Lust en Gratie. Jaargang 1
(1983-1984)– [tijdschrift] Lust en Gratie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 9]
| |
Een politiek van plaats
| |
[pagina 10]
| |
aantekeningen, zonder absolute conclusies. Dit is geen teken van verlies aan geloof of hoop. Deze aantekeningen zijn bewijzen van een strijd om in beweging te blijven, van een worsteling om verantwoording te kunnen afleggen.
Beginnen met schrijven, dan opstaan. Onderbroken door de bewegingen van een enorme hommel, te vroeg voor het seizoen. Op een of andere manier is hij dit huis binnengekomen en nu vliegt en botst hij tegen de ramen en kozijnen en bonkt zich suf. Ik doe de voordeur open en spreek hem toe, probeer hem naar buiten te lokken. Hij is net als ik op zoek naar wat hij nodig heeft, en net als ik zit hij gevangen op een plek waar hij niet kan leven zoals hij is bedoeld. Ik zou de pot honing op het aanrecht open kunnen maken en misschien zou hij die honing eten; maar zijn levensproces, zijn werk, zijn manier van bestaan kan zich in dit huis niet ontplooien. En ook ik ben keer op keer tegen glazen ruiten opgebotst, half versuft neergevallen, overeind gekrabbeld en voortgekropen, om daarna weer verder te gaan, zoekend. De hommel hoor ik niet meer en ik sluit de voordeur. Ik ga zitten en pak een beduimelde vertaling met verbleekte aantekeningen uit mijn studietijd van Marx' ‘Die deutsche Ideologie’ die ‘toevallig’ op de tafel ligt.
Ik ga deze woorden uitspreken in Europa, maar ik moet ernaar zoeken in de Verenigde Staten van Noord-Amerika. Toen ik een jaar of tien, elf was, aan het begin van de Tweede Wereldoorlog, schreven een vriendinnetje en ik elkaar brieven die we als volgt adresseerden: Adrienne Rich
14 Edgevale Road
Baltimore, Maryland
Verenigde Staten van Amerika
Continent van Noord-Amerika
Westelijk Halfrond
Aarde
Deze tekst is de Nederlandse weergave van de lezing, die Rich op 1 juni 1984 hield in de Oude Kerk te Utrecht, voor het Congres ‘Women, Feminist Identity and Society in the 1980's’ van de Utrechtse Summer School of Critical Semiotics. Titel van de lezing: ‘Notes toward a Politics of Location’. | |
[pagina 11]
| |
Zonnestelsel
Universum
We zagen ons eigen huis als een minuscuul stipje in een steeds groter wordend landschap; of als het middelpunt van alles, van waaruit de cirkels zich uitbreidden tot in de onbekende oneindigheid. Het is dat gevoel van in het middelpunt staan dat menu dwars zit - in het middelpunt van wat?
Als vrouw héb ik een land; als vrouw kan ik me niet losmaken van dat land alleen door de regering te veroordelen, of door drie keer te zeggen: ‘Als vrouw is mijn land de hele wereld’. Afgezien van groepsloyaliteit, en zelfs als nationale staten tegenwoordig alleen maar een voorwendsel zijn voor multinationale concerns om hun eigenbelang te dienen, is het noodzakelijk dat ik begrijp hoe een plek op de kaart ook een plaats in de geschiedenis is, waarbinnen ik als vrouw, als lesbienne, als feministe wordt gecreëerd en probeer te creëren. Ik zal beginnen: niet met een continent, een land of een huis, maar met de geografie die het dichtstbij ligt. Het lichaam. Daar weet ik tenminste dat ik besta, als het levend menselijk individu dat de jonge Marx ‘de eerste premisse van alle menselijke geschiedenis’ noemde. Maar het was niet als marxiste dat ik naar deze plaats terugkeerde, terug uit filosofie, literatuur, wetenschap en theologie, waarin ik tevergeefs naar mezelf had gezocht. Het was als radicaal feministe. De politiek van beschikbaarheid en moederschap. De politiek van orgasme. De politiek van verkrachting en incest, van abortus, geboorteregeling, gedwongen sterilisatie. Van prostitutie en seks in het huwelijk. Van wat seksuele bevrijding was genoemd. Van heteroseksualiteit als norm. Van lesbisch bestaan. En marxistische feministen waren vaak pioniers in dit werk. Maar veel vrouwen die ik kende begrepen de noodzaak om te beginnen met het vrouwenlichaam - het onze - niet als een marxistisch principe vóór vrouwen, maar als bepaling van de plaats van waaruit we met gezag spreken áls vrouwen. Niet uitstijgen boven dit lichaam, maar het weer in bezit nemen. Opnieuw verband leggen tussen denken, spreken en het lichaam van dit speciale, levende menselijke individu, een vrouw. Begin, zeiden we, met het materiaal, met de grondstof, mma., madre, mutter, moeder, modder, enz. enz. | |
[pagina 12]
| |
Begin met het materiaal. Neem de lange strijd weer op tegen hoogdravend en bevoorrecht abstraheren. Misschien is dit wel de kern van het revolutionaire proces, of het zichzelf nu marxistisch, Derde Wereld -, feministisch of alle drie noemt. Lang vóór de negentiende eeuw waren er de empirisch ingestelde heksen van de Europese middeleeuwen die op haar zintuigen vertrouwden, haar beproerde middelen aanwendden tegen de anti-materiële, anti-zintuiglijke, anti-empirische dogma's van de Kerk. Ze stierven daarvoor, bij miljoenen. ‘Een door vrouwen geleide volksopstand’? - in ieder geval een opstand tegen de verafgoding van pure ideeën, het geloof dat ideeën een eigen leven hebben en boven de hoofden zweven van gewone mensen - vrouwen, armen, oningewijden.’Ga naar voetnoot2. Abstracties, afgesneden van het doen en laten van levende mensen, abstracties die ze later weer als slogans krijgen opgedrongen. Theorie - het zien van patronen, die zowel de bomen als het bos laten zien - theorie kan zijn als dauw die opstijgt van de aarde, zich verzamelt in een regenwolk en weer terugkeert naar de aarde, steeds weer opnieuw. Maar als hij niet naar aarde ruikt, is het niet goed voor de aarde.
