudige prijzen, zuigflessen handhaafden zich naast afgeknipte nagels, relikwieën van kippe-ogen naast zweetklierextracten. Onze afdeling uitvergrote waspreparaten, waaronder loodzware ogen, was voortdurend overbelast. Iemand vroeg om een honderdvoudige vergroting van een kruimel snuiftabak van zijn grootmoeder, een haar uit de snor van zijn grootvader. Soms deden we 's middags de gordijnen voor de lege etalages al dicht omdat de vraag te groot was geweest. Er waren uren dat de mensen ons aan één stuk door de hand kwamen drukken, ons ontroerd bedankten, omdat ze eindelijk hun liefdesrijk hadden gevonden. Een heer liet van ons beiden een olieverfschilderij maken omdat zijn hart eindelijk rust had gevonden. Hij had gedacht dat hij nooit van zijn leven zou kunnen liefhebben zoals hij dat wenste. Hij verzocht ons namelijk, twee spiegeleieren in linoleumwas voor hem te bakken en die dan ergens in de magazijnen te verstoppen, waar hij ze zonder onze hulp moest zoeken. Hij dwaalde door de magazijnen zo dat het hart je in je lijf omdraaide, werd steeds opgewondener en opgewondener totdat hij, geleid door de geur van het vet, de eieren eindelijk ergens vond. Vervolgens besnuffelde hij de braadpan vol ongeduld, overtuigde zich van het aantal eieren, schurkte een halve meter rond over de grond als een rashond en vertrok daarna verzaligd. Een ander huurde bij ons een dakkamertje waar hij zichzelf wilde beschilderen als lepralijder en waar hij wilde huizen. Hij begroette ons altijd met een ratel en zijn voedsel wenste hij aangereikt te krijgen door een klein luikje. Wij zaaiden bijna paniek toen we met gebruikte dameskammen, | |
[pagina 63]
| |
geconserveerde vrouwelijke levertranen en preservatieven adverteerden. Een ministersvrouw vroeg om een vlo waarvan het stuitbeen was weggeschoten en die ze tot aan het eind van zijn leven liefderijk zou kunnen verplegen. Een oudere heer liet zich bij ons een schoorsteen op zijn neus zetten waarin hij obscene woorden kon brullen zonder dat zijn omgeving meeluisterde. Een admiraal bestelde een reddingsgordeltje van camelia's en een tachtigjarige wees vroeg ons om oedipuscomplexen van papier-maché. Wij beleefden gouden dagen, de tijd vloog en toen ons warenhuis vijf jaar bestond, maakten wij daar vijftig jaar van. In de liefde leef je nu eenmaal snel. We hingen affiches van de plechtigheid op en onze clientèle vormde een feestcomité. Het terrein van Tempelhof werd afgehuurd. We reden er in een feestelijk tempo heen en zaten onder het feestbaldakijn toen de processie voorbijtrok. Voorop liepen de oude heren in wikkels, luiers en babypakjes in gesloten gelederen op stokpaardjes, geflankeerd door ongemeen strenge gevangenbewaarsters die commiesbrood in hun tandeloze monden stopten. Dan kwamen de weduwen met palmtakken, waaraan olifantstanden hingen, in de hand. Ze zwaaiden hun palmen door de lucht en zongen: ‘Gezegend zij die weduwe zijn’. Daarop volgden de heren met dotjes watten in de holte van hun hand en slabbetjes voor. Ze liepen op tafelpoten die ritmisch op de grond tikten. Op een van de vele hoog aangebrachte podia zat intussen een heer die een kanariepietje uit zijn mond tevoorschijn haalde, de veren van het beestje gladstreek om het vervolgens weer precies zo voor één minuut in zijn mond te laten verdwijnen. Een veertigjarige man, zwaargewicht, probeerde zich onophoudelijk in een kinderstoeltje te persen, waarbij hij bellen blies uit een urinebuis. Een dame die op een zeeleeuw gespietst zat als appelbloesem op een perelaar, hield een vlag omhoog waarop ons attest overgeschreven was, dat het haar onvoorwaardelijk was toegestaan, haar leven lang met haar achterlijf in het water te leven en van boven kostuums van Poiret te dragen. Verder was er nog een dame die zat te boeren, een grote schare aanbidders lag om haar heen op hun knieën en wachtte gespannen op het geluid. Er was een tent waar continu getransplanteerd werd. ‘BENT U AL BETRANSPLANTEERD’ stond er op het papier dat je in de hand gedrukt kreeg. Deze branche liep uitzonderlijk goed. Natuurlijk werden er bij de stormloop vergissingen gemaakt. Mensen die hun eigen klieren weer teruggeplaatst kregen en die zich toch heel anders gingen voelen, en mensen die zich ondanks apenklieren precies zo voelden als voordien. | |
