Lust en Gratie. Jaargang 1
(1983-1984)– [tijdschrift] Lust en Gratie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 130]
| |||||||||
Ruth Weber
| |||||||||
[pagina 131]
| |||||||||
écriture féminine...).Ga naar voetnoot2. Het is de Franse vrouwen dan ook niet te doen om het vinden van een bewijs voor het Ware Vrouwelijke Schrijven. Haar teksten hebben gemeen dat ze op een poëtische wijze het ‘literaire’ en het ‘vrouwelijk’ aan elkaar relateren. Maar ten onrechte worden ze nogal eens gereduceerd tot stellingen - en als zodanig geïsoleerd - over een vrouwelijk schrijven op grond van het biologische gegeven van haar vrouw zijn. De vrouw bestaat immers net zo min als De literatuur; het ‘literaire’ laat zich evenmin in stellingen of definities vangen als het ‘vrouwelijke’. De Franse vrouwen zullen zich niet zo gauw laten verleiden tot stellende uitspraken, ze zeggen liever wat het ‘vrouwelijke schrift’ niet is:
Wanneer ze deze negatieve formuleringen verlaten, om behoedzaam iets te zeggen wat een ‘vrouwelijk schrift’ zou kunnen zijn, dan is dat met de kracht van poëzie en niet met de macht van een betoog.
Ik wil twee belangrijke momenten in de ‘écriture féminine’ aangeven. Allereerst haar ontstaan: in een periode waarin thema's als ‘lichamelijk schrijven’ en ‘plezier in de tekst’ in hoog aanzien stonden, komen vrouwen op grond van deze thema's tot een affirmatie van een ‘vrouwelijk schrift’. Met dit schrift doet een ‘vrouwelijk ik’ expliciet haar intrede in de literatuur, niet een alwetend ik, maar een ik ‘als ander’. Vervolgens, op grond van het avant-gardistisch karakter van dit schrijven, stellen vrouwen zich tevens de vraag: als in de scheppingsdaad alle grenzen overschreden worden, en het ik alleen ‘als ander’ overblijft - op wat voor manier heeft ‘de vrouw’ dan nog te | |||||||||
[pagina 132]
| |||||||||
maken met haar ‘eigenheid’. Dit ‘eigene’ zoekt men dan in de voor het scheppen noodzakelijke confrontatie met het ‘moederbeeld’. Voor vrouwen heeft dit gebeuren een geheel eigen karakter vanwege de verstrengeling van het ‘moederbeeld’ met het ‘zelfbeeld’. Deze twee momenten staan niet in een lineaire tijdsvolgorde, ze vinden beide tegelijkertijd plaats. In de hiervolgende tekst heb ik ze voor het gemak even achter elkaar gezet. De beschrijving ervan wordt voorafgegaan door een schets van het literair-culturele klimaat waarin de ‘écriture féminine’ als het ware geboren is. Door alles heen loopt de verstrengeling van twee ‘vrouwen’: die als ‘metafoor’ en die als ‘werkelijkheid’ - een van de redenen waarom spreken over het ‘vrouwelijke’ een complexe zaak is. | |||||||||
I. Een context voor de beweging rond ‘Ecriture feminine’Het is in ieder geval geen literatuur!In juli 1973 weigerde een medewerkster van de literaire rubriek van het dagblad ‘Le Monde’ een dubbele pagina tekst, samengesteld door Xavière Gauthier die onder andere gesprekken had met Marguerite Duras, Julia Kristeva en Luce Irigaray. In de begeleidende brief werd de weigering als volgt gemotiveerd:
‘Deze teksten zijn absoluut niet te begrijpen, ze zijn absurd en onzinnig. Het onderwerp is niet duidelijk - waar gaat het eigenlijk over? Het is een volstrekt willekeurige en onjuiste bewering dat tot nu toe in de literatuurgeschiedenis vrouwen gezwegen hebben - Sappho heeft immers geschreven, Renée Vivien en Madame de Lafayette. Er zijn goede en slechte schrijvers, zowel mannelijke als vrouwelijke. Waarom zouden mannen anders schrijven? Wat heeft het lichaam met literatuur te maken? Wat is het verband tussen seksualiteit en schrijven? De tekst van Kristeva is onleesbaar. Wanneer ik de stelling van Gauthier goed begrijp, dan zullen vrouwen gaan schrijven door middel van het slaken van hysterische kreten die geen enkele betekenis hebben. Dat is dan kennelijk wat Duras doet. Ik begrijp niet wat dat voorstellen moet, wat zij schrijft. Het is in ieder geval geen literatuur...’Ga naar voetnoot3.
In dit artikel had Gauthier een aantal ideeën rond het thema ‘vrouwelijk schrift’ bijeengebracht. Hierover vertel ik straks meer. Ik wil eerst | |||||||||
[pagina 133]
| |||||||||
stilstaan bij de vraag naar de herkomst van het idee dat het geslacht met het schrijven te maken heeft. Was het op elkaar betrekken van het lichamelijke (en dus het geslacht) en het literaire zo nieuw dat deze medewerkster er zo afwijzend op reageerde? Volgens mij niet: het was eigenlijk een logisch gevolg van een stroom van ideeën rond literatuur die in Frankrijk de laatste decennia opgang hadden gemaakt. Lag het dan aan het feit dat ‘Le Monde’ zich weinig bekommerde om dergelijke avant-gardeteksten en theorieën? Nee, want deze krant besteedde regelmatig aandacht aan dit soort zaken.Ga naar voetnoot4 Maar toch was de uitspraak, door vrouwen geformuleerd, dat het geslacht met het schrijven te maken heeft, blijkbaar een te grote provocatie voor de gevestigde opinie. Om de achtergrond van deze uitspraak te schetsen, gaan we eerst terug in de tijd, om te beginnen naar de negentiende eeuw. | |||||||||
Je est un autre - Ik is een ander‘Deze dichters zullen er komen! Wanneer de oneindige lijfeigenschap van de vrouw te niet gedaan zal zijn, wanneer zij voor en door haarzelf zal leven, doordat de - tot nu toe afschuwelijke - man haar heeft laten gaan, dan zal zij dichter zijn, zij ook! De vrouw zal het onbekende vinden! Zullen haar ideeënwerelden van de onze verschillen? - Zij zal vreemde, ondoorgrondelijke, weerzinwekkende, verrukkelijke dingen vinden; wij zullen ze aannemen, wij zullen ze begrijpen.’Ga naar voetnoot5
De zogenoemde moderne literatuur kent vele inspiratiebronnen, vele namen en voorbeelden zouden gegeven kunnen worden. De geschiedenis ervan zou op velerlei manieren verhaald kunnen worden. Ik wil in vogelvlucht stilstaan bij twee namen die van belang zijn geweest - maar niet als enige - voor een literatuuropvatting in het Franse literaire klimaat van na de tweede wereldoorlog. Een houding ten opzichte van literatuur die ik zou willen samenvatten met de zin ‘Je est un autre’, een beroemde uitspraak van Arthur Rimbaud in zijn ‘Lettres du voyant’: | |||||||||
[pagina 134]
| |||||||||
‘Want Ik is een ander. Als het koper als hoorn wakker wordt, dan ligt dat niet aan het koper. Dat is me duidelijk: ik woon het ontluiken van mijn gedachte bij: ik kijk naar haar, ik luister naar haar.’Ga naar voetnoot6.
