Lust en Gratie. Jaargang 2
(1985)– [tijdschrift] Lust en Gratie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 56]
| |
[pagina 57]
| |
Ik ontwikkelde dit essayGa naar voetnoot1. toen Jaunita Weaver essays aan het verzamelen was onder de titel ‘Companions of the Way’ (Reisgenoten). De essays zouden verschillende avonturen moeten beschrijven van vrouwen die op zoek waren naar een duidelijk vrouwelijke dimensie van spiritualiteit. Mijn essay bleek te lang te zijn en eindigde met een andere strekking dan mijn bedoeling was. Ik besefte dat er iets was dat ik eerst uit de weg moest ruimen voordat ik kon beginnen aan wat Jaunita me vroeg. Ik maakte in die tijd deel uit van een kleine koesterende, genezende en elkaar ondersteunende groep vrouwen; we schiepen onze eigen rituelen uit ons gemeenschappelijk leven, maar wanneer iemand dat aanduidde als ‘spiritualiteit’ leek dat woord de lading niet te dekken. Tenslotte kwam de vraag naar boven: Nemen vrouwen een oud woord - spiritualiteit/spiritueelGa naar voetnoot2 uit een patriarchale cultuur en mentaliteit - een woord dat vol zit met patriarchale opvattingen en beelden die we ‘van bovenaf kregen aangereikt’ en proberen we onze nieuwe ervaringen en emoties die van onderaf naar boven komen in dat oude, verouderde woord te laten passen? Er bestond bij deze vrouwen geen twijfel om het gebruik van het woord religie te vermijden. Religie had in die tijd de bijbetekenis van een ‘institutionele’ realiteit waar vrouwen in toene- | |
[pagina 58]
| |
mende mate argwanend tegenover stonden. In dit essay heb ik de geschiedenis en oorsprong van het woord spiritueel/spiritualiteit onderzocht en ontdekt dat het al ouder is dan het patriarchaat. Maar de vraag blijft: Is de term zo ingeburgerd en onveranderlijk dat er geen hoop op herstel is? We leven in een nieuwe tijd met nieuwe wetenschappelijk/religieuze kennis. Staat er een schitterend nieuw woord te wachten om de inspirerende ervaringen die vrouwen nu hebben te omvatten, ervaringen die nog niet volledig omschreven kunnen worden vanwege een patriarchale taalstructuur? Sally Gearhart reikte mij op een keer de zin aan ‘een woord dat nog onzegbaar is’. Terwijl we toen niet dachten in termen als spiritueel en spiritualiteit, waren we het er wel over eens dat vrouwen emoties, inzichten en ervaringen hebben waar in de patriarchale taal geen woorden voor bestaan. Ik wil de mogelijkheid aan de orde stellen dat er wellicht een woord bestaat, dat er vele woorden bestaan, die wachten tot vrouwen ze gaan uitspreken. Misschien is er een woord dat nog nooit een klank gevonden heeft - een woord dat, wanneer wij het beginnen te spreken ons een diepere ervaringswereld zal schenken, ons in contact zal brengen met bronnen van kracht - energie waar we ons maar pas van beginnen bewust te worden.
Er doet zich in de vrouwenwereld een nieuw verschijnsel voor. We zullen het, althans voorlopig, ‘spiritualiteit’ noemen of eraan refereren als een nieuwe dimensie van de geest (‘spirit’). Het is nog niet duidelijk of die naam een opzettelijke keus is of dat het de enige is die we ter beschikking hebben; of deze naam de geschiedenis van een vroeger in hoog aanzien staande, pre-patriarchale ervaring in ere kan herstellen, of dat het een tijdelijke naam is die wacht tot er een nieuw, organisch woord naar boven komt dat nu nog onzegbaar is. Oppervlakkig bezien lijkt het alsof het ongewijzigd is overgenomen uit de | |
[pagina 59]
| |
patriarchale woordenschat waarin ‘spiritualiteit’ is ingeburgerd en onder controle staat van de hiërarchische denkwijze. Het doel van dit essay is enige van deze mogelijkheden in kort bestek nader te bekijken, zodat vrouwen die betrokken zijn bij de spirituele zoektocht zich meer bewust worden van de manieren waarop onze taal deze queeste, en onszelf, beïnvloedt. De taal omvat in deze context behalve beelden, symbolen, gebaren, structuren, ook woorden en woordsamenstellingen. Wanneer eenmaal de opkomst van de spirituele belangstelling wordt ervaren als mogelijke rebellie tegen het patriarchaat (zelfs wanneer patriarchale politici hun toevlucht nemen tot het gebruik van spirituele symbolen voor politieke doeleinden) en als een zoektocht naar andere bronnen van leven, dan is het niet verrassend dat wij in de vrouwenbeweging, en feministen in het algemeen, nieuwe