Ik schreef zojuist een zin op en streepte die weer door. Daarin zei ik dat vrouwen altijd al de strijd tegen los-zwevende abstracties hebben begrepen, zelts wanneer we werden geïntimideerd door abstracte ideeën. Ik wil een dergelijke zin nu niet opschrijven, zo'n zin die begint met: ‘Vrouwen hebben altijd...’ We zijn begonnen met het verwerpen van zinnen die begonnen met: ‘Vrouwen hebben altijd een instinct voor het moederschap gehad’ of ‘Vrouwen zijn altijd onderworpen geweest aan mannen’. Als we íets hebben geleerd tijdens deze jaren van het feminisme van de tweede helft van de twintigste eeuw, dan is het dat dit ‘altijd’ datgene uitwist wat we werkelijk moeten weten: wanneer, waar en onder welke omstandigheden is die uitspraak waar geweest?
De absolute noodzaak om deze vragen in de wereld te stellen: waar, wanneer en onder welke omstandigheden hebben vrouwen gehandeld en zijn ze be-handeld als vrouwen? Overal waar mensen strijden tegen onderdrukking, moet de specifieke onderdrukking van vrouwen, | |
[pagina 13]
| |
door onze plaats in een vrouwelijk lichaam, van nu af aan worden aangepakt. De noodzaak om daarover te blijven spreken, om te weigeren de discussie te laten voortgaan als voorheen, om te spreken waar stilzwijgen wordt aangeraden en opgelegd, niet alleen over onze onderdrukking maar over onze actieve aanwezigheid en bestaan als vrouwen. Wij geloofden (en ik geloof nog steeds) dat de bevrijding van vrouwen een wig is die in elk ander radicaal denken wordt gedreven, die de harde kern van verzet kan blootleggen, de verbeelding kan losmaken, kan samenvoegen wat zo gevaarlijk is losgekoppeld. Laten we nu aandacht besteden, zeiden we, aan vrouwen: laten mannen en vrouwen welbewust aandacht hebben als vrouwen spreken, laten we aandringen op die processen waardoor meer vrouwen kunnen spreken, laten we terugkeren naar de aarde. Niet als paradigma voor ‘vrouw’, maar als plaats, als uitgangspunt. Misschien moeten we het uitspreken van de woorden ‘het lichaam’ uitstellen. Want het is ook mogelijk om het lichaam te abstraheren. Als ik ‘het lichaam’ schrijf, zie ik niet iets speciaals. Als ik ‘mijn lichaam’ schrijf, duik ik onder in levenservaringen, in specifieke dingen: ik zie littekens, misvormingen, verkleuringen, beschadigingen, verloren gegane dingen, naast dingen die ik plezierig vind. Witte huid, gevlekt en getekend door drie zwangerschappen, een sterilisatie, voortschrijdende arthritis, vier gewrichtsoperaties, kalkafzettingen, geen verkrachtingen, geen abortussen, veel tijd aan de schrijfmachine, enzovoort. ‘Het lichaam’ zeggen, voert mij weg van wat me een primair perspectief heeft gegeven. ‘Mijn lichaam’ zeggen, vermindert de verleiding tot het doen van pompeuze beweringen.
Dit lichaam. Wit, vrouwelijk, of: vrouwelijk, wit. De eerste duidelijke, levenslang geldende feiten. Maar ik werd geboren op de blanke afdeling van een ziekenhuis waar zwarte en witte vrouwen tijdens de bevalling en zwarte en witte baby's op de kraamafdeling werden gescheiden, net zoals de zwarte en witte dode lichamen in het lijkenhuis werden gescheiden. Ik werd gedefinieerd als ‘blank’ nog voordat ik werd gedefinieerd als ‘vrouw’. De politiek van plaats. Zelfs als ik begin met mijn lichaam, moet ik zeggen dat dat lichaam meteen al meer dan één identiteit had. Toen ik uit het ziekenhuis de wereld werd ingedragen, werd ik gezien en behandeld als vrouw, maar ook als ‘blank’ - zowel door zwarte als door witte mensen. Ik werd net zo trefzeker geplaatst door kleur en geslacht als een zwart kind door kleur en geslacht werd geplaatst - hoewel de implicaties van witte identiteit werden gemystificeerd door de | |
[pagina 14]
| |
vooronderstelling dat witte mensen het middelpunt van het universum vormen. Mijzelf plaatsen in mijn lichaam houdt meer in dan begrijpen wat het voor mij heeft betekend om een vulva te hebben, een clitoris, baarmoeder en borsten. Het betekent de erkenning van deze witte huid, de plaatsen waar zij me heeft gebracht, de plaatsen waar ik door het bezit daarvan niet heenkon.