De Auteur, het Subject, heeft geen vaste greep meer op de objecten (in de wereld, in het boek). Bij Rimbaud is de schrijver niet meer iemand die ‘alles’ weet, die een voorgeschreven mening heeft, die een weloverwogen representatie van de gebeurtenissen kan geven. Van een auteur die met zijn verstand het schrijven ‘beheerst’, wordt de schrijver een medium door middel waarvan geschreven wordt. De alleswetende verteller moet het veld ruimen voor een ‘ziener’ die informatie ‘krijgt’ van ‘gene zijde’. Elders in deze brieven zegt Rimbaud dat het fout is te zeggen ‘ik denk’, want ‘on me pense’ (ik word gedacht). De alleswetende verteller (met de zo levensechte romanpersonages bijvoorbeeld) wordt afgelost door een ‘ik’, een aarzelend ik, een ik als ‘ander’, dat misschien ‘niets’ is, misschien ‘alles’, maar in ieder geval niet meer terug te brengen is tot een te definiëren eenheid. Deze benadering van literatuur van, onder andere, Rimbaud is gemeengoed in de hedendaagse Franse literaire wereld. We vinden die bijvoorbeeld bijna letterlijk terug bij een schrijfster als Hélène Cixous. Cixous, dat ben ik niet, zegt ze, dat zijn de stemmen van de vrouwen die ‘me meenemen naar haar tuinen, me uitnodigen in haar wouden’, ‘Je est un(e) autre’, ‘je suis voyante’, schrijft ze meermalen.Ga naar voetnoot7 Met dergelijke uitspraken plaatst zij zichzelf regelrecht in deze avantgardetraditie. In deze benadering zoekt men niet meer naar bewijzen van het bestaan, het credo ‘ik denk, dus ik besta’ heeft geen waarde meer. De ratio, de logica die eruit spreken evenmin. Varianten hierop als ‘ik spreek, dus ik besta’ zijn misschien wel nodig, maar niet voldoende. Het ‘dus’ is problematisch geworden. In de moderne literatuur voelt men zich opnieuw onzeker over dit bewezen bestaan. Men stelt zich een aantal vragen zoals ‘besta ik?’ (absurdistisch) of ‘waarom besta ik?’ (existentialistisch). Of men heeft geen behoefte aan een dergelijk ‘bewijs’, streept het ‘dus’ door en plaatst ‘ik besta, ik denk’ samen met ‘ik voel, ik leef, ik beweeg, ik spreek, ik is een ander’ in een nevenschikkende opsomming. Zo zou je volgens mij naar het surrealisme kunnen kijken, de tweede naam die ik wil noemen als inspiratiebron voor de hedendaagse | |||||||||
[pagina 135]
| |||||||||
Franse literatuur. Ook in het surrealisme is er deze aandacht voor een andere manier van literatuur schrijven. Een literatuur waarin het subject het meesterschap over zichzelf is kwijtgeraakt, niet meer denkt alles over zichzelf te weten en de illusie heeft opgegeven de wereld te kunnen be-grijpen.
‘In de surrealistische literatuurtheorie scheidt de term “écriture” zich van “stijl” en krijgt als betekenis “het breken met de gevestigde taal en haar logica”; het wordt een subversief begrip. De “écriture automatique” wordt een middel om het subject als instantie van de kritische geest, de normaliteit, de censuur, de repressie te ondermijnen. Om het subject te kunnen verstoren, grijpen de surrealisten terug op het spreken van een instantie die buiten de controle van de ratio ligt, het onbewuste.’Ga naar voetnoot8
Ik is een ander, zei Rimbaud, en hij noemde de dichter een ziener die het onbekende, het ‘aan gene zijde’ kon zien. De surrealisten noemen schrijven een sprong in het ‘onbekende’, het ‘lege’, wat zij voor een groot deel gelijkschakelen met het ‘onbewuste’. Ze wenden zich doelbewust af van het alleswetende subject, met alle beperkingen, normaliteiten en censurerende normen die erbij horen en richten zich op het ik als ‘ander’, het onbewuste. Onder andere door middel van dromen en het associatieve automatische schrijven. De term ‘écriture’ duidt op deze handeling van het schrijven, maar wordt op grond daarvan ook gebruikt voor het resultaat, het geschrevene, de geschriften (precieser: zo wordt een oude betekenis weer opgepakt, vergelijk L'Ecriture - De Schrift). Het vervangt gedeeltelijk de term ‘littérature’, die synoniem zou zijn met een bepaalde manier van literatuur bedrijven die niet afwijkt van de gevestigde taal en haar logica. Ecriture wordt een geuzennaam die inburgert in de Franse theorie, vooral nadat Roland Barthes in ‘Le degré zéro de l'écriture’ (1953) het begrip op zijn beurt afzet tegen literatuur.Ga naar voetnoot9. Ook de ‘écriture féminine’-schrijfsters hebben het als benaming voor hun schrijven en geschriften. Veel andere elementen van het surrealisme vinden we eveneens bij hen terug: het verlaten van de genre-scheidingen, een schrijven tussen poëzie en proza in, aandacht voor dromen, het associatieve schrijven, de cultuurkritiek.Ga naar voetnoot10. | |||||||||
[pagina 136]
| |||||||||
De psychoanalyseHet thema ‘ik is een ander’, het wegvallen van het subject, de kritiek op het logocentrismeGa naar voetnoot11. en het zoeken naar ‘l'autre’ (het andere, het onbekende, het onbewuste) - dat alles is in het literair-culturele klimaat van na de tweede wereldoorlog terug te vinden als een van de heersende tendensen. Twee literaire namen heb ik als inspiratiebron genoemd, ik wil nog een andere, een buiten-literaire, noemen: de psychoanalyse, die aan het einde van de negentiende eeuw ontstaat, en in de twintigste eeuw steeds belangrijker wordt in de Franse theorie. Voor de psychoanalyse zijn het menselijk subject en de ratio als een huis met wankele fundamenten, met kelders vol geheimen: de geheimen van het onbewuste. Kan men de surrealistische benadering van het onbewuste in zekere zin ‘naïef’ noemen (wanneer je je maar concentreert op het automatisch schrijven, komt het vanzelf te voorschijn), de laatste decennia is het onderzoek hiernaar in Frankrijk op verfijndere wijze voortgezet door middel van de psychoanalyse. Het onbewuste wordt geraffineerder benaderd door psychoanalytici die tevens over literaire teksten en het ‘literaire’ schrijven (J. Lacan is een bekend voorbeeld), door literatuurtheoretici die elementen van de Lacaniaanse of anderssoortige psychoanalyse in hun theorieën opnemen en door schrijvers die zelf analyticus of zelf in analyse zijn. Er zijn nogal wat boeken van vrouwen die over hun ervaringen in de analyse geschreven hebben.Ga naar voetnoot12. Het is eveneens niet ongebruikelijk voor jonge mensen om een paar jaar in analyse te gaan, als ‘ontwenningskuur’ voor hun jeugd. Kortom, de psychoanalyse is niet meer alleen een zaak voor specialisten, een Franse intellectueel hanteert de | |||||||||
[pagina 137]
| |||||||||
terminologie van de psychoanalyse als een onderdeel van het algemene cultuurgoed.Ga naar voetnoot13 In de vrouwenbeweging wordt de psychoanalyse voor eigen doeleinden gebruikt. Een aantal van de schrijfsters rond de ‘écriture féminine’ is analytica (zoals Irigaray en Kristeva); Duras brengt op poëtische wijze in praktijk wat Lacan op theoretisch niveau uitlegt (en hij vond eigenlijk dat zij hem niet voor mocht zijn in deze ontdekkingsreis naar het onbekende); Cixous speelt met de psychoanalyse in haar teksten en vindt het belang ervan zo groot dat ze op één lijn kan stellen: schrijven, in analyse gaan, vrouwen beminnen.Ga naar voetnoot14. | |||||||||
Retour au corps - terug naar het lichaam‘Le plaisir du texte, c'est ce moment où mon corps va suivre ses propres idées - car mon corps n'a pas les mêmes idées que moi.’Ga naar voetnoot15.
