Lust en Gratie. Jaargang 2
(1985)– [tijdschrift] Lust en Gratie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 19]
| |
ineke van mourik
| |
[pagina 20]
| |
De Imagisten zetten zich af tegen de late romantici. Zij stonden een dichtkunst voor die werd gekenmerkt door het gebruik van gewone spreektaal, het creëren van nieuwe ritmen, absolute vrijheid in de onderwerpkeuze, een sobere, van alle ornamenten ontdane stijl en het gebruik van ‘images’, beelden die niet langer een traditionele, decoratieve of interpreterende functie hebben, maar een zelfstandige. Toen Hilda Doolittle haar gedichten aan Pound liet lezen, nam Pound een rood potlood, veranderde hier en daar een woord, streepte wat door en ondertekende de gedichten vervolgens met: H.D. Imagiste. Met deze daad was Hilda Doolittle in de stal van Pound, haar vriend en strenge leraar in de poëzie, opgenomen. En als H.D. Imagiste zal zij de geschiedenis ingaan.
Hilda Doolittle werd op 10 september 1886 geboren in Bethlehem, Pennsylvania, U.S.A. Zij groeide op in de gemeenschap van de Moravische Broeders, waartoe haar moeders familie behoorde. Toen Hilda vijftien jaar was, ontmoette zij Ezra Pound, toen nog student aan de universiteit van Pennsylvania. De extravagante Pound ‘trok haar uit de schaduw’, zoals Hilda later zal zeggen en bracht haar onder andere in contact met klassieke en hedendaagse literatuur. Hun kortstondige verloving werd om onduidelijke redenen verbroken, maar zij bleven hun hele leven, zij het met tussenpozen, een band houden. Dit blijkt uit beider werk. Pound trok H.D. uit de schaduw, maar de literatuurgeschiedenis zet H.D. in een nieuwe schaduw: die van het Imagisme en van beroemde mannen die zij heeft gekend en die haar inspireerden zoals, naast Ezra Pound, D.H. Lawrence, Havelock Ellis en Sigmund Freud. De ontmoeting met Pound, het bijna levenslange contact en de invloed hiervan op H.D.'s werk, dat daardoor een sterk autobiografisch karakter krijgt, is exemplarisch voor al haar vriendschappen, relaties en intieme betrekkingen. Uit de alchemie van deze vriendschappen ontstond haar werk. Niet alleen uit de vaak benadrukte contacten met mannen, maar ook uit de meer verzwegen relaties met vrouwen zoals haar jeugdvriendin Frances Gregg en Bryher, die zij in 1918 in Cornwall, Engeland ontmoette.
De geschiedenis - de wens is de vader van de gedachte - wil het liefste iedereen in de ‘club der heteroseksuelen’ opnemen en in de | |
[pagina 21]
| |
meeste gevallen lukt dat aardig, vooral als het uiterlijke leven van de personen in kwestie daartoe bijdraagt. Zo stijgt de heteroseksuele temperatuur aardig met het huwelijk als barometer. Hilda Doolittle trouwde met Richard Aldington, Frances Gregg met Louis Wilkinson, Bryher met Robert McAlmon en later met Kenneth Macpherson. Maar deze barometer is geen betrouwbare indicatie voor de wisselvalligheid in iemands intieme betrekkingen en zeker niet voor haar/zijn homo- of biseksualiteit. In de biografie van Barbara Guest over H.D.Ga naar voetnoot(1) wordt ons een blik gegund in de complexiteit van de talloze relaties van H.D. en haar vriendenkring. Zij bevonden zich allemaal in dezelfde carrousel van de liefde, maar iedereen zat net voor of achter degene waar zij het liefste naast had willen zitten. Iedereen ‘trouwt’ net niet met de meest geliefde maar beweegt er zich in langzame cirkels omheen. Soms bijna Reviaans: Bryher sluit een tweede huwelijk met Kenneth Macpherson, H.D.'s minnaar.
