Lust en Gratie. Jaargang 1
(1983-1984)– [tijdschrift] Lust en Gratie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 63]
| |
[pagina 64]
| |
EenzaamheidZo, nu ben ik een man.
Ik heb van haar een dier gemaakt,
haar ogen zijn mijn ogen.
Haar handen zijn ook mijn handen.
Ik ben tevreden.
De angst staat tegen de muur.
Wij zijn tevreden.
Maar ik zal lijden als een minder dier,
de dag, dat haar schoonheid mij ontgaat.
| |
[pagina 65]
| |
PantserkruisersSynthetische zijde op synthetische kant.
Naast een harde japon trekt een oude hand
een tas op wielen.
De herinnering aan hen die vielen
beheerst de nacht.
De dag is voor de kleine ogen,
ze tellen geld en veelkleurige obstakels.
| |
Doe het zelfNiets is zo onbegrijpelijk,
als versmaad worden.
Het getuigt van zelfvertrouwen
te denken: zo onbegrijpelijk is dit.
| |
[pagina 66]
| |
De kapiteinNu we dan stuurman zijn van ons eigen lichaam,
op een kale brug, onder hoge sterren,
denken wij nog vaak aan de kapitein.
Zit ze hoog te dobbelen,
zonder ons een blik te schenken.
Is de dwarse golfslag van haar hand.
Zijn we alleen.
Is de kapitein verwijderd,
nergens heen.
| |
[pagina 67]
| |
Van allesMen kan van alles zijn,
voetganger, badgast, verzekerde,
passant, landgenoot.
En bij de dood van een naaste
wordt men nabestaande.
Ik weet niet, of men zich zo mag voorstellen.
Ik weet ook niet, hoelang men het blijft.
| |
CentrifugeWe waren niet gelukkig,
maar we gingen onze gang.
De motor viel stil.
Nu moeten we zweven als veren.
| |
[pagina 68]
| |
|