| |
| |
| |
[Nummer 5]
renée steenbergen
Romaine Brooks
Een kijkproces
| |
| |
Romaine Brooks wordt in 1874 te Rome geboren uit zeer welgestelde Amerikaanse ouders. Tijdens haar jeugd verblijft ze wisselend in de Verenigde Staten, Engeland, Frankrijk en Italië met haar geestelijk gestoorde moeder en haar broer. Haar ouders zijn gescheiden.
Ze volgt schilderlessen aan de Scuola Nazionale te Rome en aan de Académie Colarossi te Parijs, waarna ze zelfstandig op Capri gaat wonen. Wanneer haar moeder overlijdt komt het familiefortuin toe aan Romaine. Dan volgt een verblijf van drie jaar in Engeland waar zij haar kleurenschema ontwikkelt.
Ze vestigt zich in Parijs en wordt een gewild portretschilderes en binnenhuisarchitecte in de ‘haute monde’. In 1910 heeft ze haar eerste tentoonstelling in Parijs. In 1915 ontmoet ze Natalie Clifford Barney: het begin van een vijfenvijftig jaar durende verhouding. Enkele jaren later wordt ze door de Franse staat onderscheiden met het Légion d'Honneur voor haar schilderkunst. Er volgen tentoonstellingen in New York en Londen.
In 1935 besluit ze haar kunstenaarschap op te geven in verband met haar leeftijd en toenemende geestelijke inzinkingen. Ze vestigt zich voor een paar jaar in New York en maakt incidenteel nog portretten
Tijdens de oorlog verblijft ze met Natalie in Florence; ze
| |
| |
schrijft haar mémoires die ze nooit zal uitgeven. Na de oorlog woont ze in Nice, waar ze zich steeds meer isoleert. Ze heeft bijna al haar schilderijen om zich heen. In Nice overlijdt ze in 1970, vlak voor de opening van een overzichtstentoonstelling van haar werk in het Smithsonian Institute te Washington.
(...) ‘En mevrouw Barney zei: “Dit is het atelier van mijn geliefde vriendin, Romaine Brooks,” en we liepen rond door de ruimte. De muren waren bedekt met schilderijen die verborgen waren achter doeken, en elk schilderij had een koordje naast de lijst zodat, wanneer je aan dat koord trok, het doek ervoor wegschoof en het schilderij zichtbaar werd. We liepen door het atelier en zij trok aan de koordjes; het doek schoof weg van elk schilderij en daar verschenen zij: Una Lady Troubridge met een monocle in haar oog; Radclyffe Hall in een fantastisch rijkostuum met een enorme hoed. Renée Vivien, Violet Trefusis... en natuurlijk mevrouw Barney zelf. De schilderijen vormden een unieke, nog nooit eerder bijeengebrachte galerij van alle beroemde potten vanaf 1880 tot 1935 of daaromtrent...’Ga naar voetnoot1
Nog voor ik deze prachtige anekdote las, was mijn oog toevallig op werk van Brooks gevallen; één blik was genoeg voor mij om te weten: deze geportretteerde vrouwen zijn lesbisch. De meest voor de hand liggende vraag is: waar komt dit besef vandaan? Deze vraag leidt naar het onder de loep nemen van hoe ik kijk en wat ik zie. In gedachten loop ik door het nu niet meer bestaande atelier van Romaine Brooks, en ik trek aan de koordjes naast de portretten en onthul zo schilderij na schilderij. Eerst zie ik puur beeld: doek met verf erop, tastbare materie, een plat vlak met een lijst er omheen. Het beeld prikkelt mijn waarneming en mijn ogen gaan op verkenning over het doek. In het beeld onderscheid ik een gestalte die onder mijn blik tot leven komt: een afgebeelde vrouw aan wie ik materialiteit toeken. Zij wordt een persoon. Ik als beschouwster, als buitenstaanster wil haar kennen. Daarbij besef ik dat de vrouw in het beeld niet bestaat zonder mij en dat ik tegelijkertijd afhankelijk ben van dat wat het beeld toont. De houding van de vrouw, de manier waarop zij is verbeeld, ‘vertellen’ mij iets over haar. Het is de materiële uitdrukking in kleding, houding en omgeving. Maar daarnaast bestaat er een immateriële uitstraling. Zij roept iets in mij op, zij wekt mijn verlangen om te weten ‘wie zij is’. Het erotische van het beeld is niet alleen dat het materie is en daarom mijn zintuigen
| |
| |