vormen van spiritualiteit trachten te creëren vanuit onze eigen ervaringen, juist omdat de gangbare interpretatie van het spirituele uit de mannelijke ervaringswereld voortkomt. Verwonderlijk is wèl, dat het kritiekloze gebruik van de patriarchale term het hele scala van vrouwen omvat, die een nieuwe werkelijkheid onderzoeken en scheppen. Volgens mij is er op dit punt van de geschiedenis iets geheel nieuws dat worstelt om gestalte te krijgen en waarvoor een nieuwe woordsymboliek en nieuwe beelden zijn vereist om dat nieuwe volledig tot uitdrukking te brengen. Ongeveer vijfendertig jaar geleden vestigde Susanne LangerGa naar voetnoot3 nadrukkelijk de aandacht op wat zij de ‘vormende’ of ‘genererende kracht’ van de woordsymboliek noemde. Dat wil zeggen dat woorden een veel groter krachtvermogen bezitten dan alleen als communicatiemiddel of als middel om gebeurtenissen uit het verleden vast te leggen. Prachtige nieuwe woorden, en oude woorden die op een nieuwe manier worden gebruikt, scheppen daadwerkelijk nieuwe realiteiten. Nog vaker, zelfs wanneer ze niet geheel duidelijk zijn, laten ze zien dat de oude vormen niet langer in staat zijn om dat ene uit te drukken dat duidelijk worstelt om zich als nieuwe betekenis te uiten - om geboren te worden. Die woorden zouden kunnen worden geboren, ware het niet dat mensen de oude, beperkende vormen niet kunnen of willen loslaten. Zowel Albert Einstein als Niels BohrGa naar voetnoot4, die onafhankelijk van elkaar aan hun respectieve theorieën werkten, beweerden dat de oude taalsymboliek van de fysica voor hun werk niet langer opging. Daarom | |
[pagina 60]
| |
creëerden zij nieuwe taalvormen in plaats van te proberen hun nieuwe natuurkundige ideëen in bestaande symbolen onder te brengen. Einstein verklaarde dit als volgt: Op deze manier werd er ruimte geschapen voor het denken... dat een nieuwe manier toestond om ruimte en tijd te beschrijven als onderling verband houdend, afhankelijk van algemene fysische voorwaarden als snelheid, zwaartekrachtvelden, enz. In dezelfde geest bemerkte Bohr: ... de nutteloosheid van de pogingen om alleen de inhoud te wijzigen van... klassieke wetmatigheden. Ik zou in dit essay ook de vraag kunnen opperen of het gebruik door vrouwen van de patriarchale term spiritueel (tot de geest behorend), adequaat is voor het vormen van wat we nu te weten komen, of dat we een vroegere, pre-patriarchale geschiedenis kunnen terughalen die vrouwen en de verworpenen der aarde niet uitsluit. Beide pogingen zouden op dit moment onbewust, maar daarom niet minder reëel zijn. Eén van beide lijkt echter onvermijdelijk. | |
Geest is een oeroud woordDe vroegste betekenis van het woord geest die we kunnen achterhalen stamt af van het woord adem - adem van het lichaam (‘dichterbij dan de ademhaling’), levensadem, en later de wind van de kosmos. De Hebreeuwse oervorm van het woord is ruach, een vrouwelijk woord. Maar geest blijkt veel ouder te zijn dan de Hebreeuwse taal. De adem (geest) werd volgens deze opvatting door de moeder bij de geboorte aan het kind gegeven. Uitgebreid tot kosmische dimensies werd het beeld dat van de oude Godin - de bron en voedster van alle leven. Uit haar stof ontstond het eerste levende wezen en in het opwarrelende stof ademde de levensenergie (geest) van leven. In deze schepping wordt het lichaam niet gescheiden van de geest, noch de geest gescheiden van de vrouw, noch de geschiedenis gescheiden van de natuur. Vanuit dezelfde beweging komt het transcenderende voort, dat ontstijgt aan wat reeds bestaat. De oude, trotse geschiedenis van de geest kan worden beschouwd als een duidelijke draad - een diepe onderbewuste laag van het vrouwelijke - die door de patriarchale literatuur loopt, onderdrukt en vervormd, maar nooit helemaal weggevaagd. | |
[pagina 61]
| |