In 1911, na een mislukte opleiding aan het college Bryn Mawr, verlaat H.D. Amerika en gaat naar Engeland. Zij voegt zich in Londen bij het literaire gezelschap rond Ezra Pound. Haar vader, professor in de astronomie steunt haar met tweehonderd pond (nu ongeveer tienduizend dollar) per jaar. In Londen schrijft H.D. gedichten, hoort Yeats lezen, verdiept zich in astrologie en spiritualiteit en laat zich hartstochtelijk meevoeren in de Griekenland-Welle van die tijd. Het klassieke Griekenland fascineert haar en zal een blijvende rol spelen in haar leven en werk. In 1913 trouwt H.D. met Richard Aldington, na Pound haar tweede inspirator. De Eerste Wereldoorlog betekent voor H.D. een breuk met de oude wereld, maar brengt ook een belangrijke nieuwe ontmoeting in haar leven: D.H. Lawrence met wie zij interesse in mystiek en spiritualiteit deelt en een ingewikkelde vriendschap onderhoudt tot 1918 In datzelfde jaar raakt H.D in verwachting van haar minnaar Cecil Gray die met haar in Cornwall is, terwijl haar wettige echtgenoot het vaderland dient. De verwekker, waarmee H.D. haar leven niet wil blijven delen, vertrekt naar Londen en H.D. blijft ziek, zwanger en alleen achter. In deze deplorabele toestand bezoekt Bryher op 17 juli 1918 de dichteres die zij bewondert. Bryher ziet de vrouw van haar dromen en vanaf dat moment blijven hun beider levens met elkaar verweven.
Bryher of Annie Winnifred Ellerman (1894-1983) was de dochter van een van Engelands grootste scheepsmagnaten. Al vroeg rebelleerde | |
[pagina 22]
| |
zij tegen het feit dat zij geen jongen was. Zij wilde haar vaders zaak erven en leiden, maar - zo maakte haar vader haar al snel duidelijk - in de zakenwereld zou een vrouw niet worden getolereerd. Annie Winnifred Ellerman had een hartstocht voor de Scilly-eilanden en noemde zichzelf, ook om zich los te maken van haar familie, naar een van de eilanden: Bryher. Onder deze naam publiceerde zij later haar boeken. Bryher was een van de belangrijkste promotores van H.D.'s werk, steunde behoeftige auteurs via het Bryher Foundation Fund, hielp in de jaren dertig joodse vluchtelingen uit Duitsland, voedde H.D.'s dochter Perdita op en zag kans naast deze praktische zaken ook nog een aantal autobiografische boeken en historische romans te schrijven. Bryher is vierentwintig als zij H.D. voor het eerst ontmoet en zij komt als een redster uit de hemel gevallen want H.D. was er geestelijk en lichamelijk slecht aan toe. Maar Bryher is niet alleen ‘redster’, zij heeft zelf ook grote problemen en dreigt regelmatig met zelfmoord. Die dreiging houdt op als H.D. haar de opvoeding van haar dochter, Frances Perdita, toevertrouwt. De relatie H.D./Bryher zal ondanks hun huwelijken continu blijven bestaan. Elk jaar op 17 juli, de dag van hun eerste ontmoeting, vieren zij hun ‘verjaardag’.
De verhouding van deze twee vrouwen en de invloed ervan op beider werk staat centraal in twee essays die wij in Lust & Gratie publiceren. In dit nummer verschijnt het artikel van Meryl Altman over H.D. en in nummer 6 (juni 1985) dat van Julie Abraham over Bryher. De essays geven aandacht aan het werk van twee in hun tijd bekende schrijfsters, die nu bijna niemand meer kent. H.D. wordt uit de schaduw van het Imagisme gehaald en Bryher blijkt meer dan een naam in de biografieën van anderen. De twee artikelen bieden een andere blik op het leven en werk van de twee schrijfsters, zij corrigeren het overwegend heteroseksuele beeld dat in de literatuurgeschiedenis over hen bestaat. Zij laten de verbinding zien van biografie en werk: hoe de alchemie van de vriendschap functioneert en in het werk, vaak bedekt, gecodeerd, is terug te vinden. Uit de twee artikelen blijkt duidelijk dat de schrijfsters ervan en vriendinnen Meryl Altman en Julie Abraham elkaars inspirator zijn en dat hún alchemie van de vriendschap zich ook uit in hun wetenschappelijke werk. Niet gecodeerd, bedekt, en ook niet ontstaan uit een wanhopige artistieke en intellectuele concurrentiestrijd waarin bijvoorbeeld H.D. voortdurend met haar mannelijke inspirators was gewikkeld. Een artistieke en intellectuele strijd die, als wij de | |
[pagina 23]
| |
geschiedenis moeten geloven, meestal ten gunste van de heren uitvalt. Deze twee essays werken, zowel wat betreft onderwerp en samenhang, als de wijze waarop zij tot stand zijn gekomen en met grote betrokkenheid zijn geschreven, op mij in ieder geval inspirerend. En ik hoop dat zij het geheugen van de literatuurhistorici eens flink opfrissen. |
|