De noties ‘l'écriture’ en ‘l'autre’ (geen literatuur die het ‘ik’ presenteert, maar een schrift dat naar het ‘andere ik’, naar het onbekende voert) worden in de Franse theorie verbonden met een derde notie: ‘het lichaam’. Naast het onbewuste speelt het lichaam als andere onbekende een grote rol in deze context. Net als het onbewuste is het lichaam een plaats waar ervaringen, die door het subject verdrongen worden, een uitweg kunnen vinden, bijvoorbeeld in de ‘hysterische’ lichamelijke klachten. Het lichaam kan een bron van kennis zijn, wanneer men ernaar wil luisteren, het is niet louter en alleen een ding dat door de geest beheerst wordt. Schrijven is geen kantoorwerk, geen hoofdwerk; ‘schrijven is geen beroep of spel, maar een volledig lichamelijke activiteit’.Ga naar voetnoot16 In de Franse theorie legt men hoe langer hoe meer de nadruk op het feit dat het lichaam met zijn drifteconomie de tekst bepaalt en niet het rationele van de geest. | |||||||||
[pagina 138]
| |||||||||
Wanneer je schrijven nader specificeert als ‘lichamelijk schrijven’ dan is het een kleine stap om het geschreven resultaat een ‘lichaam’ te noemen, de tekst te vereenzelvigen met een lichaam. Wanneer het lichaam als een bron van kennis gezien wordt, als iets waarnaar je kunt luisteren, dan ligt de vergelijking voor de hand van het lichaam met een ‘tekst’. Het lichaam is als een tekst, de tekst is als een lichaam. In ‘Comment travaillent les écrivains?’ ondervraagt De Rambures verschillende hedendaagse schrijvers over het schrijfproces.Ga naar voetnoot17. Veel schrijvers leggen dit verband tussen het lichamelijke en de tekst. Zo wil Philippe Sollers op de vraag hoe hij schrijft eigenlijk geen antwoord geven. Er is voor hem geen onderscheid tussen schrijven en andere bezigheden in het leven, hij schrijft vierentwintig uur per dag (evenals Baudelaire, voegt hij eraan toe). En volgens Françoise Sagan, die geen woord wil horen over die verhalen over een ‘vrouwelijk’ of een ‘mannelijk’ schrift, lijkt het boek een ‘beetje op een melodrama, maar het is dan ook gemaakt van melk, bloed, zenuwen, nostalgie, een menselijk wezen’.Ga naar voetnoot18. Christiane Rochefort noemt het schrift ‘iets fysieks, ik zou zelfs willen zeggen een biologisch proces, zoals eten, de liefde bedrijven’ en Hélène Cixous heeft geen werkmethode voor het schrijven, maar een liefdesverhouding met haar schrift. Zo drukken onderling heel verschillende schrijvers zich in lichamelijke termen uit, wanneer ze over hun werk spreken. Wat betekent dit voor de derde betrokkene, de lezer? De tekst - maximaal gearticuleerd lichaam - maakt liefde met de lezer. De lezer die dit textuele lichaam, deze lichamelijke tekst openslaat, wordt niet meer gevraagd te analyseren, te interpreteren, nee, de lezer ‘geniet’, bemint en wordt bemind. Zoals we straks zullen zien, is dit thema ‘lichamelijk schrijven’ nadrukkelijk aanwezig bij de schrijfsters rond de ‘écriture féminine’. | |||||||||
Spreken in ParijsDeze ideeën rond ‘l'écriture’, ‘l'autre’ en ‘le corps’ zijn terug te vinden in literaire en literair-theoretische teksten, maar ook in taalkundige, filosofische en psychoanalytische geschriften. Deze vertogen zijn in Frankrijk minder van elkaar gescheiden dan bijvoorbeeld in Nederland. Schrijvers ‘lenen’ en ‘stelen’ van elkaar, inspireren en becommentariëren elkaar. In hun geschriften gebruiken ze meerdere | |||||||||
[pagina 139]
| |||||||||
stijlen, hun teksten zijn vaak een vermenging van vele talen (wetenschappelijk, literair, alledaags, persoonlijk, enz.). Wetenschappers als Foucault, Deleuze, Derrida, Lacan en BarthesGa naar voetnoot19 houden zich niet alleen schrijvend met deze ideeën bezig, ze geven ook onderwijs. Het onderwijs wordt gegeven voor studenten die hun diploma moeten halen, maar de colleges zijn vrij toegankelijk, en hebben de functie gekregen van een algemeen cultureel goed waarvan ‘de intellectueel’ op de hoogte wil blijven. Men wil weten wat er gezegd wordt, zoals men de laatste films en toneelstukken gezien wil hebben. Niet voor niets worden colleges er vaak 's avonds of zaterdags gegeven. Vooral wanneer iemand naam heeft gemaakt, worden de colleges ook door veel niet-studenten gevolgd, ze zijn een uitje voor de intellectueel, zoals de film - de zalen zijn vaak vol, overvol. De naar voren gebrachte ideeën zijn dan ook niet alleen bekend in de universitaire wereld, ze vormen een onderwerp van gesprek in het intellectuele leven, vooral in Parijs. Kranten en tijdschriften besteden er regelmatig aandacht aan, het zogenoemde ‘Franse denken’ is gemeengoed voor Franse intellectuelen. Het intellectuele leven in Parijs, het hart van dit Franse denken, vormt een context (een pre-tekst, een avant-tekst, een pré-écriture...) voor de gepubliceerde teksten, zoals bepaalde café's een context voor het existentialisme van Sartre c.s. vormden. | |||||||||
De geboorte van de ‘écriture féminine’Stel nu, je bent Parisienne, je leeft al jarenlang te midden van dit soort vertogen vol met noties als ‘onbewuste’, ‘schrift’, ‘lichaam’, ‘genot’ ondermijning van het ‘logocentrisme’. Net als zovelen ben je naar de colleges van Lacan geweest die je fascineerde met zijn vreemde taalgebruik, je had er een uur wachten of een staanplaats voor over. Je bent naar de colleges van Barthes geweest die je mateloos bewonderde, zo'n charmante man aan wie iedere jongeling zijn onuitgegeven literaire ontboezemingen stuurde. De tweede golf van het feminisme is net begonnen, vrouwen beginnen zich vragen te stellen over haar ‘condition humaine’... De vele intellectuele Franse vrouwen laten zich hierdoor inspireren en verbinden het feministische denken met het Franse denken. Ze voegen aan het ‘literaire’ een onderscheid toe: dat van de geslachten. | |||||||||
[pagina 140]
| |||||||||
‘Wanneer u doet alsof het schrift geen seksuele differentie uitdrukt, dan wil dat zeggen dat u het enkel en alleen opvat als een gemaakt voorwerp. Vanaf het moment dat u toegeeft dat het schrijven door het lichaam heengaat, bent u gedwongen te erkennen dat het schrift een drifteconomie kent. En dat vrouwen en mannen het op volledig verschillende wijze gebruiken en ervan genieten.’Ga naar voetnoot20.