Ik ben niet de enige die van mening is dat de patriarchale literatuur die het westerse denken, de cultuur en de politieke stelsels het meest heeft beïnvloed, moet worden gezocht in de joods-christelijke traditie. In deze traditie is het niet al te moeilijk de onderdrukking van vrouwen en het temmen van de geest tot één en dezelfde beweging terug te voeren. De Hebreeuws-Christelijke bijbel, evenals vele mythen uit de Griekse en Romeinse geschiedenis, mogen hierbij dienen als voorbeelden voor de manier waarop het patriarchaat de structuur van de beschaving heeft omgevormd teneinde de vrouw in een onderworpen positie te plaatsen.Ga naar voetnoot5 De literatuurhistorica Katherine RogersGa naar voetnoot6 beschouwt de mythe van Adam en Eva als het resultaat van deze bedenkelijke vrouwvijandigheid, ‘... want hier wordt getoond dat de vrouw haast met tegenzin werd geschapen, toen niet één schepsel aan de behoeften van de man kon voldoen.’ Joseph Campbell toont in zijn ‘Masks of God: Occidental Mythology’ aan dat: ... [in Genesis 3, de zondeval] Jahweh de vrouw vervloekt, opdat zij in smart haar kinderen zal baren en haar man onderdanig zijn - waarmee het patriarchaat zijn stempel drukt op de nieuwe tijd... ... Niemand die bekend is met de mythologie over de godin uit de primitieve, oude en oosterse wereld kan de bijbel lezen zonder op iedere pagina equivalenten van die mythologie te herkennen, maar dan vervormd, teneinde een argument te geven dat tegengesteld is aan de oudere religies.Ga naar voetnoot7 Op dezelfde manier waarop deze vroegste beelden naar patriarchaal model werden omgevormd werd ook de geest uit zijn organische oorsprong weggerukt, gescheiden van het lichaam - van de moeder (de vrouw) en de godin - van Moeder Aarde of de Godin van de Aarde. De nieuwe manifestatie van de geest, in hiërarchische termen geprojecteerd, kwam vanuit de vader, die de ‘spirit of life’ (geest des levens) in de vorm van sperma uitstootte als een minuscuul kindje, dat hij op die wijze in de baarmoeder bracht (die in die optiek slechts een voedende functie had). De vader werd als enige ouder beschouwd, zoals de vroege patriarchale mytologie en de latere patriarchale | |
[pagina 62]
| |
wetenschap laten zien. De kosmische dimensie van deze zelfde beweging scheurde de geest los van haar aardse, menselijke oorsprong en plaatste haar boven de mensen, in de lucht, voortkomend uit een almachtige Vader - een mannelijke God. In het patriarchale, godsdienstige ritueel was de geest eigendom en bezit, op precies dezelfde manier waarop ook vrouwen bezit waren. De patriarchen eigenden zich het alleenrecht toe om de geest te definiëren, te interpreteren en uit hun ervaringswereld op te roepen en vervolgens op vrouwen en kinderen te projecteren zoals zij meenden dat vrouwen en kinderen de geest ‘behoorden’ te ervaren. Het actieve werkwoord transcenderen’ (synoniem met adem en geest) veranderde in een statisch zelfstandig naamwoord transcendentie, afgescheiden van het lichaam en de vrouw. De hiërarchische richting veronderstelde finaliteit: ‘van boven aangereikt naar beneden’ in plaats van de vroegere bewegingsrichting ‘van beneden naar boven’. In hiërarchische termen daalt de duif (geest) af (transcendentie). Maar in organische zin stijgt de duif op - ze is transcenderend - en houdt zodoende de krachtige metaforische beweging in stand, als niet gescheiden van de mensen zelf. De duif (geest) die neerdaalt suggereert macht over; de duif die opstijgt roept - net als de phoenix - het beeld op van leven uit het hart van een worstelend volk. De onderbewuste laag van de geest en het vrouwelijke kan in de hele bijbel worden ontdekt, ondanks het patriarchale taalgebruik. Merk op hoe het beeld van de oude Godin der Aarde (‘uit haar stof werd het eerste levende wezen geschapen’) onderbewust doorkomt bij de schrijver van het verhaal van Adam en Eva: hij laat de man, bij ontstentenis van een baarmoeder, zich via zijn rib voortplanten en zijn kroost vervolgens ‘moeder aller levenden (moeder van al wat adem heeft)’ noemen. Voor zichzelf en zijn god maakt hij echter een uitzondering. De man, die zelf reeds geschapen was ‘uit het stof der aarde’ weerspiegelt duidelijk de vroegere voorstellingswereld van de godin en de organische aard van de geest. In die zin past het beeld niet meer, is het niet op zijn plaats, onharmonieus, wanneer het wordt overgebracht naar een patriarchale gedachtenstructuur. De omzetting zet zich voort in de poging van de man om de functies van de vrouw voor zichzelf en zijn mannelijke god op te eisen, een god met wie hij zich kan identificeren en de vrouw niet. Zo werd het fundament voor de scheiding van de geest en het organische gelegd, die tot op heden wordt weerspiegeld in de dualistische opsplitsing tussen lichaam en geest, verstand en gevoel, natuur en historie, het persoonlijke en het politieke, het sociale. In gedeeltelijk contrast hiermee wordt de hiërarchische scheiding van | |
