Lust en Gratie. Jaargang 5
(1988)– [tijdschrift] Lust en Gratie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 28]
| |
[pagina 29]
| |
OntmoetingO waai die ingetrapte schedel uit mijn hoofd, wind
over het Spui en door mij heen
waai weg de wreedheid die ik juist moest lezen
in woorden van een topzwaar oorlogskind
het beeld waarmee zij steeds moet leven:
de boeren staan te pissen in een verse schedel
geen jood dit keer, geen communist,
een n.s.b. er -
o jij die op het Spui zo wezenloos aan het waaien bent
laat mijn gedachten
verschilferen als oude verf
van een te lang verwaarloosd raamkozijn
verwaaien als de dorre bloesem van de iepebomen
verweren als de verdwaasde tuinkabouter
die ik daarna zou tegenkomen
in de hal van het Maagdenhuis
(we botsten bijna op elkaar
ik zag zijn uilebrillenogen)
en die me vriendelijk verstrooid
vroeg of het ‘goed ging’ met me.
‘Het gaat heel goed’ riep ik bevlogen
mijn woorden moesten om hem te bereiken
over een peilloos diep ravijn
gevuld met ingetrapte schedels
daar waar de koffie-automaat moest zijn.
Maar het was waar: het ging heel goed met mij.
| |
[pagina 30]
| |
de zee ligt als een uitgespreide vrouw
de zon maakt een natte plek
van glinstering
tussen de koude golven
langs het strand
loopt een vrouw met schoenen in haar hand
ze trekt haar wijde gele jurk uit
haar armen gekruist
ze heeft een bruin lijf
verdwijnt in het rustige water
vermoeide golven likken aan haar borst
haar zonnebril houdt ze op
op de terrasjes van de houten strandhuisjes
eten de mensen hun avondmaal
de lucht van petroleumstellen
de nieuwslezer van zes uur
die komt vertellen dat er nog geen oorlog komt
het strand wordt leeg
een wolk vangt de zon
schaduw jaagt mensen in hun kleren
de vrouw droogt zich af
stapt in haar wijde jurk
en kamt haar natte zwarte haar
steeds staan aan de einder
sombere pijpen van de hoogovens
er hangen roze wolken boven
| |
[pagina 31]
| |
scheidingik dacht we gaan gemakkeljk uiteen
want het is lauw, al lang zo lauw
laten we waardig
onze koffers pakken, elk ons weegs
jou wacht een blonde vrouw
mij wacht een angstig lege
toekomst die ik vorm mag geven
maar wist je dan niet dat een scheiding
je levende hart uit je lijf rukt
lappen vlees wapperen
nutteloos in de wind
het bloeden begint
niet meer te stelpen
in dromen met watten en gaasverband
spuw ik gericht naar een blonde verpleegster
klauw repen huid uit haar aangezicht
zet mijn tanden in haar hals en bijt door
in mij is Dracula herrezen
ik vermoord je nieuwe liefde
heb je dat gehoord?
ik ga in pijn naar bed
ik sta in pijn op
pijn ligt als een klein rotsblok
op mijn borst, iedere morgen
als ik wakker word
ik doe wat niet mag
ik bel je op in de nacht
ik laat het rinkelen in je lege keuken
ver buiten mijn lichaam bonkt mijn hart
mijn vingers jeuken van wrok
| |
[pagina 32]
| |
liefste, ik lig in mijn bed te beven
ik klem mijn beer tegen mijn borst
als de baby die ik was
die godvergeten in een biezen mandje lag
mijn mond is droog
mijn tong is dor
mijn pen houdt me in leven
| |
Maria Magdalenain allerlei gedaanten
waart zij door de witte huizen van Eilat
haar blote voeten kletsen op koel granieten vloeren
zij serveert glazen lauwe Nescafé
aan mannen die uitgeput van hun versiertoer
in diepe slaap verzonken op de bank
van hoeren en hun mama dromen
zij ruimt de resten weg van het ontbijt
en veegt de laatste kruimels van de tafel
verlost de laatste man van zijn pijnlijke
toren van Babel
het geeft niet, zij spreekt alle talen
in alle huizen is zij thuis
zij draait de ghetto-blaster luider:
‘precious memories, how they linger
how they ever flood my soul’
droomt over een gezin, een echtgenoot
twee kleuters op haar schoot -
| |
[pagina 33]
| |
Maria Magdalenaneem mij vanavond
bij mijn hand en
neem mij
tussen de groezelige lakens van dit hotel
aangetast door zuchten
we zullen whiskey drinken eerst
door de open deuren naar het balkon
zal het lege lachen van de laatste gasten komen
en ik geef jou en jij geeft mij
het vullen van de leegte
neem mij
ik bied me aan
o teerbeminde onbekende
je eenzaamheid doet me pijn.
| |
[pagina 34]
| |
New Yorkde wanhoop heeft zich ondergronds
gangen gegraven
de toegang is een dollar, komt dat zien
draai door het tourniquet
de treinen zijn vergoord
ze rammelen langs de perrons
volgespoten met het Woord
dat was in den beginne
en tot het eind der dagen in vette
viltstiftlagen de reizigers zal begroeten
reizigers, houdt moed!
de generatie van de toekomst
kent nog het alfabet
in plaatstalen wagons
verteert de klamme hitte
je laatste resten energie
gelaten zitten we naast elkaar
reizigers van Brooklyn naar de Bronx
zwart en joods, chinees en wit
slapend op het schokkend ritme
van een onbegrepen ondergrondse
die zich naar alle kanten spreidt
een gulzige poliep met vele zwarte armen
als darmen door de onderbuik van New York City
zij trekt de reizigers onder de grond
een eindeloos verterend labyrinth
bedorven lucht komt uit haar mond
en waar wij gaan, knorren haar gangen
| |
[pagina 35]
| |
met kracht worden wij uitgeworpen
boven de grond
waar het ego heerst in zilvervosbont
daar zweven lachspiegellange
Cadillacs langs met een t.v. antenne
op de wuft glimmende achterflank
hun vensters gesluierd voor de inkijk van
de voetgaande kansloze medemens
die heeft soms als ledikant
een opengevouwen doos van bordkarton
onder de arcades van dure gebouwen
- de Metropolitan of een bank -
sluimert hij in zijn gevonden slaapzak
door de kapotte zolen van zijn base-ball shoes
zie ik zijn voeten met sporen van bloed
zijn krukken wachten op zijn wakker worden
en waken over de plastic tas
waarin al zijn bezittingen zijn geborgen
de wanhoop heeft zich ondergronds
gangen gegraven
dampt op uit de roosters en gaten
waar de van God verlatenen liggen te slapen
haar corrosieve walm
tast het roestvrij stalen hart dat klopt in de
top van het Empire State Building aan
eens zullen de bazuinen schallen en deze
stad zakt in haar ingewanden weg
en wordt tot as
|
|