Proberen om als vrouwen vanuit het middelpunt te kijken. ‘Een politiek,’ schreef ik eens, ‘van het stellen van vrouwenvragen’.Ga naar voetnoot3. Wij zijn niet het ‘vrouwenvraagstuk’, wij zijn de vrouwen die de vragen stellen. Proberen om zoveel te zien, in het besef dat er zoveel te zien is, zoveel aan het licht gebracht kan worden, zoveel kan veranderen. Steeds weer opnieuw het leugenachtige mannelijke universum afbreken. Stukje bij beetje concrete ervaringen verzamelen, vergelijken, patronen gaan ontdekken. Woede, frustratie, vanwege de afwijzing van die vragen, die strijd, door marxisten of de linkse beweging. Je kunt die desillusie nu wel gemakkelijk noemen, maar de woede was diepgevoeld, de frustratie reëel, zowel binnen persoonlijke relaties als in politieke organisaties. In 1975 schreef ik: ‘Veel van wat in beperkte zin “politiek” heet, lijkt te berusten op een verlangen naar zekerheid zelfs ten koste van eerlijkheid, verlangen naar een analyse die niet meer onderzocht hoeft te worden als zij een keer is gemaakt. Dat maakt het Marxisme in onze tijd - voor vrouwen - tot een doodlopende weg.’Ga naar voetnoot4. En het is ook gevoeld als een doodlopende weg, overal waar politiek werd veruiterlijkt, werd afgesneden van de geleefde levens van vrouwen of mannen, werd gereduceerd tot een elitair jargon dat werd bepaald door kleine sektes die teren op elkaars fouten. Maar ook toen we ons net als academische marxisten en sektarisch links afkeerden van Marx, bedoelden enkelen onder ons, die zichzelf radicale feministen noemden, nooit iets anders met de bevrijding van vrouwen dan het scheppen van een samenleving zonder overheersing; we hadden nooit iets anders in gedachten dan de vernieuwing van alle relaties. Het probleem was dat we niet wisten wie we bedoelden als we ‘wij’ zeiden. | |
[pagina 15]
| |
‘De literatuur van het westen, lees ik, is een reflectie van de witte man van zichzelf. Moet die nu worden aangevuld met de reflectie van de witte vrouw van zichzelf? En verder niets?’ Dit schrijft de Oostduitse Christa Wolf in haar meest recente boek, ‘Voraussetzungen einer Erzählung: Kassandra’.Ga naar voetnoot5. ‘... de macht... die mannen overal over vrouwen hebben. Macht, die het model is geworden voor iedere andere vorm van uitbuiting en ten onrechte uitgeoefende heerschappij.’Ga naar voetnoot6 Deze woorden schreef ik in 1977, aan het einde van een essay getiteld ‘Gedwongen heteroseksualiteit en lesbisch bestaan’. Patriarchaat als het ‘model’ voor andere vormen van overheersing - dit is geen oorspronkelijk idee van mij, het is door witte, westerse feministen vele malen naar voren gebracht, en in 1972 citeerde ik uit Lévi-Strauss: ‘Ik zou zover willen gaan om te zeggen dat zelfs nog voordat slavernij of klasse-overheersing bestonden, mannen een houding tegenover vrouwen ontwikkelden die later werd gebruikt om verschillen tussen ons allemaal te introduceren.’Ga naar voetnoot7 Nu ik zo'n vijftig jaar heb geleefd en slechts een miniem stukje ontwikkeling van de geschiedenis heb geobserveerd, zal ik minder snel dan vroeger gaan zoeken naar eenduidige ‘oorzaken’ of redenen voor de betrekkingen tussen mensen. Maar stel dat we zouden kunnen ontdekken en bewijzen dat het patriarchaat overal het model is geweest - welke keuzes tot actie zou dat ons nu geven? Het patriarchaat bestaat nergens in een zuivere vorm; wij zijn de laatsten die verstrikt zijn in de kluwen van soorten onderdrukking die eeuwenlang rondom en dwars door elkaar zijn ontstaan. Het is geen kinderspelletje waarbij je een gekleurde draad in het web kiest en die terugvolgt tot je de prijs vindt en de andere draden negeert omdat ze alleen afleiden. De prijs is het leven zelf en de meeste vrouwen in de wereld moeten op vele fronten tegelijk vechten voor onze levens. | |
[pagina 16]
| |
‘Wij... vinden het vaak moeilijk om onderdrukking naar ras, klasse en sekse van elkaar te scheiden, omdat we ze in ons leven meestal tegelijkertijd ervaren. Wij weten dat er zoiets als onderdrukking op ras en sekse tegelijk bestaat, die noch uitsluitend raciaal, noch uitsluitend sekse-gericht is... Wij moeten de werkelijke klassesituatie verwoorden van personen die niet slechts rasloze, sekseloze arbeiders zijn, maar voor wie onderdrukking naar ras en sekse bepalende factoren zijn in hun samenwerkende/economische leven.’ Dit staat in het Combahee River Collective Statement uit 1977, een belangrijk document van de Amerikaanse vrouwenbeweging, waarin zwarte feministen de ervaring van de gelijktijdigheid van vormen van onderdrukking helder en principieel benoemen.Ga naar voetnoot8. Ook terwijl we streden tegen los-zwevende abstracties, hebben we geabstraheerd. Zowel marxisten als radicale feministen hebben dit gedaan - waarom zouden we dat niet toegeven, het ronduit zeggen - zodat we verder kunnen gaan met het werk dat moet worden verricht, zodat we weer met beide benen op de aarde terecht komen? Het gezichtsloze, geslachtsloze, rasloze proletariaat. De gezichtsloze, rasloze, klasseloze categorie van ‘alle vrouwen’. Allebei creaties van wit, westers op zichzelf gericht-zijn.