Dit lijkt een voor de hand liggende conclusie, een logische ontwikkeling in deze context. En je zou verwachten dat dit vanzelfsprekend als een bijdrage aan het Franse denken werd geaccepteerd. Maar vreemd genoeg werd deze bijdrage nogal eens afgewezen, belachelijk gevonden, en kwamen er op de écriture féminine ‘hysterische’ reacties van vele intellectuelen: ‘écriture féminine’ als verzamelnaam voor de stroom van publicaties die vanaf ongeveer 1974 in Frankrijk begonnen te verschijnen en waarin een ‘vrouwelijk genot’, een ‘vrouwelijk schrift’, een ‘vrouwelijk plezier’ in lezen en schrijven werden opgeëist en waarin tegelijkertijd een kritiek op het heersende vertoog opdook waarin ‘l'autre’ als invulling ‘vrouw’ krijgt. ‘De vrouw’ is het miskende andere, het onbekende (zwarte continent), enzovoorts. Vrouwen claimden een eigenheid. Vanuit een kritiek op het logocentrisme was er jarenlang geflirt met het lichaam, het schrift, waarbij psychoanalyse en filosofie een ruime plaats kregen toebedeeld. Het lichaam: als concreet gegeven en als metafoor, als algemeen gegeven, maar impliciet meestal een ‘mannelijk lichaam’. Vooral vanuit de psychoanalyse was er aandacht voor en werd er getheoretiseerd over de seksualiteit, de vrouwelijke seksualiteit, het ‘vrouwelijke’, zonder duidelijke grenzen tussen ‘metafoor’ en ‘werkelijkheid’. Maar dat vrouwen zelf begonnen te spreken, dat ging sommigen te ver.Ga naar voetnoot21 Het was een grensoverschrijding dat vrouwen zelf het woord namen om over haar genot te schrijven, dat de vrouw van voorwerp tot plezier zelf minnares van het schrift werd. Er werd de mannen iets afgenomen. ‘De vrouw’, die zij zo prettig als metafoor gebruikten, eiste zelf het recht tot spreken op. Ze waren al zo'n aardig eind op weg met hun theorieën en deze weg leidde plotseling naar een | |||||||||
[pagina 141]
| |||||||||
gebied, waar ze helemaal niet naar toe wilden. Dezelfde gegevens in dezelfde context werden door vrouwen op een andere, eigen manier, ‘gezien’, omdat ze er vanuit een ander perspectief naar keken. Zoals er tekeningen zijn waarop, afhankelijk van hoe je kijkt, twee heel verschillende dingen te zien zijn. Het viel echter niet te ontkennen dat je er zó naar kon kijken. Midden in de fascinatie voor iemand als Lacan, midden in de bewondering voor iemand als Barthes was het eenvoudig niet meer mogelijk te zeggen dat literatuur en lichaam niets met elkaar te maken hadden. Maar wanneer je erkent dat ze wel met elkaar te maken hebben, dan geef je de vrouwen van de ‘écriture féminine’ impliciet gelijk. Want het is een onloochenbaar feit dat vrouwen en mannen niet hetzelfde lichaam hebben. Misschien wisten de vele volgelingen, of nabootsers, van het ‘lichamelijk schrijven’ zelf niet zo goed waarover ze het hadden?
‘Maar hoe plomp, hulpeloos en arrogant is toch het wetenschappelijktheoretisch vertoog over de zinnelijkheid, hoe vernietigt het dat wat het benoemt, hoe glijdt de taal langs de lijven heen. Hoor je ze ritselen, deze papieren bleekgezichten met ezelsoren?’Ga naar voetnoot22.
Deze toevoeging - de differentie der geslachten - van de kant van vrouwen aan de Franse theorie werd dus niet algemeen geaccepteerd. Zij kreeg hierdoor juist het effect van een deconstructie: zij liet met de eigen middelen van de theorie zien dat deze minder samenhangend was dan men wel deed geloven en dat het mannelijk personage van de onderzoeker er inderdaad een behoorlijke plaats in had.Ga naar voetnoot23 Een van de effecten van deze afwijzende opstelling was dat de ‘écriture féminine’ hierdoor in een geïsoleerde positie terecht kwam. Vanwege deze breuk tussen het algemene lichamelijke schrijven en het vrouwelijke lichamelijke schrijven worden de ideeën rond een vrouwelijk schrift nogal eens ten onrechte gepresenteerd alsof ze uit de lucht zijn gekomen vallen. Na haar context geschetst te hebben, wil ik nader ingaan op de ‘écriture féminine’ zelf. | |||||||||
[pagina 142]
| |||||||||
De vrouw met de baard
Uit: ‘Le fait divers’, Catalogue Musée national des arts et traditions populaires, 19 Novembre 1982-18 Avril 1983 Paris, 1982 (Editions de la Réunion des musées nationaux) p. 124 | |||||||||
[pagina 143]
| |||||||||
II Een poetica van het vrouwelijk schriftDe tekst, dat andere lichaam dat naast mij in wording isGa naar voetnoot24.Een vrouw die debuteert in de literatuur is bijna instinctief bang een ‘vrouwentekst’ te maken. Het debuut is vaak een soort naäperij, zegt Marguerite Duras: ‘de vrouw’ vermomt zich als ‘man’ en het schrijven doet ze als kantoorwerk, elke dag rustig achter het bureau. Of, volgens een formulering van Julia Kristeva, ze schrijft als een gehoorzame dochter van de vader. Het andere uiterste voor de schrijvende vrouw noemt zij ‘het weigeren van elke fallische macht’ en een zwijgend lichaam ‘onderzee’ te worden)Ga naar voetnoot25 Het sprekend subject dat zijn taal beheerst, neemt op grond daarvan een fallische positie in. Het vrouwelijke als zodanig bestaat niet in de taal, en daarom is het voor vrouwen als ze een vrouwentekst willen maken, extra moeilijk de pen ter hand te nemen, zegt Monique Wittig:
‘Het verlangen om het werkelijk lichaam in alle hevigheid tot leven te brengen in de woorden van het boek. Immers alles, wat geschreven is, bestaat. Het verlangen de taal die i/k alleen door geweld binnendringen kan, schrijvend geweld aan te doen. “Ik” als een subject van het vrouwelijk geslacht kan alleen met geweld in een taal binnendringen die haar vreemd is, want alles wat menselijk (= mannelijk) is, is haar vreemd. De mens is niet vrouwelijk, grammaticaal gesproken, maar “hij” enkelvoud [“il”] of “zij” meervoud [“ils”]. “Ik” verhult de geslachtsverschillen van de personen behalve als ze in de mondelinge communicatie nader bepaald worden. “Ik” verhult het feit dat “elle” of “elles” ondergaat in “il” of “ils”. Bovendien verhult het dat alle vrouwelijke personen complementair zijn aan mannelijke personen.’ (...)'