prikkelt en dat het zich aanbiedt om onthuld te worden; het beeld onthult ook iets in mij. Het roept associaties in mij op. Een inwendige beeldengalerij gaat open: uiteenlopende beelden die ik heb opgeslagen komen tevoorschijn en bepalen mede hoe ik naar de portretten kijk. Verbeelding blijkt hiermee een woord dat zowel van toepassing is op het schilderij dat iets verbeeldt, tot beeld maakt, als ook op mijzelf: mijn verbeelding is een onmisbaar element bij het kijken. In mijn ogen weerspiegelen zich de vele verbeelde lesbische vrouwen. Zeer uiteenlopende vrouwen, met verschillende blikken, lichamen en leefstijlen. De portretten geven impressies van lesbische vrouwen, maar geen volledig beeld. Er blijft veel te raden over. Het gordijn onthult, maar het schuift ook weer terug en bedekt. De ogen van de vrouwen zijn vaak overschaduwd en het is nooit helemaal duidelijk of zij mij aankijken of alleen maar staren en in zichzelf gekeerd zijn. Brooks heeft vrouwen afgebeeld op niet-éénduidige wijze. Het idee van een ‘oorspronkelijke eenheid’ bestaat niet in haar werk. Er zijn paradoxen, fricties: alle verbeelde vrouwen zijn solitair én ze hebben een sterke uitstraling. Zij roepen gevoelens in mij op waar ik moeilijk de vinger op kan leggen. Trots en onaantastbaar beheersen deze vrouwen hun beeltenissen. Daarmee roepen de portretten spanning op. Ik spiegel mij aan de beelden, want al ben ik buitenstaanster, de verbeelding versplintert mij ook tot insider, tot mede-lesbienne: zonder spiegel heb ik immers geen beeld van mijzelf. Elk portret is een ander stukje van de spiegel dat glimt in de palm van mijn hand. Al die stukjes tesamen weerkaatsen het samenstel van een lesbisch bestaan Een contour slechts, een verstarde dynamiek. En vóór zij kan stollen, heeft zij zich weer bewogen.
Met dank aan Mieke van Schermbeek
| |
| |
| |
Zelfportret
Olieverf op doek, ± 90 bij 60 cm. In Smithsonian Institute, Washington.
Zij duikt voor mij op, Romaine, uit de zwarten en grijzen van het beeld. Zijzelf bestaat uit zwart en grijs. Rechtop staat zij, onverzettelijk. Strak, bijna hypnotiserend kijkt zij mij aan vanonder de rand van haar hoed. Ondanks de schaduw die er overheen valt, zijn de ogen indringend. Ze zijn teruggebracht tot een blik - twee lichtpuntjes waaruit de kleur is verdwenen. Grijze schaduwnuances tekenen het lange magere gezicht. Onverwacht middenin dat doodse gelaat tekent de mond zich oranje-rood af; net als het Légion d'Honneur op haar revers.
Van haar gezicht springt mijn blik naar de hand die zij voor haar lichaam houdt. Een gehandschoende grijze hand, met de duim achter haar jas gestoken. Een gebaar als om zich een houding te geven - ijdel, maar ook zelfverzekerd. De andere hand valt langs haar lichaam, gesloten, bijna gebald.
Net zo verhuld als de handen is het lichaam. Een lang verticaal zwart vlak met nauwelijks enige aanduiding van lichaamsvormen. Wit afstekend daarboven het overhemdkraagje dat een deel van de hals bloot laat. Meer wordt van haar lichaam niet getoond. Terug naar het gezicht glijden mijn ogen. De mond lijkt bitter en tragisch, maar het zijn de ogen die, letterlijk, het hele gezicht overschaduwen. Haar ogen brengen het verhulde, het afwerende en het melancholieke teweeg. Haar blik houdt mijn ogen vast; pas daarna begin ik te zien wat er op de achtergrond is. Rechts van haar, daar waar haar schouder zich naar achteren wendt en mijn blik laat passeren. Een groot stuk donkergrijze lucht, groen-grijs water boven schetsmatig weergegeven gebouwen die verlopen van lichtgrijs vooraan naar zwart op de achtergrond. Een stad? Een levenloze, verlaten stad dan; de ramen zijn niet meer dan gaten waardoorheen lucht en water zichtbaar zijn. Het hele beeld komt op mij af zoals Romaine's blik dat doet; overschaduwd, maar fel, hard, indringend. Het beeld is als haar blik, haar blik is beeld. Het verschijnt aan mij en lijkt elk moment weer op te kunnen gaan in de grijzen en zwarten waar het uit voortkwam - de kleuren van schemer en nacht. Zoals haar blik indringend lijkt en tegelijk leeg, sprakeloos. Net zo leeg als de achtergrond. Een vrouw zonder echo, stom, in een loze, niet-resonerende ruimte. Zij draagt haar lichaam met een terughoudendheid die op mij grote aantrekkingskracht uitoefent.