‘Inzien hoe wit-zijn ons begrenst’.Ga naar voetnoot9. We mogen dan als vrouwen buitengesloten zijn, maar als witte en westerse theoretici sluiten we ook anderen buiten. Omdat de door ons beleefde ervaringen gedachtenloos die van witten zijn, omdat zelfs onze ‘vrouwenculturen’ haar wortels hebben in een westerse traditie. Onze plaats erkennen, inzien dat we het gebied waar we vandaan komen moeten benoemen en de omstandigheden die we als vanzelfsprekend aanvaarden. Er is verwarring tussen wat het witte, westerse oog ziet en wat het op vrouwen gerichte oog ziet. Er is angst de centrale plaats te verliezen van het witte perspectief, terwijl we tegelijk pretenderen over alle vrouwen te spreken. Hoe definieert de witte, westerse feministe theorie? Is dat iets dat alleen door witte vrouwen wordt gemaakt en alleen door vrouwen die | |
[pagina 17]
| |
als schrijfster worden erkend? Hoe definieert de witte, westerse feministe ‘een idee’? Wie zijn die ‘vrouwen met ideeën’? Hoe kunnen we actief werken aan de opbouw van een wit, westers feministisch bewustzijn dat niet uitsluitend op zichzelf gericht is, dat bestand is tegen de begrenzingen van wit-zijn?
Niet alleen door de geschriften, maar ook door de daden, toespraken en lezingen van zwarte burgers in de Verenigde Staten, begon ik de betekenis van mijn wit-zijn te ervaren als een positie en een plaats waarvoor ik verantwoordelijkheid hoorde te aanvaarden. Door het lezen van gedichten van hedendaagse Cubaanse vrouwen begon ik de betekenis te ervaren van Noord-Amerika als een plaats die ook mijn manier van kijken had gevormd en mijn ideeën over wie en wat belangrijk was, een plaats waarvoor ook ik verantwoordelijk was. Ik ben toen naar Nicaragua gereisd, waar ik in een nietig klein, vruchtbaar, groen maar verarmd land, in een vier jaar oude maatschappij die zich volledig inzet voor de uitroeiing van armoede, onderaan de heuvels van de grens tussen Nicaragua en Honduras, het gewicht van de Verenigde Staten van Noord-Amerika bijna lichamelijk ervoer. Ik kon de strijdkrachten, de grootscheepse toeëigening van geld, de massamedia, in mijn rug voelen; ik kon voelen wat het betekent dat ik, dissident of niet, deel ben van die opgeheven laars van macht, die koude schaduw die we over het hele zuidelijke continent werpen.
Ik kom uit een land dat veertig jaar lang vastzit in de diepvriezer van de geschiedenis. Elke nu levende burger van de Verenigde Staten is overvoerd met indoctrinatie over de Koude Oorlog, met de verschrikkingen van het communisme, de verraderlijkheid van het socialisme, de waarschuwing dat elke collectieve herstructurering van de samenleving het einde van persoonlijke vrijheid betekent. En ja, er is sprake geweest van verschrikkingen en verraad en die dienen openlijk besproken te worden. Maar ons wordt niet gevraagd de slachtingen van het Stalinisme te overwegen in samenhang met de slachtingen die racisme en het ‘Manifest-Destiny’-denken aanrichten.Ga naar voetnoot10. Ons wordt niet verzocht mee te werken aan het scheppen van een leefbaarder samenleving tegenover de samenleving die we | |
[pagina 18]
| |
geleerd hebben te vrezen. De dialoog is bevroren op dit niveau. Toen ik vanavond een knop omdraaide op zoek naar ‘het nieuws’, kwam dat glimmende siliconenmasker van die marionet weer op de tv en vertelde de burgers van mijn land dat we worden bedreigd door het communisme vanuit El Salvador, dat het communisme - de Sovjetvariant, kennelijk - aan het oprukken is in Centraal-Amerika, dat onze vrijheid gevaar loopt, dat de noodlijdende boerenbevolking van Latijns-Amerika moet worden tegengehouden, net zoals indertijd Hitler moest worden tegengehouden. De dialoog is nooit werkelijk veranderd; hij is vermoeiend abstract. (Lillian Smith, wit anti-racistisch schrijfster en activiste, sprak over de ‘dodelijke onveranderlijkheid’ van abstractie.) Daarin is geen ruimte voor verschillen tussen plaatsen, tijden, culturen, omstandigheden, bewegingen. Woorden die de diepte en breedte van suggesties horen te bezitten, woorden als socialisme, communisme, democratie, collectivisme - worden ontdaan van hun historische wortels. De vele gezichten van de strijd voor sociale rechtvaardigheid en onafhankelijkheid, worden gereduceerd tot de ambitie om de wereld te overheersen. Bestaat er een verband tussen deze manier van denken - de Koude Oorlogmentaliteit, het toeschrijven van al onze problemen aan een vijand buiten onszelf - en een vorm van feminisme die zo sterk is gericht op de kwade genius van mannen en het slachtoffer-zijn van vrouwen, dat daardoor ook geen ruimte is voor verschillen tussen vrouwen, mannen, plaatsen, tijden, culturen, omstandigheden, bewegingen? Levend in een klimaat van een immens of/of nemen we daar iets van over, tenzij we voortdurend waakzaam zijn.