[pagina 63]
| |
lichaam en geest duidelijk in Genesis 1:1-2, waar het vroegste beeld van het scheppingsproces van alle leven wordt weergegeven als geest. We bekijken vers twee: De aarde nu was woest en ledig, duisternis strekte zich uit over de afgrond, en een machtige wind teisterde het oppervlak der wateren. (New English Bible) Zowel wind (New English Bible) als Geest (RSV) stammen af van dezelfde wortel; ‘adem’, en schrijven de dageraad van het scheppingsproces aan de geest toe. Niet het uitgesproken woord, maar de ritmen en patronen van het heelal zelf worden in dit beeld de bron der schepping. T.S. Eliot beschreef de geboorte van de geest eens als het voortdurend samenvloeien van gedachte en gevoel, van het waarnemende zelf en de waargenomen wereld, die door sommigen als werkelijkheid wordt ervaren. Ik weet dat een gedicht, of een strofe van een gedicht, zich vaak voor het eerst aandient in de vorm van een ritme, voordat het zich ontwikkelt in woorden, en dat dit ritme in staat is het idee en het beeld voort te brengen.Ga naar voetnoot8 Het beeld van de schepping in Genesis 1:2 komt over als de ademende, broedende geest. Het beeld van de chaos dat hier wordt gegeven en waarvan de geest deel uitmaakt, de chaos die uit zichzelf vorm aanneemt, is niet, zoals de patriarchen gewoonlijk duidden, een enorme wanorde die door God tot orde wordt terug gebracht, maar een soort van orde, die anders is dan de hiërarchisch beheerste orde. In ‘The Great Mother’Ga naar voetnoot9 interpreteert Erich Neumann deze orde als de verblijfplaats van psychische processen waaruit energie voortkomt en die daar haar oorsprong vindt. Hij wijst op het grote aantal mythologieën dat zich bedient van het ei als symbool van de schepping der wereld. Het beeld van de chaos komt naar voren als een krachtig | |
[pagina 64]
| |
gestructureerd ritme of, om terug te keren naar de vele vroege mythologieën, als een groot kosmisch ei, gelegd door de broedende moedergeest. De scheppende geest is geen pantheïstische godheid, een heerser van bovenaf, maar een scheppende kracht (beweging, adem, energie), die het totale creatieve proces doordringt en er deel van uitmaakt. De bijbelgeleerde Cuthbert SimpsonGa naar voetnoot10. geeft aan dat de beelden, of ideeën, zoals hij ze noemt, aan de rest van het eerste hoofdstuk van Genesis vreemd zijn, evenals aan het hele scheppingsverhaal. Een aantal theologen tracht de Heilige Geest in zijn huidige patriarchale context tot een vrouwelijk beeld te herstellen. Zij worden echter onwillekeurig met verschillende problemen geconfronteerd. Het meest voor de hand liggende probleem is wellicht dat van een vrouwelijke Heilige Geest die de Maagd Maria zwanger maakt. De oosterse orthodox-christelijke gemeenschap heeft getracht de vrouwelijke dimensie van het goddelijke op diverse manieren te bewaren, door de Moedermaagd, de Moeder Gods en iconografie van de Geest. Er is de nodige publiciteit geschonken aan een fresco in een kerkje in Beieren, waarop de Heilige Geest als vrouw staat afgebeeldGa naar voetnoot11. Het fresco dateert uit het einde van de veertiende eeuw en voerde terug tot het oosterse christendom, waarin men de Heilige Geest aanduidt als Hagia Sophia (de Heilige Wijsheid, een vrouwelijk woord), zoals dat in veel christelijke gemeenschappen nog steeds gebeurt. De vrouw in het fresco, duidelijk met borsten afgebeeld, staat tussen twee mannen met lang haar en een baard. De ene heeft wit haar, de andere bruin, terwijl zij, tussen hen in, neergedrukt lijkt te worden door de handen van de mannen - op elke schouder een hand. Samen met andere patriarchale religieuze symbolen veroorzaakte de Heilige Geest geleidelijk aan zo'n groeiende afstand tussen het woord en de daaraan gekoppelde ervaring, dat de patriarchen de neiging gingen vertonen hun eigen wereld op te bouwen. Een symbool op zich kan van een mysterie getuigen zonder het volledig te kunnen omvatten. Maar de patriarchale religieuze symboliek berust op de analogie dat een andere wereld op precies dezelfde wijze in elkaar steekt als deze wereld. Een godsdienstige dweper zal geneigd zijn om aan de bestaande wereld voorbij te gaan ten gunste van de andere. Gelijkertijd zijn de patriarchale symbolen ertoe geneigd deze wereld te ontbinden - het vlees, het tastbare, de aanraakbare realiteiten van de menselijke staat; alles wat vrouwen op dit ogenblik trachten te | |