De ‘ik’ die schrijft, staat vreemd ten opzichte van haar eigen schrijven bij ieder woord, omdat ‘ik’ een taal gebruikt die vreemd staat ten opzichte van haar. Dat het vrouwelijk ik dit aan den lijve ondervindt, geeft Wittig weer door ‘ik’ te schrijven als i/k:
‘I/k is het symbool van het beleefde, de opgedane ervaring door m/ijn schrijven. I/k is het symbool van dit in tweeën snijden van wat door de hele literatuur de taal gedaan heeft, die mij niet tot subject vormt. I/k stelt de ideologische en historische vraag van de vrouwelijke subjecten. (...) | |||||||||
[pagina 144]
| |||||||||
Wanneer i/k m/ijn specifieke situatie als subject in de taal bestudeer, dan ben i/k lichamelijk niet in staat om “ik” te schrijven, dat wil i/k ook niet.’Ga naar voetnoot26
Het ‘vrouwelijke’ als zodanig bestaat niet in de taal, en het is daarom misschien wel het best weer te geven in stiltes, volgens Marguerite Duras:
‘Want met witte plekken, leemtes, leegtes, ruimtes en gaten in het vertoog leggen vrouwen het accent op wat zich nu juist moeilijk laat formuleren wat betreft het vrouwelijk schrift, omdat dit zich compromitteert, zich rationaliseert, zich “vermannelijkt” wanneer het zich wil uitleggen.’Ga naar voetnoot27.
Het ‘vrouwelijke’ bestaat niet in de taal, maar dat wil niet zeggen dat een ‘vrouwelijke stijl’ ‘niets’ is, zoals het vertoog dat niet in staat is haar te denken, laat geloven, zegt Luce Irigaray:
Deze ‘stijl’ of dit ‘schrift’ van de vrouw verbrandt het liefst alle fetisch woorden, alle eigen termen, alle goed geconstrueerde vormen. Deze stijl bevoorrecht de blik niet, maar brengt elke figuur tot haar ontstaan, ook het tastbare, terug. Elke figuur raakt zich daarin weer aan zonder ooit iets te constitueren tot welke eenheid dan ook. De gelijktijdigheid zou het ‘eigene’ van deze stijl zijn. Een ‘eigene’ dat nooit uitgeput raakt in de mogelijke identiteit van een of andere vorm met zichzelf. Altijd vloeiend, zonder de moeilijk in ideeën te vatten kenmerken ervan te vergeten: deze wrijvingen tussen twee oneindige buren die dynamiek scheppen. Haar ‘stijl’ biedt weerstand aan elke vastgestelde vorm, figuur, idee of begrip en laat ze exploderen. Wat niet wil zeggen dat haar stijl niets is, zoals het vertoog dat niet in staat is haar te denken, laat geloven. Maar haar ‘stijl’ kan niet als een stelling verdedigd worden, kan niet het object zijn van een standpunt.’Ga naar voetnoot28
Na deze voorzorgsmaatregelen, kan er iets naders gezegd worden over wat vrouwelijk schrift zou kunnen zijn. Een vrouwelijke tekst ‘geeft het geschenk’, zegt Hélène Cixous, geeft het vertrek als een geschenk, staat de breuken toe, breekt met de identificatie met het | |||||||||
[pagina 145]
| |||||||||
individu.Ga naar voetnoot29 Een vrouwelijke tekst eindigt niet: het boek gaat dicht, maar het schrift gaat door, zoals de vrouwelijke libidineuse economie geen eindpunt kent. Het schrijven is een actieve passiviteit, d.w.z. een manier van ‘de dingen leren kennen door ons open te stellen zodat we door hen gekend kunnen worden’. Geen beheersing van de taal, maar de taal als ‘maîtresse’, tegelijkertijd meesteres, onderwijzeres en minnares. Cixous vergelijkt schrijven met ‘voler’ dat zowel ‘vliegen’ als ‘stelen’ betekent: ervan genieten de ordening van een ruimte in verwarring te brengen, de meubels te verplaatsen, de structuren leeg te maken, het eigene door elkaar te gooien... een vrouwelijke tekst kan niet anders dan subversief zijn. Vrouwelijke teksten zijn dichtbij de stem: de stem - schreeuw - geëxplodeerd woord -, verscheurd door triestheid en smart, verpulvert het vertoog; de stem als een onuitputtelijke melkbron, als witte inkt.Ga naar voetnoot30. De tekst, ‘dit andere lichaam dat naast mij in wording is’, noemen de vrouwen rond de ‘écriture féminine’ vrouwelijk. Het vrouwelijk schrift heeft niets te maken met wat traditioneel een vrouwelijke tekst werd genoemd, ‘zacht’, ‘teder’, ‘bloemen’, ‘kinderen’, enzovoorts. Het wil ‘dit andere lichaam’ tot leven brengen en inschrijven in de taal en in de literatuur. | |||||||||
Je est une autreJe est une autre-femme: ik is een andere vrouw, een ‘vrouwelijke’ ander, dat is een thema dat in al deze poëtische pamfletten (ik zou nog veel meer kunnen citeren van vele schrijfsters) naar voren komt. De kritiek op het centraal stellen van het subject wordt nader omschreven als kritiek op het centraal stellen van een ‘mannelijk’ subject De ondermijning van het logocentrisme wordt een ondermijning van het fallogocentrisme (onder andere een toespeling op de Lacaniaanse psychotheorie waarin de ‘fallus’ een grote rol speelt).