In de Verenigde Staten zijn grote aantallen mensen afgesneden van hun eigen proces en beweging. Wij hebben veertig jaar lang gehoord dat wij de bewakers van de vrijheid zijn, terwijl ‘achter het IJzeren Gordijn’ alleen onbetrouwbaarheid en manipulatie bestaan, zoniet regelrechte terreur. Toch blijft het restant van de angst tijdens de heksenjacht van de jaren vijftig hangen als de geur van een lijkverbranding. Het gevoel van onduidelijkheid, mysterie, paranoia, dat de Amerikaanse Communistische Partij omgaf na het Chroesjtjov-Rapport van 1956: de Partij verloor binnen enkele weken 30.000 leden en maar weinigen die achterbleven praatten erover. Jood zijn, homoseksueel, hoe dan ook marginaal zijn, betekende dat je er gemakkelijk van kon worden verdacht ‘communist’ te zijn. Er begon een verstikkende, allesbedekkende sneeuwlaag te vallen over de | |
[pagina 19]
| |
radicale geschiedenis van de Verenigde Staten. Delen van de Noordamerikaanse feministische beweging kwamen voort uit de zwarte bewegingen van de jaren zestig en de anti-oorlogbeweging van de studenten. Toch hebben feministen niet alleen geleden onder het begraven en verdraaien van de ervaringen van vrouwen, maar ook onder de totale begraving en verdraaiing van de grote bewegingen voor sociale verandering.Ga naar voetnoot11.
De eerste Amerikaanse vrouwelijke astronaut wordt geïnterviewd door de redactrice van een groot, liberaal-feministisch tijdschrift. Ze is een schitterend wezen, gezond, jong, met vol, donker haar en in het bezit van doctorstitels van een elite-universiteit, een atletisch zelfvertrouwen. Ze is ook wit. Ze spreekt over de toekomst van de ruimte, het potentiële gebruik van ruimtekolonies door de particuliere industrie, met name voor de produktie van materialen die in een toestand van gewichtsloosheid beter kunnen worden geproduceerd. Farmaceutische middelen, bij voorbeeld. Daarbij denk je tevens ook aan chemicalieën. Geen van beide intelligente vrouwen spreekt over de banden die er tussen de militaire en ‘particuliere’ sector bestaan in de Verenigde Staten. Ook spreken ze niet over Depo-Provera, Valium, Librium. Over napalm. Of over Dioxine. ‘Als grote concerns vinden dat het voordelig is om veel geld in de produktie van materialen in de ruimte te investeren... dan krijgen we ook inderdaad het nodige kapitaal,’ zegt de astronaut. Er wordt niet bij gezegd wie ‘wij’ zijn en waarvoor ‘wij’ dat kapitaal nodig hebben; er worden geen vragen gesteld over de vergiftiging van de aarde, van de lichamen van vrouwen, van de Aziatische of Latijnsamerikaanse boerenbevolking, over de ontbladeringsmiddelen die zich hebben opgehoopt in de lichamen van Vietnamese kinderen lang nadat de oorlog is afgelopen. Ook vrouwen kunnen de Aarde de rug toekeren.Ga naar voetnoot12. De astronaut is jong, opgewekt, voelt haar kracht en werkt daar hard voor. Ze heeft boven de aarde gezweefd, is teruggekomen en heeft nogmaals alle tests doorstaan. Het is niet zo dat ik van haar verwacht dat ze naar de aarde terugkeert als Cassandra. Maar haar ervaring heeft in feite niets te maken met de bevrijding van vrouwen. Een vrouwelijk proletariaat zorgt voor de winsten die de ‘grote concerns’ ertoe brengen geld te investeren in de ruimte. | |
[pagina 20]
| |
Op het tweedelige scherm in mijn geest zie ik twee versies van haar verhaal: de blik achterom door de stralende gewichtsloosheid naar de vertrouwde aardbol, bleekblauw en groen met wit, haar stipte, ontroerende aanwezigheid, het waarachtige intuïtieve besef van relativiteit dat het hart treft. en de snel berekende evacuatie naar een zeer afgelegen voorstad, de witte, mannelijke technocraten en de vrouwen die ze selecteerden en testten, en die de vertrouwde aardbol de rug hebben toegekeerd: de giftige rivieren, de kanker verwekkende bronnen, de valleien met hun sterk vervuilde lucht, de gesloten ziekenhuizen in grote steden, de vernielde scholen, de wilde, lila seringen en blauwe druifjes die de atoomwoestijn bloeiend bedekken, waar hemelbomen en kudzu een laatste, wanhopige poging doen: de schoonheid die niet zal evacueren, die ondanks alles niet gestolen kan worden.
Een beweging voor verandering leeft in gevoelens, daden en woorden. Als iets onze gevoelens inperkt of verminkt, wordt handelen moeilijker: abstract denken, groepsloyaliteit, alle vormen van eigendunk, de arrogantie van het geloof dat wij zelf in het middelpunt staan. Het valt me zwaar terug te kijken op de grenzen van mijn begrip van een jaar, vijf jaar geleden - hoe kon ik kijken zonder te zien, horen zonder te luisteren? Het is moeilijk genereus te zijn tegenover ons vroegere zelf, - en het bewaren van vertrouwen in de continuïteit van onze reizen vergt bijzonder veel inspanning in de Verenigde Staten, waar identiteiten en loyaliteiten gedachteloos zijn afgedankt en vervangen, alles om maar ‘Amerikaans’ te worden. Niettemin: hoe kunnen we, behalve door middel van onszelf, ontdekken wat andere mensen tot verandering beweegt? Onze oude angsten en ontkenningen - wat heeft gemaakt dat we ze hebben losgelaten? Wat heeft gemaakt dat we besloten onszelf te her-scholen, ook degenen onder ons met een ‘goede’ opleiding? Een gepolitiseerd leven hoortzowel dezintuigen als het geheugen te scherpen.