[pagina 65]
| |
heroveren in de organische, dynamische onschendbaarheid van het spirituele en het politieke. Patriarchale symbolen houden het dualisme in stand dat de mens aanmoedigt zijn leven te leven zonder er persoonlijk bij betrokken te zijn, zonder werkelijke spirituele ervaring. De vrije transcenderende energie ging verloren tussen datgene wat beheerst werd en datgene wat vaag en nevelig was. De geest, beheerst en geabstraheerd, ontnam de patriarchen en dus ook de mannen van nu, de mogelijkheid tot wezenlijk contact met zichzelf en anderen en maakte dat ze alleen nog op paternalistische wijze konden omgaan met de hongerigen, de armen en de misdeelden. Richard L. Vittitow van het ‘Center for Designed Change’ schreef over mannelijkheid (patriarchaat) als zo'n symbool. Voor mannen vertegenwoordigt deze een taak waar zij, ondanks al hun inspanningen, zelden een oprecht gevoel van voldoening uit kunnen putten. Hij stelt dat de mythe voortvloeit uit de manier waarop mannen hun ‘ideaal’ (dat wil zeggen, hun god) creëren. Als mannen willen veranderen en zich willen richten op werkelijke intimiteit, zegt hij, dan moeten zij de Mythe van de Mannelijkheid erkennen en ook wat ze erin hebben geïnvesteerd... zich bewust worden welke invloed en uitwerking deze Mythe en haar geboden op hun eigen leven hebben als ze ernaar leven en handelen... ervaren van... en vertrouwdheid met zichzelf, onder ogen zien wie ze werkelijk zijn. Naarmate deze vertrouwdheid groeit neemt ook het vermogen toe om onvervalst en vertrouwd de ander te ervaren. | |
[pagina 66]
| |
Het politieke karakter van de geestIn de door mannen gedefiniëerde benoemingen van aspecten van het spirituele ging niet alleen de krachtige mystieke aanwezigheid verloren, maar ook datgene wat men de radicale sociale omwenteling - een politieke dimensie - zou kunnen noemen. In sommige geschriften van de vroeg-Hebreeuwse profeten was de maatschappelijke en politieke dimensie van de geest echter nog heel evidentGa naar voetnoot13. Jesaja beschrijft de geest als voortkomend uit de hete woestijnwind om maatschappelijke veranderingen teweeg te brengen (Jesaja 40:1-5), maar hij beschouwde de adem (geest) als behorende bij de mannelijke God. De geest oordeelt degenen die ‘heilloze verordeningen uitvaardigen... die aan de armen gerechtigheid onthouden... de zwakken van hun rechten beroven (10:1)... De geest brengt rechtvaardigheid en vrede (2:4)... en neemt het op voor de ellendigen en armen die tevergeefs naar water zoeken (41:17)... komt als een onstuimige rivier, door de adem des Heren voortgestuwd (59:14-19). Micha klaagt de rijken aan, zij zijn ‘vol geweld’ (6:12)... en spreekt van de geest die roept tot de stad... vol wijsheid (6:8-9). Zie Jesaja 2:4, 7:7, 32:15-18. Jeremia roept uit dat de geest in zijn ‘hart (is) als brandend vuur, opgesloten in mijn gebeente; wel matte ik mij af om het in te houden, maar ik kon het niet’ (20:7-18). De roep om gerechtigheid, rechtvaardigheid, vrede en verlossing houdt niet op bij de oudste profeten De geest maakte Jezus solidair met de armen, gevangenen en onderdrukten (Lucas 4:14-19), zelfs zó solidair dat hij uit de stad werd verjaagd toen hij daar uiting aan gaf. In een van zijn predikingen (Lucas 6:20-26) geeft hij duidelijk de voorkeur aan de hongerigen en misdeelden en om misverstand te voorkomen, haalde hij bij ontelbare gelegenheden uit naar de rijken. Het religieuze establishment uit die dagen kon de politieke en economische verwikkelingen van een dergelijk standpunt niet hanteren en snoerde hem de mond; de vroegste kerkvaders deden de rest van het werk door een theologische superstructuur te creëren die hem wegrukte uit zijn nederige staat en hem in de hemel plaatste om daar de ontologische mannelijkheid van de oude god te versterken. De geest lijkt, evenals vrouwen, gedurende de vroege en patristische ecclesia wegemoffeld te zijn, met uitzondering van stemmen die zich bij tijd en wijle verhieven als de geweldige windvlaag en de vurige tongen in Handelingen 2, toen iedereen elkaars taal hoorde en begreep. De geleerden zeggen nu dat bij die samenkomst de | |
[pagina 67]
