Lust en Gratie. Jaargang 2
(1985)– [tijdschrift] Lust en Gratie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 62]
| |
[pagina 63]
| |
Er is een eigenaardig effect van kaal hout en ongecamoufleerde spijkers dat kenmerkend is voor al deze huizen waarvan de holle naaktheid door welke bekleding dan ook niet afdoende is te stofferen. Jane Fairfield was niet thuis maar de liftjongen liet hen vol vertrouwen binnen om haar op te wachten Ze keken uit de ramen op de stad die zo somber en nat en wit lag uitgestrekt helemaal tot aan de rivier en ze keken naar de lange sporen van de bovengrondse die zo'n wonderbaarlijk perspectief maakten dat nooit een echt verdwijnpunt vond, met lijnen die elkaar eindeloos bleven kruisen Tenslotte gingen ze op de bank zitten, hun gastvrouw nog een kwartier gevend om thuis te komen en toen had Adele voor het eerst een ervaring waarvan ze zich het begin niet duidelijk bewust was. Ze vond zich terug aan het einde van een hartstochtelijke omhelzing.
Enige weken later toen Adele opnieuw naar New York kwam besloten ze om thuis bij Helen af te spreken Het was volkomen vanzelfsprekend zo geregeld alsof tegen die gang van zaken nooit het minste bezwaar had bestaan. Adele lachte bij zichzelf als ze daaraan dacht. ‘Waarom we het eerst niet deden en nu wel is voor mij allebei een raadsel’ zei ze | |
[pagina 64]
| |
schouderophalend. ‘Allah is groot en Mohammed is echt geen slaaf al denk ik soms toch vaag van wel.’ Toen het tijd werd om zich aan de afspraak te houden bleef Adele het tijdstip van vertrek voor zich uitschuiven; ze lag languit bij haar kennissen op de divan te vragen om oponthoud. Ze merkte dat ze de vaste greep op haar onbekommerde vrolijkheid en serene geluk begon te verliezen. Ze verlangde bijna om er voor weg te lopen, ze was zo bang voor emotionele ontwikkelingen. ‘O, er gaat toch niets boven een kalm en vreedzaam leven,’ kreunde ze toen ze bij Helen aanbelde. In de kamer van Helen vond ze een briefje met de verklaring dat ze omdat het uur van de afspraak allang was verstreken bezorgd was dat Adele de afspraak verkeerd had begrepen en naar het Museum was gegaan. Mocht ze nog komen dan moest ze daar blijven wachten. ‘Het was heel verkeerd van me om zo lang rond te blijven hangen,’ sprak Adele zichzelf ernstig toe en ging toen in alle rust zitten lezen. Adele begroette Helen die een beetje geëmotioneerd de kamer binnenkwam ‘het spijt me echt vreselijk, het was niet bij me opgekomen dat het jou iets zou uitmaken, het was doodgewoon laksheid van me,’ en toen gingen ze zitten. Na een poosje kwam Helen bij Adele op de armleuning zitten. Ze keek haar diep en lang in de ogen, haar hoofd tussen gespannen armen klemmend, met een rechtstreekse, geconcentreerd vragende blik. ‘Heb je me niets te zeggen?’ vroeg ze tenslotte. ‘Nee eigenlijk niets speciaals,’ antwoordde Adele langzaam. Even kruiste ze de blik van Helen, beantwoordde die met een uitdrukking van louter beminnelijkheid om zich er dan aan te onttrekken. ‘Je bent wel erg galant,’ zei Helen met trieste zelftrotsering. ‘Je beseft blijkbaar dat er iets van gêne tussen ons moet zijn en aangezien ik die niet heb neem jij het heel royaal alleen op je.’ ‘Nee het is geen beleefdheid,’ antwoordde Adele, ‘maar ik erken mijn tekortkomingen. Ik weet dat ik er eeuwen over doe om ergens te belanden en dat de snelheid van mijn oppervlakkige waarnemingen dit feit aan het oog onttrekt. Het is echt helemaal mijn schuld. Ik ben helemaal niet wat ik lijk. Ik wek valse verwachtingen. Weet je,’ vervolgde ze en keek haar nogmaals met louter beminnelijkheid aan, ‘je beseft nog niet dat ik tegelijkertijd onstuimig ben en traag van geest.’