[pagina 64]
| |
Het was een chaos, een kabaal, een geraas en getier, een feestelijke stemming, een verheven gevoel, een vreedzame extase zoals op aarde nog nooit vertoond was. Iedereen zat met zijn liefde waar het hem uitkwam en genoot van zijn aardse existentie. We ontvingen telegrammen dat er in het Yellow Stone Park, midden in de oceaan, op de Himalaya, aan de Noordpool en in de Sahara soortgelijke feesten waren georganiseerd, en dat de mensheid overal, dankbaar dat ze eindelijk de ketenen van de waanzinnigste opvattingen over de liefde had afgeschud, voor het eerst volmaakt gelukkig leefde. Wij keken elkaar verheugd aan... allemaal ons idee, om datgene wat de wetenschap had ontdekt ook ongeremd in werkelijkheid om te zetten. Daarom zagen we in onze vervoering niet dat het terrein van Tempelhof, precies zo als de andere feestterreinen in de wereld, werd omsingeld. We merkten het pas toen we helemaal ingesloten waren, en in het kinderlijke liefdesspel had ook niemand anders erop gelet. Nu ontstond er plotseling een woest gekrijs en iedereen was er opeens alleen nog maar op bedacht, zijn geliefde speelgoed te verbergen... te redden. Want de binnenstormende militaire horden riepen iedereen op hun liefdesobjecten onmiddellijk in te leveren. En als ze niet wilden, die verbijsterde mensen, dan gebruikte het leger geweld. De manschappen richtten brandstapels op, verbrijzelden wat ze in handen kregen, vertrapten wat zoëven nog het voorwerp van de tederste liefde was geweest. Ze wrongen de dame het boeren uit haar lijf en stampten de overal verspreid liggende klieren plat. Erbarmelijke kreten vlogen heen en weer. De mensen smeekten, beschermden hun gummi-achterwerkjes en kropen met de hoorn van hun grammofoon weg in de grond. Schuiftrompetten werden weggegrist nog voordat hun lied uit was, een jongeling verborg onder zijn uitgestrekte lichaam angstig een kale kop die alles voor hem betekende. Je verging van het gejammer. Toen stapte ik op de commandant af en stamelde: ‘Waarom dit alles?’ Plotseling herkende ik hem. ‘U hebt zelf bij ons een po uitgezocht!’ ‘Ssst,’ zei hij, ‘die ligt in de kluizen van de bank. Het is nu niet de tijd om daarover te praten’, voegde hij er luid en hooghartig aan toe... ‘Hier hogerhand... Volkenbond... Vredespaleis...’ ‘Hoezo?’ Ik kreunde. ‘Nou, dat is toch duidelijk!’ dreunde hij. ‘Sinds uw liefdesmagazijnen zijn geopend... Nou, waar blijft de geboorte... de goeie ouwe | |
[pagina 65]
| |
authentieke geboorte? Ik persoonlijk heb er, sinds ik voortdurend samenleef met mijn po, ook niet één meer ter wereld gebracht. Daarom... ben ik gescheiden... echtscheiding geen kleinigheid... kan u verzekeren, zelf grote moeite... maar hogere macht...’ ‘Maar, u was toch gelukkig? En al deze mensen waren ook gelukkig!’ ‘Zeer gelukkig geweest... niet bestrijden... Maar wat koopt de staat daarvoor’, brulde hij plotseling woedend. ‘Kunnen we bijvoorbeeld oorlog voeren met dat geluk? Als iedereen maar overal in het rond spermatiseert in plaats van kinderen op de wereld te zetten. Staat wil eierstokken... geen trommelstokken.’ Mijn vrouw wrong haar handen. ‘Maar...’ begon ze wanhopig... ‘we zijn toch al bezig aan kinderen te werken!! U kunt net zoveel kinderen voor de oorlog krijgen als u maar wilt...’ ‘Wat bedoelt u daarmee?’ donderde de commandant. ‘We laten gelijktijdig in de vijf werelddelen 1.000.000 miljoen celluloidkinderen ter wereld komen.’ ‘Waarom hebt u dat niet meteen gezegd?’ snauwde hij ons toe. ‘Maar,’ juichten wij ingehouden, ‘het was als een kleine verrassing bedoeld.’ ‘Wel potverdorie!’ vloekte de oude commandant, ‘als ik dat geweten had!!! Misschien is mijn po... hoewel opgesloten... mij al ontrouw geweest...’ Hij streek over zijn ogen. Toen donderde hij: ‘MARS... AFMARS... RECHTSOMKEERT... één twee... één twee...’ Plotseling vlogen de adjudanten over het terrein... vliegtuigen... telegrammen... radio... alles werd in beweging gezet... De slag tegen de liefde werd afgelast omdat de Volkenbond zich verwaardigde, met een minzaam gebaar de belofte van de celluloidkinderen te accepteren. Oorspronkelijke titel: Warenhaus der Liebe. Manuscript in Hannah Höch-Corpus Berlinische Galerie, Berlijn. |
|