| |
stemmen van vrouwen veelvuldig en duidelijk werden gehoord en ze citeren Bernard de Clairvaux, die in de twaalfde eeuw Maria Magdalena (die door de patriarchen en de hedendaagse geestelijkheid als prostituée is gebrandmerkt) ‘de apostel der apostelen’ noemde.Ga naar voetnoot14 | |
De zinnelijke geestNiet-kerkelijke woordenboekenGa naar voetnoot15 ondersteunen in hun omschrijvingen de aanspraken van de patriarchen op het kerkelijk eigendom van de geest: Iets dat volgens de kerkelijke wetten aan de kerk of aan een geestelijke toebehoort. Een ander woordenboek beweert dat spiritualiteit het tegengestelde is van sensualiteit en wereldsheid en dat sensualiteit gelijkwaardig is aan ‘de toestand of hoedanigheid van sensueel zijn; verzot zijn op of zich te buiten gaan aan zinnelijke genoegens wellust...’ En vervolgens, alsof dit nog niet genoeg was: ‘wellust of wereldsheid, als tegengesteld aan hemels, spiritueel, kerkelijk - de wereldse genoegens toegedaan’. Hier zien we het subtiele dualisme weerspiegeld, dat voor de mannelijke macht binnen de kerkelijke organisaties datgene opeist wat men geest of spiritueel noemt, maar wat door vrouwen wordt gezien als een vervorming van de vrije geest die ten grondslag ligt aan het heelal en de oerbronnen van adem en beweging. Wij zien hier ook weerspiegeld het lichamelijke aspect van de geest dat aan vrouwen wordt toegewezen - zinnelijk, wellustig, genotzuchtig - en dat in de privésfeer wordt geplaatst. In de publieke sfeer zijn vrouwen onzichtbaar gemaakt en als daar toevallig een vrouw wordt aangetroffen, zorgt men dat ze zich niet op haar plaats voelt. Ze wordt gewoonlijk | |
[pagina 68]
| |
beschreven aan de hand van haar postuur, houding, stem, kleding of een ander lichamelijk kenmerk in plaats van haar mening of de inhoud van haar overtuiging. Een dergelijke vooringenomen optiek maakt het mannen moeilijk om objectief te zijn, juist op het moment dat ze menen het meest onbevooroordeeld te zijn. Vrouwen merken aan een bepaald soort mannelijke wetenschapsbeoefening, dat mannen niet ver genoeg teruggaan om de vooronderstellingen die aan het patriarchaat ten grondslag liggen in twijfel te trekken. Het is zelfs denkbaar dat ze dat niet kunnen, want het patriarchaat kan niet toegeven dat het ooit een begin had. Daarom kunnen mannen, geconditioneerd als ze zijn, zich geen spiritualiteit voorstellen zoals vrouwen die ervaren. Zij zien die als een omkering; het tegenovergestelde van de mannelijke hiërarchische opvatting is de vrouwelijke hiërarchische opvatting. Maar zo zien vrouwen het niet. Vrouwen weigeren zich nog langer te laten binden door de mannelijke optiek, ook al moeten we fantaseren over de paradijzen zoals die waren voordat de mannen het heft in handen namen. Fantasieën kunnen bekrompenheid verpulveren en vragen in het leven roepen: ‘Stel nu eens... stel dat er in den beginne een geest was die even dicht bij vrouwen als bij mannen stond... zelfs dichterbij... en dat die zich manifesteerde als Aanwezigheid, in de vorm van zuster... stel je dat eens voor!’ Maar zo worden mythen geboren. Jean Piaget wees voor het eerst - althans voor mij - op de betekenis van de sensorische motoriek bij het kind In de zintuigen, zo beweerde hij na nauwkeurige observatie en bestudering van veel kinderen gedurende lange tijd, ligt de oorsprong van de intelligentie (die mannen als hun terrein opeisen, daarbij het lichaam ontkennend). Professor Piaget onderscheidt de zintuigen op zich - gezichtsvermogen, tastzin, smaak, reuk en gehoor - van de zintuigen op het moment van zintuigelijke waarneming. Net zoals we het vuur kennen door het branden en met door de as, zo kennen we ook het gezichtsvermogen door het zien en niet door het oog. Zoals het transcenderen wordt gekend in het gebeuren ervan, zo ook ligt het horen in het geluid en niet in het oor. Bij het kind, zo merkte hij op, dat juist aan de ritmen van het heelal is ontsproten (de kosmische energiestroom), kunnen geest (spirit), lichaam en denkvermogen (mind) als één geheel worden beschouwd. Het materiële, stoffelijke lichaam is gelijkwaardig aan een zintuiglijke beweging van geest (spirit) en denkvermogen (mind) die verwant is aan de vibrerende ritmen van de kosmos zelf. Hoe treurig is het dat er eens is geschreven ‘het Woord is vlees geworden’, maar dat het als beeld weer in de hemel werd geplaatst door middel van iemand die zowel tot afgod als tot een mannelijke god werd gemaakt. | |