‘Hoe moeilijk is het “ik” te zeggen’, nog een uitspraak van Christa WolfGa naar voetnoot13.. Maar als ik dat eenmaal heb gezegd, nu we de noodzaak beseffen om verder te gaan, blijkt het dan niet moeilijk om ‘wij’ te zeggen? Jij kunt niet voor mij spreken. Ik kan niet voor ons spreken. Twee gedachten: er bestaat geen bevrijding die alleen ‘ik’ weet te zeggen. Er bestaat geen collectieve beweging die voortdurend | |
[pagina 21]
| |
voor ieder van ons spreekt. En daarom worden zelfs gewone persoonlijke voornaamwoorden een politiek probleem. Vierenzestig kruisraketten in Greenham Common en Molesworth.
Honderdentwaalf in Comiso.
Zesennegentig Pershings II in West-Duitsland.
Zesennegentig voor België en Nederland.
Dat is de raming voor de komende paar jaar.Ga naar voetnoot14
Duizenden vrouwen in Europa en de Verenigde Staten zeggen nee tegen de raketten en de militarisering van de wereld. ‘... Een benadering waarbij militarisme wordt geweten aan het patriarchaat en het patriarchaat aan de fundamentele kenmerken van mannelijkheid, kan demoraliserend en zelfs verlammend zijn... Misschien is het mogelijk ons minder te laten obsederen door het zoeken naar “oorspronkelijke oorzaken”. Het zou veel nuttiger kunnen zijn ons af te vragen: Hoe worden deze waardeoordelen en gedragingen elke generatie weer herhaald?’Ga naar voetnoot15. Waarde toekennen aan manhaftigheid en mannelijkheid. De strijdkrachten als de extreme belichaming van het patriarchale gezin. Het archaïsche idee dat vrouwen een ‘thuisfront’ zijn, ook al worden de kruisraketten opgesteld in de achtertuinen van Wyoming en Mutlangen. Het wordt steeds dringender noodzakelijk dat een antinucleaire, antimilitarische beweging óók een feministische beweging is, óók een socialistische, een antiracistische en een anti-imperialistische. Dat het niet genoeg is bezorgd te zijn voor mensen die we kennen, voor ons eigen soort, voor onszelf. Ook geeft het geen kracht ons over te geven aan de abstracte angst voor totale vernietiging. De antinucleaire, antimilitaristische beweging kan de kruisraketten niet van de aardbodem wegvagen als het een beweging | |
[pagina 22]
| |
is om de witte, westerse beschaving te redden. De beweging voor verandering is een veranderende beweging, die zichzelf verandert, zichzelf ontmannelijkt en ontwestert, een critische mensenmassa die met zoveel verschillende stemmen, in zoveel verschillende talen, gebaren en daden zegt: ‘Het moet veranderen. Wij kunnen het zelf veranderen.’ Wij - die niet allemaal hetzelfde zijn. Wij die met velen zijn en niet hetzelfde willen zijn.
In een poging mezelf te observeren terwijl ik dit schrijf, kom ik steeds weer terug bij Sheila Rowbotham, de Engelse socialistisch-feministe, die in ‘Beyond the Fragments’ schreef: ‘... er zijn enorme en ernstige problemen in de relatie tussen theorie en groepen mensen die onderworpen zijn. Een beweging helpt bij het overwinnen van in elk geval een deel van de onderdrukkende afstandelijkheid van theorie en de vrouwenbeweging heeft daar op een creatieve manier voortdurend hard aan gewerkt. Maar sommige paden zijn nog niet in kaart gebracht en de vaste voet die we gevonden hadden is dan weg... Wat ik schrijf zie ik als deel van een breder ontginningsproces dat op gang is gekomen. Ik maak zelf deel uit van het probleem. Het ligt niet ergens in de verte.Ga naar voetnoot16 Mijn problemen liggen ook niet ergens buiten mij - behalve in de sociale omstandigheden die dit alles noodzakelijk maken. Ik kan niet langer geloven, mijn gevoelens staan me niet toe te geloven, dat het oog van de witte mens vanuit het middelpunt kijkt. Toch betrap ik mezelf er vaak op dat ik denk alsof ik nog steeds geloof dat dit wél zo is. Of liever, mijn denken staat stil. Ik voel me muurvast zitten, alsof mijn geest en mijn hart weigeren met elkaar te spreken. Mijn geest, de geest van een vrouw, heeft zich in extase losgemaakt van het taboe dat vrouwen niet mogen denken, is meegevoerd door de wind en zegt: Ik ben de vrouw die de vragen stelt. Mijn hart heeft op een veel nederiger en moeizamer manier geleerd; het heeft geleerd dat je voor gevoelens ook feiten nodig hebt, dat alle bevoorrecht-zijn in de kern onwetend is. | |
[pagina 23]
| |
De Verenigde Staten is nooit een land van ‘blanken’ geweest, hoewel het lang ten dienste stond van wat witte mannen hun belangen noemden. Het gebied rond de Middellandse Zee is nooit wit geweest. Engeland, Noord-Europa, zo ze al absoluut wit zijn geweest, zijn dat niet langer. Op een Derde Wereld-poster in een linkse boekwinkel in Manchester: Wij zijn hier omdat jullie daar waren. In Europa waren er altijd de joden, de oorspronkelijke bewoners van getto's, gedefinieerd als raciaal type, die leden onder passenwetten en speciale immigratiebelastingen, gedwongen verplaatsing naar elders, massamoord: de zondebokken, de vreemdelingen, nooit gezien als echte Europeanen maar als deel uitmakend van die donkere wereld die beheerst moest worden en uiteindelijk vernietigd. Is antisemitisme het model voor racisme? Of racisme het model voor antisemitisme? Nogmaals, waar leidt deze vraag ons heen? Moeten we niet hier beginnen, waar we nu zijn, veertig jaar na de Holocaust, midden in de draaikolk van geweld in het Midden-Oosten, op de rand van het beslissende oproer in Zuid-Afrika? Niet met een discussie over oorzaken en precedenten, maar met het inzicht dat verschillende vormen van onderdrukking gelijktijdig plaatsvinden?