De tijd verstreek en ze vervielen weer in de gebruikelijke ongeregelde ontmoetingen in openbare gelegenheden, maar het was niet meer zoals vroeger. Er was nu een bewuste geladenheid tussen hen, een besef van nieuwe aanpassingen, van onzekere maatstaven en van veranderende waarden. | |
[pagina 65]
| |
[pagina 66]
| |
[pagina 67]
| |
Helen was geduldig maar werd bij tijden bewogen tot vlijmende kritiek, Adele was prikkelbaar en breedsprakig maar kwam altijd uit op een openlijke bijna naakte verontschuldiging voor haar tekortkomingen. Na verloop van tijd spraken ze nogmaals af bij Helen op de kamer. Het was een dag van regen en natte sneeuw en Adele voelde zich verkild en stug. Haar hoed en jas had ze uitgegooid en ze ging na een terloopse begroeting peinzend in het vuur zitten staren ‘We vertegenwoordigen toch eigenlijk twee volstrekt verschillende typen,’ stak ze tenslotte van wal zonder de ander aan te kijken. ‘Jij bent een volbloed Angelsakser. Je weet wat je wilt en je gaat erop af om het te krijgen zonder dagen en nachten te spenderen aan het voortgaan en terugdeinzen van ja naar nee. Als jij iemand met een mes te lijf wilde gaan dan ging je er zonder meer op af om hard en rechtstreeks toe te slaan. Je zou hem waarschijnlijk om het leven brengen maar het zou zó gebeurd zijn en ik, ik zou zoveel gewetensnood en consideratie hebben dat ik de buitenkant van zijn anatomie vreselijk zou beschadigen en er een lange marteling van zou maken maar ik zou hem geen serieuze verwondingen toebrengen of hij zou per ongeluk moeten doodbloeden. Nee, de dappere man ben jij, gepassioneerd maar met emotioneel, in staat tot grote opofferingen maar met teerhartig. ‘En dan is het ook nog zo dat je de dingen intens genoeg wilt om erop af te gaan en ze te krijgen en dat vind ikecht heel raar. Ik wil ook dingen maar alleen om ze te begrijpen en ik ga er nooit achterheen. Ik ben een hopeloze lafaard, ik zou het vreselijk vinden om mezelf of een ander eventueel te bezeren Het enige dat ik wil is eindeloos mediteren en denken en praten Ik weet dat jij daar bezwaar tegen hebt omdat je gelooft dat je iets eerst moet voelen om erover te kunnen denken en je meent dat ik mezelf de tijd met gun om dat te ontdekken Ik erken dat die kritiek gerechtvaardigd is en ik doe tegenwoordig mijn best om het op te laten komen’ Ze verviel in zwijgen en bleef ironisch in het vuur zitten staren. De stilte duurde voort en haar glimlach werd tot een blik van walging bijna. Tenslotte zuchtte ze mismoedig, schudde haar hoofd en stond op. ‘O, niet weggaan,’ kwam het prompte protest van Helen. Adele ging op de woorden in. ‘Nee, ik ga niet weg. Ik wil alleen naar die boeken kijken.’ Ze dwaalde een beetje rond. Tenslotte bleef ze bij Helen stilstaan, op haar neerkijkend met een soort milde ironie die zweemde op de rand van minachting. ‘Wist je eigenlijk,’ begon ze op haar gebruikelijke toon van objectieve uiteenzetting, ‘dat je een prachtvoorbeeld bent van een dubbele | |
[pagina 68]
| |