[pagina 69]
| |
De geest - zowel organisch als transcenderendIn datgene dat werd omschreven als zinnelijk, onwenselijk en obsceen blijkt nu dus de oorsprong van het menselijk denkvermogen te liggen, zonder welke het intellect geen wortels en geen voeding zou hebben. Het intellect zonder zijn wortels komt op hetzelfde neer als het lichaam dat zou zijn afgesneden van zijn geest en denkvermogen. Vrouwen trachten harmonie tot stand te brengen in iets dat uiteengescheurd is, ze trachten de eenheid te herstellen in iets dat mannen en vrouwen van hun menselijkheid heeft beroofd. Antonin Artaud, een Franse toneelschrijver, stichter van het Théâtre de la Cruauté (Theater van de Wreedheid), benaderde Piagets begrip van het organische toen hij worstelde met de diepere betekenis en de kracht van het organische vermogen tot taal... Artaud beschouwde dit als de ware, authentieke expressie van het denkvermogen, dat uit de zintuigen put en op het moment dat deze actief zijn in wisselwerking staat met alle andere zintuigen. Gedachten en emoties die uitsluitend uit het intellect voortkomen, zag hij als abstract, statisch en de status quo instandhoudend. Maar gedachten en gevoelens die vanuit de buik komen - het diepste binnenste van de menselijke geest - omvatten in zijn visie lichaam en denkvermogen. Het organische spreken kan omschreven worden als iets dat uit de geest omhoog komt in haar meest concrete en meest dynamische beweging, en niet in een statische en clichématige toestand; in metaforische beelden en niet in patriarchale symbolen. Een vooraanstaande hoogleraar in de theologie verklaarde in een ongepubliceerd essay dat vrouwen niet alles tegelijk kunnen krijgen - ‘zowel organisch als transcendent’. Hij dacht duidelijk in termen van het oude dualisme Organisch betekent voor ons niet hetzelfde als ‘beperkt tot het gevoel in de buik’, en evenmin ‘beperkt tot de zintuigen als zelfstandig naamwoord’ Transcendent, op zichzelf, roept de gedachte op aan een statische onbeweeglijkheid vanuit de hemel, terwijl transcenderend zich beweegt vanuit het organische, dat zich voortdurend in een proces bevindt van het opnieuw vormen van het zelf en de maatschappij Zo wordt spiritualiteit diepgaand ervaren als zusterschap in de meest verheven en universele zin des woords en, zo voegen we ten overvloede toe, als politieke actie van de meest radicale soort ten behoeve van de gehele mensheid - vrouwen, kinderen en mannen. De spirituele revolutie van vrouwen zet richting, vorm en oorsprong van het patriarchaat op de helling. Door het organische op te eisen en de bron van onze energiestroom te heroveren, trekken we onze energie terug uit het systeem dat haar eerst naar zijn eigen reservoirs | |
[pagina 70]
| |
overhevelt en haar vervolgens betitelt als zijn duif, zijn heilige geest, die uit de hemel neerdaalt. De patriarchen beseften nauwelijks welke oudere beelden er in hun eigen geloofsovertuiging verborgen lagen - beelden die te zijner tijd de superstructuur van kracht en macht omver konden werpen. Vanuit de donkere schoot van de Ark vloog de vogel (de geest) omhoog om een olijftak te plukken, het symbool van vrede. Jonas (de naam betekent ‘duif’ en is vrouwelijk) werd uit de buik van de walvis geworpen - een geboorte. De schoot des doods verwierp zijn eigen duif, zijn eigen geest. | |
Het heroveren van onze verloren menselijkheidVrouwen van deze eeuw hebben, tastend naar de wortels van onze onderdrukking, de stereotype beelden onderzocht, om de mate waarin we ze ons eigen hebben gemaakt, niet te ontkennen of te ontlopen. We hebben ons eigen lichaam aangeraakt en beproefd wat belachelijk werd gemaakt en betiteld als sentimenteel. We hebben onze eigen lichaamsfuncties positief erkend. We hebben de pijn van de beeldvorming gevoeld, en die tot de bron gevolgd, tot in de onderaardse spelonken van onze eigen chaos. In onze haast ondraaglijke pijn hebben we elkaar ondersteund. We hebben de solidariteit met andere vrouwen, en van alle vrouwen onderling, leren kennen als intens persoonlijk en van krachtig politiek belang. Vaak was onze eerste uiting een kreet of een gebaar vol pijn, maar in die beweging en dat geluid wisten we dat we gehoord