| |
| |
© national museum of american art, smithsonian institution, washington dc
| |
| |
| |
Peter, a Young English Girl
Olieverf op doek, Smithsonian Institute, Washington. Gedateerd: 1923/24
Een scherp profiel tegen een grijze kale muur. Een hard, jong en ook kwetsbaar gezicht. Starende blik; slechts één oog is duidelijk zichtbaar. De suggestie van het verzonken zijn in eigen gedachten wordt zo versterkt. Alle concentratie van mijn blik richt zich op het hoofd van Peter: de fijne trekken, het korte haar, het grote oor. De hals heel smal onder de stevige kaak en boven de grote jas met brede schouders.
Peters houding is onduidelijk; de vreemd stijve romp wekt de indruk dat zij staat, misschien met haar duim in een jaszak gehaakt. Het portret ademt enerzijds serene rust die uitgaat van het regelmatige profiel en van de sobere kleding die Peters lichaam zo absoluut verhult. Anderzijds wordt een subtiele spanning opgewekt door het scherp afzetten van de vrouw tegen de muur, in de al te rechte houding, in de barst en de gekromde vingers die elkaar bijna raken.
Peter is het meest esthetische portret dat Brooks maakte. Zij belichaamt de tot in haar essentie teruggebrachte ver-beelding: het uiterlijk dat tot glanzende fagade is geworden, tot voorkomen sec, maar waarachter een groot innerlijk leven wordt aangeduid. Niet zichtbaar; slechts een vermoeden.
Peter is bijna puur beeld. Vergeleken met de andere portretten is haar verschijning onomstotelijk. Geen schemer of schaduw omringt haar. Zij toont zichzelf, poseert heel duidelijk, maar zij onthult zichzelf niet. Brooks is er niet op uit ‘het mysterie vrouw’ te poneren. Zij verbeeldt het dilemma van het tot beeld maken: het tonen van een vrouw en tegelijk het intact laten van haar intimiteit. Niets leidt de aandacht af van Peter; geen voorwerp, geen landschap, zelfs geen rood détail. Vorm en silhouet van deze vrouw overheersen en worden benadrukt door grote vlakken in de kleuren zwart en grijs. Alleen de barst in de muur geeft wat diepte in het schilderij. De uiterlijke soberheid wekt een indruk van leegte; Peter vult de ruimte alleen in materiële zin, met haar lichaam. Haar gedachten blijven inwendig en onaangetast.
| |
| |
© national museum of american art, smithsonian institution washington dc
| |
| |
| |
Natalie Barney, of l'amazone
Olieverf op doek, 86,5 bij 65,5 cm. Musée du Petit Palais, Parijs. Gedateerd: 1920.
Een triest gestemde vrouw in het grijze, vale licht van de schemer. Als met spinrag overtrokken lijkt dit portret; alsof er een sluier hangt tussen Natalie en degene die kijkt. Een teruggetrokken vrouw die bescherming zoekt in haar dikke bontjas. Het bont is heel dik geverfd om een wollig, harig effekt te bewerkstelligen. Het vormt een dik grijs driehoekig vlak, één tint donkerder dan de grijzen die Natalie omringen. Een wat vormeloze hoop bont waar bovenuit het hoofd van Natalie steekt. Blauw-grijze ogen die bijna versmolten zijn met de schaduwen rond de oogkassen. De sfeer van immense melancholie, van mijmeren in namiddaglicht. Er is geen kleur in dit schilderij, slechts kleuraanduiding. Natalie is een studie in grijs. Grijs, waardoor de vormen lijken te ontglippen aan de waarneming. Weinig contour en weinig contrast.