En waarom zijn er zo weinig teksten van vrouwen? Omdat al eeuwenlang het genot/lichaam van vrouwen gecensureerd wordt en censureert men het lichaam, dan kan er geen tekst geschreven worden. Schrijven wordt zo een daad die een niet-gecensureerde verhouding van de vrouw tot haar eigen seksualiteit realiseert, een daad die toegang geeft tot haar eigen krachten, tot, zoals Cixous zegt ‘haar reusachtige lichamelijke territoria die verzegeld waren’. De enige | |||||||||
[pagina 146]
| |||||||||
Sheela-na-gig
± 12e eeuw n C, Cavan, Ierland. (Met dank aan het Nationaal Museum, Dublin, Ierland) | |||||||||
[pagina 147]
| |||||||||
Sheela-nagig
± 12e eeuw n C., Ballylarkin, Ierland. (Met dank aan het Nationaal Museum, Dublin, Ierland) | |||||||||
[pagina 148]
| |||||||||
imperatief die zij dan ook geeft, is ‘schrijf!’ Want een tekst is een maximaal gearticuleerd lichaam. Het vrouwelijk lichaam wordt hierbij niet meer vergeleken met of gereduceerd tot een cirkel, het is een materie zonder grenzen. Voor Cixous is schrijven ‘met woorden het werkelijke gezicht van het vrouwelijk leven oproepen, haar nooit beschreven tuin, haar verdrongen ‘vreemdheid’, die zij vergelijkt met het begrip ‘unheimlichkeit’ van Freud. Ze wil geen vrouwelijk schrift scheppen, maar ze probeert ‘in het schrijven doorgang te verlenen aan wat tot nu toe altijd verboden is geweest, namelijk vrouwelijke krachten’.Ga naar voetnoot31. ‘Het gaat erom de vrouwelijke driftenergiete bevrijden die tot nu toe zorgvuldig verborgen bleef onder het “heksachtige”, om de ONBEPERKTE autonomie van de vrouw’, zegt Monique Wittig.Ga naar voetnoot32. Deze teksten zijn onleesbaar en onbegrijpelijk!
‘La femme a du mal à sortir d'elle-même, l'homme n'est que heureux que s'il sort de lui.’Ga naar voetnoot33.
In het begin van mijn verhaal heb ik een medewerkster van ‘Le Monde’ geciteerd die de ‘écriture féminine’-teksten onleesbaar en onbegrijpelijk noemde. Dit is een verwijt dat nogal eens gemaakt wordt bij avantgarde literatuur. Veel lezers geven de voorkeur aan het herkennen, aan een bekende inhoud in teksten in plaats van zich open te stellen voor het onbekende. Men stelt liever een ander, het boek, ter discussie dan zich zelf en zo wordt een tekst al gauw onleesbaar genoemd als er geen eenduidige betekenis wordt aangeboden. In de avantgardeteksten zijn de alwetende vertellers verdwenen, die het de lezers zo gemakkelijk konden maken door precies te vertellen wat er aan de hand is en hoe de feiten geïnterpreteerd dienen te worden. De lezers kunnen het boek niet meer vrijblijvend consumeren, ze moeten, ze mogen er dit keer werkelijk hun tanden in zetten, ze kunnen er werkelijk van genieten. Zouden we de stelling niet kunnen omdraaien en teksten die een bekende inhoud vol stereotiepen aanbieden, onleesbaar noemen? De esthetische experimenten van schrijfsters als Cixous, Hyvrard, Chawaff, Wittig, Irigaray en Duras ‘leesbaar’ noemen op grond van het feit dat ze iets nieuws te bieden hebben? ‘Teksten van vrouwen produceren in veel sterkere mate een effect van continuïteit’, zegt Cixous. ‘Ze hebben het vermogen lang onder te | |||||||||
[pagina 149]
| |||||||||
duiken met weinig adempauzes. Dit geeft aan de lezers uiteraard het gevoel buiten adem te raken.’Ga naar voetnoot34. Volgens Michèle MontrelayGa naar voetnoot35. scheidt ‘de man’ zich schrijvend van ‘de ander’; ‘de vrouw’ heeft een andere verhouding met de woorden, ze zijn een verlengstuk van haarzelf. Een vrouw scheidt zich niet van haar woorden, ze zijn voor haar geen object dat men met gepassioneerde nieuwsgierigheid benadert. De woorden verlaten haar rechtstreeks: dat is haar kracht, maar dat vormt ook een obstakel voor haar waardoor ze lang gedacht heeft niet te kunnen schrijven. Vaak houdt men niet van zulke teksten, vervolgt Montrelay, alles is teveel aanwezig: de woorden, het lichaam, de angst, de hartstocht van haar die schrijft. Maar ze zijn er, deze teksten, ze banen zich langzamerhand een weg en wanneer je ze met liefde benadert, verandert er iets.Ga naar voetnoot36 Men voelt zich in deze teksten als in een element waar de sensaties, de gedachtes zich ontvouwen, zich openen, ontluiken en als het ware de lezer vóórgaan. Genot-teksten, in voortdurende extensie.Ga naar voetnoot37. Omdat deze teksten een andere leeshouding vragen dan traditioneel geschreven teksten, omdat het vaak nog teksten in wording zijn, een schrijfstijl in wording is, zijn ze inderdaad dikwijls niet makkelijk te lezen. Het lezen van deze exotische pennevruchten vraagt een beetje geduld, maar ze zijn de moeite waard. Aan de andere kant zijn ze soms inderdaad onleesbaar: de stroom poëtische teksten over vrouwen en schrijven kan verzanden in egocentrisme, in een eenzijdige, verfraaide afbeelding van De vrouw. Dit doet de lezers verlangen naar wat meer realisme, naar schrijfsters die ook wat minder fraaie kanten van vrouwen belichten, zoals bijvoorbeeld Fay Weldon. En zei Virginia Woolf niet al ‘to praise one's own sex is always suspect, often silly...’Ga naar voetnoot38. In een kritisch maar wat te rancuneus boekje geeft Annie Lebrun een bonte reeks van citaten over een ‘vrouwelijk schrift’ die zo aaneengeregen een effect van vermoeidheid en lachwekkendheid | |||||||||
[pagina 150]
| |||||||||
hebben.Ga naar voetnoot39. De eerste vulkaanuitbarsting van teksten, vol enthousiasme en verwondering over het ‘ongekende vrouwelijke’, een uitbarsting van zolang opgesloten energie (zoals misschien sommige lezeressen ook gekend hebben in het begin van de tweede golf, de feesten, demonstraties, praatgroepen, vrouwenkampen, enzovoorts) kan vastlopen in de eindeloze herhaling van minder begaafde epigonen. Deze reducerende echo is vanzelfsprekend nooit de opzet geweest van de schrijfsters rond een ‘écriture féminine’. Zij blijven dan ook niet stilstaan bij het feit op zich dat er een ‘vrouwelijk schrift’ geschreven kan worden. Al schrijvend zoeken ze verder. Nadat ze zich eerst door middel van een ‘vrouwelijk schrift’ gedistantiëerd hebben van een algemeen ‘geslachtsloos’ lichamelijk schrijven, wordt nu door hen het vrouwelijk schrift geproblematiseerd. | |||||||||
Eenmaal geschreven verwerpt het boek de schrijver‘Eens, een ogenblik, geweten te hebben, zoals Leonora Carrington, dat de wereld verstijfd is en dat het aan mij is haar weer in beweging te brengen.’Ga naar voetnoot40.
Na de affirmatie van het vrouwelijke volgt de afwijzing van het vastzetten van de beweging. Het is niet de bedoeling dat de vrouw nu door de vrouwen op een voetstuk geplaatst wordt. De allereerste ver/be-wondering maakt plaats voor een verdere ontdekkingstocht naar de differentie der geslachten. Ieder zoekt haar eigen weg. Ik aarzel een beetje met het omschrijven van een vrouwelijke of mannelijke eigenheid, zegt Julia Kristeva:
‘Het wordt momenteel hoe langer hoe moeilijker - vooral ten overstaan van experimenten in de moderne kunst - om met het ter discussie stellen van het subjectsdenkbeeld niet ook tegelijkertijd het principe van een seksuele identiteit in twijfel te trekken waarop de feministische bewegingen toch aanspraak maken.’Ga naar voetnoot41.