en begrepen werden, zelfs voordat de kreet was geslaakt. Onze tongen kwamen los en we merkten dat we een nieuwe taal spraken - misschien boud of stamelend, maar voor het eerst in ons leven authentiek. We kregen ervaring met een vorm van spreken die op het horen volgt, in tegenstelling tot de gangbare logica die eist dat er duidelijk en juist wordt gesproken, opdat men duidelijk hore. Het horen werd voor ons een persoonlijk, overgankelijk werkwoord dat spreken opriep. We hoorden de mens voordat het woord werd uitgesproken. In die betekenis kunnen we zeggen dat we ‘tot ons eigen spreken werden gehoord’ - tot een hernieuwde schepping. Er zit een krachtige spirituele beweging in elkaar tot spreken horen. Het woord dat zichtbaar vlees aan het worden is. Niet het woord uit de hemel of van de patriarchale tolk. Het woord was ons woord - ons allermenselijkste woord. Wij waren het zelf. Wij hoorden elkaar tot ons eigen woord - tot onze eigen zelfgeboorte. Iedere ervaring van solidariteit in een wereldomvattend zusterschap is losbreken uit de patriarchale denkstructuur die niet in staat is in globale termen te denken buiten het dualisme. Een van de duidelijkste | |
[pagina 71]
| |
uitingen van het patriarchale denken is de bekrompen mentaliteit die de ander beschouwt als vreemde of vijand; een territorium-gebonden mentaliteit die de aarde niet kan beschouwen als ons aller thuis. Een patriarchale denkwijze is, zelfs in het gunstigste geval, niet in staat om het standpunt van de onderliggende partij te zien dan op een paternalistische manier. Wanneer men er voortdurend aan wordt herinnerd hoeveel goeds de vaderen ons geschonken hebben, vraagt men om een vernederende paternalistische reactie. Op die manier worden allen die niet zelf patriarch zijn en zich de patriarchale zienswijzen niet hebben eigengemaakt, uitgesloten van het nemen van beslissingen; van het productieproces wordt hen de toegang tot de leven brengende bronnen van de aarde ontzegd (tenzij de heersers hen genadig zijn). Deze uitsluiting is duidelijk overgenomen door de machthebbers. Daarvoor verwijs ik terug naar de eerder geciteerde woordenboekdefinitie van spiritualiteit: ‘eerder kerkelijk dan wereldlijk of aan de leek toebehorend’, (dat wil zeggen, de massa). Binnen de kerkelijke structuur heeft de geestelijkheid de macht - niet de leken. Buiten de kerk zijn het de machthebbers van de aarde - niet het volk. Zij die beweren de ware spreekbuis van de geest te zijn, plaatsen zich tegenover de massa, zowel binnen als buiten de kerkgemeenschap. En het is deze massa die machteloos wordt gehouden, opdat ze beheersbaar blijft. Per definitie worden leken (de massa) buiten de georganiseerde godsdienst en de niet-geestelijken daarbinnen met elkaar in verband gebracht op een zodanige manier dat geen van beide groepen nog in verband staan met de geestelijkheid of de machthebbers. De vrijheid van de geest wordt onvermijdelijk politiek verbonden met de vrijheid van de leek (de massa), op een wijze die het mogelijk maakt het politieke en het spiritele als één geheel te zien. Maar aangezien het woord geest in het huidige taalgebruik vanuit het patriarchale perspectief wordt gedefinieerd, beheerst en gecontroleerd, zijn vrouwen wel gedwongen om een nieuw woord te zoeken dat uitdrukking geeft aan de nieuwe politiek-spirituele realiteit. Het nieuwe woord dat nodig is om het volle gewicht te dragen van alles wat er op dit moment met vrouwen aan het gebeuren is, moet krachtig genoeg zijn om vanuit onszelf als organische politieke totaliteit te kunnen transcenderen. Bevrijding van de geest en de bevrijding van vrouwen zijn één en hetzelfde onderdeel van de strijd om een vrije maatschappij en wereld. Ik ben ervan overtuigd dat de bevrijding van de menselijke geest uit haar gevangenschap, de bevrijding van vrouwen en de bevrijding van de onderdrukten der aarde op één en hetzelfde moment zullen komen, dat zij zullen bestaan in dezelfde radicale beweging die een universele, | |
[pagina 72]
| |
zichtbare realiteit zal creëren en het spirituele en politieke zal verenigen.
(Vertaald door Lust en Gratie/De Bron) Uit ‘The Journey is Home’ van Nelle Morton, Copyright c 1985 Nelle Morton Herdruk in vertaling met toestemming van Beacon Press | |
[pagina 73]
| |
georgia o'keeffe, abstraction - white rose III, 1927
|
|