Op de achtergrond is een binnenplaats met rondom huizen aangegeven. Buiten is alles wit-grijs, bedekt met sneeuw. Het beeld in zijn geheel is volledig verstild, bijna letterlijjk bevroren. De tastbaarheid van kou, van zachte ijzigheid, zit in de haren van de bontjas. Zowel binnen als buiten wordt alle geluid gedempt - de stilte lijkt hoorbaar en de tijd bevriest tussen licht en donker. De enige dynamiek in het beeld vorm het paardje. Maar in zijn galop is het gevangen in koud brons; een gestolde beweging. Dit paardje, verwijzing naar de amazone Natalie, kan niet anders doen dan het verdwijnende licht vangen en weerkaatsen.
Natalie's gestalte lijkt vermoeid in het in de breedte uitgezakte bont. Alleen haar gezicht kent scherpere vormen: een kronkelige neus, vrij zware wenkbrauwen boven diepe oogkassen en een mooie, zachtgekleurde mond. De hand die langs het tafeltje valt, is niet meer dan een huidkleurig driehoekje. Abstract, louter aanduiding van vorm. Zoals de huizen op de achtergrond aanduiding zijn: ‘daar zijn huizen’. Natalie zit bijna recht voor mij, maar woorden als ‘frontaal’ of ‘confrontatie’ zijn hier niet aan de orde. Behalve de versluiering die de grijstinten oproepen, versterkt de compositie het gevoel van afstandelijkheid nog meer: het paardje staat op een tafel tussen Natalie en mij in. Misschien om de vrij openlijke kwetsbaarheid van deze vrouw (een veel tastbaarder triestheid dan in enig ander portret) enigszins teniet te doen. Als om de onaantastbaarheid, kenmerk van Brooks' portretten, te herstellen.
| |
| |
© musée du petit palais, paris foto bulloz
| |
| |
© national museum of american art, smithsonian institution, washington dc
| |
| |
| |
Renata Borgatti
Olieverf op doek, ± 120 bij 90 cm. Smithsonian Institute, Washington. Gedateerd: ± 1920.
In de sobere compositie en de donkere kleurvlakken die de vrouw en de vleugel samen vormen, krijgen hoofd en handen van Renata alle aandacht. Alsof ze in spotlights zijn gezet. Hoofd noch handen verraden haar vrouw zijn. Renata maakt een volkomen geslachtloze indruk. Dat is de fascinatie die dit portret voor mij in zich bergt. Ook het lichaam, in bruin-grijze cape gehuld met daaronder een jasje of kostuum, vertoont geen enkel geslachtelijk kenmerk. Bij de benen lijkt haar lichaam over te gaan in het muziekinstrument. De vleugel is zwart en dominant - hij beheerst tweederde van het beeldvlak. Steeds opnieuw gaat mijn blik langs het hoofd met het korte haar, langs de zware wenkbrauwen, de gesloten ogen en mond, langs kin en kaak. Haar hoofd dat licht neigt naar dat andere intrigerende oplichtende vlak: haar handen. Heel smalle lange handen en vingers die zich bewegen over de toetsen van de vleugel. Renata's ogen zijn gesloten: de muziek vult de ruimte. Dat wat in haar hoofd omgaat en wat haar handen in klank weergeven, wordt in beeld gebracht. De muziek is tastbaar geworden in het portret. Waar in andere portretten de blik van de vrouwen de enige aanwijzing is voor haar innerlijk en verbeelding, van iets dat wij niet zien, dat is in dit portret ‘zichtbaar’ geworden Het concentratiepunt van Renata ligt besloten binnen het beeld. Haar blik ontbreekt dan ook, de ogen zijn gesloten. Het beeld is gevuld met haar verbeelding en met haar muziek De vleugel is zelfs te groot om door het beeld geheel omvat te worden Meer dan de vervoering door de muziek bestaat er met binnen het beeld: geen tijd, geen werkelijke ruimte, geen mensen. Onbewust van het oog van de kijkster, speelt Renata. Niet voor ons, maar voor zichzelf. Hoe intiem het portret ook moge zijn, Renata wordt niet onthuld - zij is.
| |
| |
hd's highschool graduation picture (1904), uit hd the life and work of an american poet, by janice s robinson, boston houghton mifflin company
|
-
voetnoot1
- Uit Interview met Truman Capote, in Wickes, George, ‘The Amazon of Letters’, New York, 1976, p 290
|