‘Waarom zich (schrijvend) eerder voorstellen als vrouw, man dan als berg, fragment in de tijd, spoor van een wesp?’ vraagt Viviane Forrester zich af.Ga naar voetnoot42 Voor haar is schrijven naar dat punt van de tekst gaan, waar de categorieën zich vermengen, waar niets voorspelbaar is, waar het verlangen rondgaat en zich in vrijheid verspreidt, waar het praat... Literatuur heeft geen geslacht, volgens Marthe Robert, juist | |||||||||
[pagina 151]
| |||||||||
omdat het geslacht een even duistere als bepalende rol speelt.Ga naar voetnoot43. Literatuur verdraagt niet van buitenaf gedefinieërd te worden, ze wordt gedood door de toevoeging van een adjectief (vrouwelijk, mannelijk, politiek, erotisch, enz.). Vele kunstenaars ervaren zichzelf dikwijls op de grens van hun geslachtelijkheid, ja zelfs van hun menselijkheid, zegt Kristeva:
‘Verandering van mens in dier, onderzoek naar deze bio-sociale grens die het sprekend wezen vormt. Deze kunstenaars die voorbij de plaatsen zijn gegaan waar de seksuele identiteit zich terugtrekt, hebben iets ervaren van wat men vrouwelijkheid kan noemen, als we met vrouwelijkheid niet alleen het andere geslacht bedoelen, maar ook het andere van het geslacht, een elders van de seksuele identiteit. Nog steeds met de seksualiteit als grond, maar dan als haar ander. Zo kan men volgens mij in grote lijnen de verhouding van de esthetische arbeid tot het geslachtelijke samenvatten. Kijk maar eens naar deze lichamen - producenten van tekens, en naar hun werken: het lijkt wel of de driften zo uitzonderlijk hevig gegloeid hebben, dat ze de meest doortrapte en perverse listen hebben leren kennen, maar wat dan op een vel papier, op linnen doek of op een ander materiaal gestalte krijgt, is niet meer dan een al verre echo die zelfs een beetje ontgoocheld en teleurgesteld klinkt, hoewel ook vrolijk. Niet geslachtsloos, maar voorbij of zelfs buiten de geslachtelijkheid... Zoals een kind, of een moeder met een kind...’Ga naar voetnoot44
Kan er dan niet meer van een ‘vrouwelijk schrift’ gesproken worden? Schrijven en lezen vrouwen op een zelfde manier als mannen: zijn ‘vrouwelijke’ en ‘mannelijke’ teksten hetzelfde? Dat valt niet zonder meer te beamen of te ontkennen.Ga naar voetnoot45. Het probleem is - ik leen de formulering van Suzuki:
‘Wanneer wij “ja” zeggen, dan erkennen wij en door het erkennen, begrenzen wij onszelf. Als wij “nee” zeggen, ontkennen wij, en ontkennen is uitsluiten. Er is geen vrijheid of eenheid in uitsluiting of begrenzing.’Ga naar voetnoot46.
Een in logische taal geformuleerd betoog waarbij men ‘ja’ of ‘nee’ moet | |||||||||
[pagina 152]
| |||||||||
zeggen, voldoet niet voor het verwoorden van de betrekking tussen het ‘literaire’ en het ‘vrouwelijke’. Er is in ieder geval een literaire taal nodig die ruimte geeft aan het dubbelzinnige (en mysterieuze) karakter van deze kwestie.Ga naar voetnoot47 Daarbij komt dat het ‘vrouwelijke’ niet alleen tegenover een ‘algemeen’ of een ‘mannelijk’ schrijven gesteld wordt. Het wordt ook als metafoor gebruikt voor het literaire zelf, en zit zo gevangen tussen metafoor en werkelijkheid. We kwamen deze verstrengeling van metafoor en werkelijkheid al bij Rimbaud tegen. Wanneer Kristeva in het hierboven geciteerde fragment het vrouwelijke tot het ‘andere van het geslacht’ benoemt, brengt ze deze oude metafoor opnieuw tot leven. Zij stelt dat veel dichters een vrouwelijk principe aan het licht hebben gebracht dat van de vrouw de incarnatie van een vrije en wezenlijke energie maakt, en niet een plaats met beperkingen waarbinnen zoveel machten hebben geprobeerd haar op te sluiten. Cixous noemt als voorbeelden van vrouwelijke teksten onder andere teksten van mannelijke schrijvers als Hoffman, Heinrich von Kleist en Jean Genet. Dat noemt zij dichters die open staan voor het ‘vrouwelijke’. Dat vrouwen zo zelf ‘de vrouw’ als metafoor gaan gebruiken, lijkt me van essentieel belang, het lijkt me tevens een onmisbaar gegeven om bij het lezen van een ‘écriture féminine’-tekst in gedachten te houden. De aandacht verschuift van het verschil tussen ‘vrouwelijke’ en ‘mannelijke’ teksten (of schrijvers/lezers) naar het fenomeen van de scheppingsdaad, naar het verband tussen het ‘vrouwelijke’ en het ‘literaire’. Verschilt dit scheppingsgebeuren voor vrouwen? Een literaire scheppingsdaad veronderstelt een ‘sterven’ van de eigen identiteit, een openzetten van alle grenzen. De ‘beheersing’ wordt losgelaten in avant-gardeteksten, die dan ook gekenmerkt worden door een taal van breuken, witte plekken, leegtes. In plaats van deze beheersing komt een onrust, een pijnlijk schrijfproces in een gebied dat nog niet ontgonnen is. Schrijven is niet het uitdrukken van het bekende, het is het scheppen van een onbekende wereld (het onzegbare, het onnoembare, het onbekende, het onbewuste). En deze wereld wordt vergeleken met een ‘vrouw’, wordt ‘vrouwelijk’ genoemd. Dit onbekende ligt als het ware in het verleden van mens en mensheid en niet in de toekomst. Scheppers-dichters staan ‘van aangezicht tot aangezicht’ met de ‘bron’, scheppen zou een confrontatie zijn met het ‘moederbeeld’. Vanwege deze verstrengeling van metafoor en werkelijkheid is deze confrontatie voor een vrouw anders dan voor een man, zeggen de ‘écriture féminine’ vrouwen. Ze staan ‘van aangezicht tot aangezicht’ met een ‘moederbeeld’ dat niet los staat van haar ‘zelfbeeld’. | |||||||||
[pagina 153]
| |||||||||
De (archaïsche) moeder‘In een vrouwelijke tekst is een gevoel aanwezig dat aanraakt en dit aanraken gaat door het oor; vrouwelijk schrijven wil zeggen iets wat van het symbolischeGa naar voetnoot48 is afgesneden, laten doorkomen, dat wil zeggen de stem van de moeder, iets, wat archaïsch is... De oudste kracht die een lichaam aanraakt die door het oor binnenkomt en die het intiemste bereikt, dit allerbinnenste aanraken krijgt altijd een echo in een vrouwentekst.’Ga naar voetnoot49
Zoals er vele verhalen gemaakt zijn over de Schepping, zo zijn er ook verschillende benaderingen van een literaire creatie. Franse vrouwen beschrijven deze literaire scheppingsdaad als een confrontatie met het verdrongen ‘vrouwelijke’. Het ‘vrouwelijke’ kunnen we lezen als de ‘opgesloten vrouwelijke driftenergie’ en als het ‘verdrongene’ dat naar buiten probeert te komen in de cultuur. Ideeën over dit ‘vrouwelijke’ verwijzen in laatste instantie steeds terug naar de psychoanalyse die het in wetenschappelijke termen tracht te vangen. Freud vergeleek het ‘vrouwelijke’ (de vrouwelijke seksualiteit) met een donker, onbekend continent. Hij noemde het een raadsel dat ouder is en dieper ligt dan alle oedipale verlangens (hij vergeleek het met het mysterie van de Myceense beschaving). Met de woorden van Irigaray:
‘Zoals Freud toegeeft, is de beginperiode van het sexuele leven van het meisje zo ‘duister’, zo ‘verbleekt’ door de jaren, dat de grond bij wijze van spreken heel diep zou moeten worden omgespit, om onder de sporen van deze beschaving, van deze geschiedenis, de restanten van een meer archaïsche beschaving terug te vinden, die enkele aanwijzingen zou kunnen geven over wat de sexualiteit van de vrouw zou zijn. Die zeer oude beschaving zou waarschijnlijk niet dezelfde taal, niet hetzelfde alfabet kennen...Ga naar voetnoot50.