Ik heb veel nagedacht over die obsessie met oorzaken. Het lijkt een manier om de tijd stil te zetten. De neolitische heilige driehoeken, de Minoïsche vazen met starende ogen en borsten, de vrouwenfiguurtjes van Anatolië - waren dat niet een soort concrete bewijzen, zoals de fragmenten van Sappho, voor vroege vrouw-bevestigende culturen, culturen die eeuwenlange vrede kenden? Maar hebben zij niet ook gediend als remmende beelden, die ons vasthielden en immobiliseerden? Het menselijk handelen is niet opgehouden in Kreta of Catal Hüyuk. We kunnen geen samenleving opbouwen die vrij is van overheersing door onze blik achterwaarts te blijven richten op een stam of stad van lang geleden. De blijvende spirituele kracht van een beeld ligt in de wisselwerking tussen hetgeen waaraan het ons herinnert - waar het ons aan doet denken - en ons eigen leven, in het heden. Wanneer de labrysGa naar voetnoot17 een symbool wordt voor een cultus van Minoïsche godinnen, wanneer de draagster van de labrys zich niet meer afvraagt wat zij op deze aarde doet, waar haar liefde voor vrouwen haar heenvoert, dan wordt ook dat een abstractie - ver verwijderd van de hitte en de wrijving van menselijke activiteit. Ik draag de joodse ster om mijn hals, niet alleen | |
[pagina 24]
| |
om niet te vergeten, maar ook als een aansporing tot voortdurende en steeds weer veranderende verantwoordelijkheid.
Als ik ontdek dat er in 1913 massale demonstraties van vrouwen werden gehouden in Zuid-Afrika, waardoor wetten over inreisvergunningen werden ingetrokken; dat zich in 1956 20.000 vrouwen in Pretoria verzamelden om te protesteren tegen passenwetten voor vrouwen, dat het verzet tegen deze wetten plaatsvond in veraf gelegen dorpen en werd gestraft met schietpartijen, lichamelijk geweld, brandstichting; dat er in 1959 tweeduizend vrouwen in Durban demonstreerden tegen wetten die bierhallen voor Afrikaanse mannen legaliseerden en het traditionele, zelf brouwen van bier strafbaar stelden; dat Afrikaanse vrouwen op precies hetzelfde tijdstip samen met mannen een belangrijke rol speelden in het verzet tegen apartheid, dan moet ik mezelf afvragen waarom het zo lang heeft geduurd voordat ik deze hoofdstukken uit de vrouwengeschiedenis ontdekte, waarom de strategieën en het leiderschap van Afrikaanse vrouwen niet werden erkend als in daden omgezette theorie door het witte, feministische denken van het westen. (En in een boek van twee mannen, getiteld ‘South African Politics’ dat werd gepubliceerd in 1982, staat slechts één trefwoord onder ‘Vrouwen’ (kiesrecht) en geen enkele verwijzing naar het politieke leiderschap en de massale acties van vrouwen.)Ga naar voetnoot18. Als ik lees dat een belangrijke factor in de conflicten van de afgelopen tien jaar in Libanon de politieke organisatie van vrouwen door vrouwen was, dwars door alle klasse-, stam- en religieuze verschillen heen, van vrouwen die samen werkten en les gaven in vluchtelingenkampen en gewapende gemeenschappen, en dat hun inspanningen gewelddadig werden onderdrukt tijdens de burgeroorlog en de Israëlische invasie, dan word ik gedwongen na te denken.Ga naar voetnoot19. Iman Khalife, de jonge lerares die een stille vredesmars wilde organiseren langs de Christen-Moslimgrens van Beiroet - een protest dat de kop werd ingedrukt door de deelneemsters te bedreigen met massale uitroeiing - Iman Khalife en vrouwen zoals zij komen niet uit het niets. Maar wij, westerse feministen, die onder heel andere omstandigheden leven, worden niet geacht deze achtergrondinfor- | |
[pagina 25]
| |
matie te kennen. En ik sla Etel Adnan's opmerkelijke novelle ‘Sitt Marie Rose’ op, over een middle-class Libanese christenvrouw die werd gemarteld omdat ze zich aansloot bij de Palestijnse Verzetsbeweging, en ik lees: ‘Ze had nog een ander waandenkbeeld gekoesterd: ze had gedacht dat vrouwen geen represaillemaatregelen hadden te duchten, omdat de leiders het politieke strijdperk beschouwden als een terrein dat uitsluitend aan mannen was voorbehouden. In werkelijkheid begonnen ze de vrouwen, zodra die bepaalde posities - zelfs al waren het tweederangs posities - gingen bekleden, goed in de gaten te houden en namen de wraakgevoelens misschien zelfs toe. In deze wereld waar vrouwen al eeuwenlang ondergeschikt zijn, wordt iedere actie van een vrouw, zelfs al is het een liefdadige en een schijnbaar apolitieke actie, beschouwd als een uiting van opstandigheid. Marie Rose had dus al lang voor de fatale dag van haar arrestatie haatgevoelens en hoongelach opgewekt.’Ga