persoonlijkheid. De jou die ik kende en die ik niet mocht, en die hoogstzeldzame jij waarvan ik weleens een glimp opvang en die ik zo vreselijk prachtig vind, die twee hebben volstrekt geen verband met elkaar. Het is niet dat mijn beeld van jou geleidelijk is veranderd want dat is niet het geval. Ik ben me altijd bewust vaneen hele jij die bestaat uit een raspend harde lach, een stem die een indruk geeft van een zekere brute grofheid en een zienswijze die agressief hardvochtig te noemen is, en dat is allemaal een hele jij en die wisselt af met een andere jij die een zuiverheid en intensiteit van gevoel bezit waarvan ik helemaal sprakeloos word en een zachtheid van stem en gebaar en een oneindig teder geduld waarvoor ik volstrekt door de knieën ga. De vraag is dus welke jij de echte is want die twee lijken geen enkel raakvlak te hebben. Als ik ooit echt iets van je afweet komt het misschien tot een eenheid maar nu is het altijd of de een of de ander en ik heb geen idee wie de echtste is. Er is van jou in elk geval één meer dan ik aankan.’ Ze haalde haar schouders op, spreidde met een hulpeloos gebaar haar handen uit en ging weer voor het vuur zitten. Eindelijk schrok ze op en merkte dat Helen hartverscheurend beefde. Alle bedenkingen moesten wijken voor het onmiddellijke hartstochtelijke meegevoel van Adele voor een ander die kennelijk pijn leed en met zuiver moederlijke tederheid nam ze haar in de armen. Helen gaf zich volledig over. ‘Ik zou zo graag opgewassen zijn tegen je experimenten,’ zei ze tenslotte, ‘maar jij had geen medelijden. Je was niet tevreden voor je iedere zenuw in mijn lichaam had ontleed en uitgekleed en het was te erg, te erg. Je moet je proefpersonen nu en dan respijt geven, zelfs in het vuur van je onderzoek.’ Ze zei het zonder bitterheid. ‘Goeie God,’ riep Adele geheel verbijsterd, ‘heb je echt gedacht dat ik je met opzet heb laten lijden om de gevolgen te bestuderen? Waar zie je me in hemelsnaam voor aan! Dacht je dat ik ook maar een moment heb geweten dat je eronder leed. Nee! Nee! het is alleen mijn vervloekte gewoonte om alleen maar met mijn eigen gedachten bezig te zijn, en weet je ik heb ook geen moment geloofd dat je echt om me gaf, dat is een van de dingen die ik me met al mijn arrogantie nooit voor kan stellen. Helen dat je ook maar iets met mij te maken wou hebben als je dacht dat ik zo moedwillig gemeen kon zijn!’ ‘Ik wist het niet,’ antwoordde ze, ‘ik wilde jou de vrijheid geven om te doen wat jij wilde als je dat interesseerde en ik wilde het zo goed mogelijk verdragen.’ ‘O! O!’ kreunde Adele verteerd door berouw en medelijden, ‘schat je gelooft me toch als ik zeg dat ik geen notie had van je verdriet en dat mijn grofheid voortkwam uit onwetendheid en niet uit moedwil?’ ‘Ja! ja! ik weet het,’ fluisterde Helen en nestelde zich dicht tegen haar aan. Na een poosje vervolgde ze, ‘Weet je schat je | |
[pagina 69]
| |
betekent toch zo veel voor me want je bent met al je ingewortelde egocentrisme nog altijd de enige mens met wie ik ooit nader in contact ben gekomen en die ik kon blijven respecteren.’ ‘Vertrouwen,’ zei Adele somber, ‘ik moet bekennen dat ik niet inzie waarom. Zelfs op mijn best ben ik tenslotte hoogstens redelijk fatsoenlijk. Er zijn zoveel anderen, je hebt met zulke gelukkige ervaringen gehad dat is alles en het is ook zo dat je jezelf er altijd voor hebt afgesloten met die noodlottige illusie van je dat je alles helemaal alleen afkon.’ En toen zong ze met zachtaardige spot ‘And the very strong man Kwasind and he was a very strong man’ ‘ook al was die onverbeterlijke zelfstandigheid met altijd zo gelukkig,’ besloot ze.
(vertaling: Martha Vooren) |
|