Deze ‘archaïsche beschaving’ van het ‘vrouwelijke’ is in het meisje verdrongen, maar ook in de hele cultuur. In de kunst zijn hiervan sporen terug te vinden, want kunstenaars gaan een confrontatie aan met het ‘moederbeeld’, afkomstig uit een tijdGa naar voetnoot51. dat het kind zich nog | |||||||||
[pagina 154]
| |||||||||
niet gescheiden van de moeder en de wereld ervaart. KristevaGa naar voetnoot52. benadert dit ‘moederbeeld’, kort samengevat, op de volgende wijze: Om te kunnen toetreden tot de symbolische orde (de taal, de cultuur) is de scheiding van het tweetal moeder en kind door de tussenkomst van een derde (de zogenaamde ‘wet van de vader’)Ga naar voetnoot53 noodzakelijk. Neveneffekt van deze wetstellende (oedipale) derde is dat het ‘vrouwelijke’ verdrongen wordt. Anderzijds noemt zij deze derde de ‘prehistorische vader’, die ruimte geeft aan dit elkaar beklemmende tweetal moeder en kind, en die de almacht van de moeder verbreekt. Voorwaarde voor een creatieve confrontatie is, dat deze ruimte behouden blijft, dat men niet terugvalt in de beklemmende band met het ‘moederbeeld’. Volgens Kristeva is dit voor vrouwen gecompliceerder, juist op grond van de seksuele overeenkomst die er tussen haar en het moederbeeld bestaat (terwijl het erop lijkt dat Cixous dit nu net als een voordeel ziet voor vrouwen). Vrouwen zitten immers vaak opgesloten in een liefde- of haatverhouding. In beide gevallen wordt de almacht van de ‘archaïsche moeder’ in stand gehouden zonder ‘eigen’ ruimte. Voorwaarde voor het scheppen is het aandurven van dit ‘aangezicht tot aangezicht’ zonder zich als het ware te koesteren in een (blinde) liefde of haat. Want zo functioneren deze twee als laatste veiligheidsgordel - een bescherming tegen het ‘onbekende’, het ‘sterven’ waaruit als een phoenix de literaire creatie ontstaat. Kristeva vindt teksten die binnen deze ‘koestering’ blijven, geen ‘ware’ teksten. Het is nuttig om bijvoorbeeld de haat uit te schrijven, maar het levert geen echte avant-garde op. Er zijn vele ‘haat’-teksten van ‘kleine meisjes’ zegt Cixous, die afrekenen met hun slechte jeugd, voor wie er de noodzaak is de moeder te doden, te wreken, de haat door te geven. Boeken van vrouwen waarin steeds hetzelfde toneel verschijnt, volgens Montrelay, ‘dat waarop Elektra en Klytemnestra zich doodliefhebben’.Ga naar voetnoot54 Voorbeelden van oneindige competities met de moeder, van identiteitsrivaliteiten, van dodelijke strijd met een andere vrouw - een haat die op velerlei manieren te analyseren is.Ga naar voetnoot55. En misschien kunnen sommige teksten die de vrouw wederom op een voetstuk plaatsen, als voorbeeld genoemd worden van een koestering, een blinde liefde voor een beeld. Wanneer de confrontatie met het moederbeeld te letterlijk wordt | |||||||||
[pagina 155]
| |||||||||
opgevat als een (positieve of negatieve) confrontatie met de concrete moeder, wordt het bekende niet losgelaten. De literaire tekst kan alleen ontstaan in het zich overgeven aan de onrust en de angst voor het onbekende, in het verder gaan dan de ‘plaatsen waar de seksuele identiteit zich terugtrekt’. Als positief produktief moment van een eigen ruimte, die uniek is. Zo ervaren we iets van ‘wat men vrouwelijkheid kan noemen’ als we daarmee ‘niet alleen het andere geslacht bedoelen, maar ook het andere van het geslacht’. De ‘driften hebben gegloeid’ en een ‘verre echo’ daarvan staat op papier. Op eigen kracht is het ‘verdrongen vrouwelijke’ aanschouwd. Verdrongen in ‘de vrouw’ en in de cultuur. Zo wordt duidelijk waarom Cixous schrijven gelijk kan stellen aan ‘vrouwen beminnen’. Een vrouw die schrijft heeft minder conflicten in de moeder-dochterverhouding en in haar verhouding tot andere vrouwen, zegt Beatrice Didier:
‘de vrouw die schrijft, bevrijdt haar homosexuele fantasma's die zonder het schrijven misschien voor altijd verdrongen zouden blijven. Wat ook haar privéleven mag zijn, in haar romans vindt men de expressie van een fascinatie voor de andere vrouw.’Ga naar voetnoot56
En hiermee lopen beide ‘momenten’ in de écriture féminine in elkaar over: Je est une autre. Hoe de Franse vrouwen dat individueel invullen, hoe ze allemaal op haar eigen manier spelen met metafoor en ‘werkelijkheid’, dat is een ander verhaal, over één zaak zijn ze het eens:
Schrijven wordt een daad die toegang geeft tot, zoals Cixous van vrouwen zegt, ‘haar reusachtige lichamelijke territoria die verzegeld waren’, ‘tot haar nooit beschreven tuin’. Of, naar de woorden van Wittig, ‘het gaat erom de vrouwelijke driftenergie te bevrijden, om de onbeperkte autonomie van de vrouw’. |
|