naar voetnoot20. In vrijwel alles wat ik tegenwoordig lees staan vrouwen voor dag en dauw op, in de zwarte duisternis vlak voordat het licht aanbreekt, in de schemering vlak voor de zonsopgang ontwaken vrouwen eerder dan mannen en kinderen, om het ijs te breken, het vuur aan te maken, de pap te bereiden, de koffie, de rijst, om broeken te strijken, het haar te vlechten, het water voor die dag te putten uit de bron, water te koken voor de thee, de kinderen te wassen voor ze naar school gaan, om groenten te plukken en de voettocht naar de markt te beginnen, om zich naar de bus te haasten voor het werk dat wordt betaald. Ik weet niet wanneer de meeste vrouwen slapen. In grote steden keren vrouwen bij het aanbreken van de dag terug naar huis nadat ze de hele nacht kantoren hebben schoongemaakt of vloeren van ziekenhuizen in de was hebben gezet, of hebben gewaakt bij oude, zieke en angstige mensen, in het uur waarin de dood wordt geacht zijn werk te doen. In Peru: Vrouwen besteden uren aan het sorteren van steentjes en kaf uit bonen, tarwe en rijst; ze doppen erwten, maken vis schoon en malen kruiden in kleine vijzels. Ze kopen botten of pens op de markt en koken er goedkope, voedzame soep van. Ze herstellen | |
[pagina 26]
| |
kleding totdat er geen lapje meer bij kan. Ze... zoeken... de goedkoopste schooluniformen, die in de meeste termijnen af te betalen zijn. Ze ruilen oude tijdschriften voor plastic wasbakken en kopen tweedehands speelgoed en schoenen. Ze lopen grote afstanden om een klosje garen te vinden tegen een iets lagere prijs.Ga naar voetnoot21. De onbetaalde vrouwenarbeid waardoor de armen kunnen overleven. In het karige licht zie ik haar, steeds weer opnieuw, haar innerlijke klok drijft haar uit bed met haar zware en misschien pijnlijke ledematen, met haar adem blaast ze haar oven nieuw leven in, haar huis, haar gezin, ze neemt het laatste restje koude nacht op haar lichaam mee, knippert tegen het plotselinge licht van de opkomende zon. Probeer me niet te vertellen dat deze vrouw niet nadenkt en haar leven overziet. Dat haar ideeën niet net zo reëel zijn als die van Karl Marx of Simone de Beauvoir. Probeer me niet te vertellen dat haar ideeën over haar leven geen theorie zijn, dat alleen bepaalde soorten mensen theorie kunnen ontwikkelen. Gaan we het dan weer doen - doen we haar overwegingen, haar filosofie, haar gave voor wet en ethiek, haar politieke beslissingen van alledag, af als simpele reacties op de omstandigheden? Wat kwalificeert ons om haar prioriteiten te dicteren, haar die zovelen heeft onderwezen, overtuigd, georganiseerd? Nogmaals: wie zijn wij? Hiermee eindigen deze aantekeningen, maar het is geen eindpunt. | |
AankondigingDe handelingen van de jaarlijks te houden ‘Utrecht Summer School of Critical Semiotics’ zullen elk najaar in het Engels verschijnen bij HES, Oude Gracht 206, 3511 NR Utrecht. Eind 1984 verschijnt het eerste deel (met korting voor deelnemers aan het congres): ‘Women, Feminist Identity and Society in the 1980's’. First Volume of the ‘Papers of the Utrecht Summer School of Critical Semiotics’ edited by Mieke Bal, Myriam Díaz-Diocaretz and Iris M. Zavala. De inhoud van dit eerste deel zal gebaseerd zijn op de volgende bijdragen: Adrienne Rich, The Politics of Location; Cecilia Medina, Regional | |
[pagina 27]
| |
Concern in the Field of Women's Rihgts: the Organization of American States; Thelma Ravel, Black Feminine Identity and African Society; Mineke Schipper, Mother Africa on a Pedestal: The Male Heritage in African Literature and Criticism; Myriam Díaz-Diocaretz, Black American Poetry and the Semiotics of Culture; Rosi Braidotti, Feminist Strategies in Philosophical Discourse; Mieke Bal, The Semiotics of Sexuality; Rosalind Coward, Female Desire and Sexual Identity; en papers van Michelle Cliff, Troetje Loewenthal, Philomena Essed, Julia da Lama en anderen.
foto: anna cirkel
een van de eerste bijeenkomsten van potten in oost-berlijn, 8 juli 1984. Naar aanleiding van deze nagespeelde caféscènes discussiëren de vrouwen later met de toeschouwers over hun situatie: lesbisch zijn in oost-duitsland Verder bij HES: Myriam Díaz-Diocaretz, ‘The transforming Power of Language: the Poetry of Adrienne Rich’ (september 1984); Mieke Bal, Fokkelien van Dijk-Hemmes, Grietje van Ginneken, ‘En Sara in haar tent lachte... Patriarchaat en verzet in bijbelverhalen’, (september 1984) | |
[pagina 28]
| |
‘tod’ door danseres valeska gert
uit: fred hildenbrandt, ‘die tänzerin valeska gert’, stuttgart, 1938 |
|