Hemels brood
Toen Stefan van Dierendonck vijf jaar geleden debuteerde met de roman En het regende brood, trok hij veel meer aandacht dan literaire nieuwkomers in de regel te beurt valt. In het programma van Pauw en Witteman, bij uitstek een podium waar auteurs wordt gesommeerd om achter hun werk vandaan te komen en eerlijk te bekennen dat alles wat ze schrijven aan hun eigen bestaan is ontleend, was hij gewillig genoeg om te bevestigen dat zijn eerste boek in eigen ervaringen wortelde. Net als zijn hoofdpersoon Clemens Driessen was hij op jonge leeftijd tot rooms-katholiek priester gewijd, had hij van zijn bisschop de kans gekregen om in Rome verder te studeren, om daar allengs tot de conclusie te komen dat er van zijn aanvankelijke roeping zo weinig meer over was hij dat hij maar beter uit kon te treden. De directe aanleiding daartoe was, heel prozaïsch, een glutenallergie. Van Dierendoncks maag was niet bestand tegen tarwehoudende hosties, en omdat het bisschoppelijk gezag hem niet toestond glutenvrij in de viering van het misoffer voor te gaan, zag hij geen andere mogelijkheid dan de moederkerk de rug toe te keren. De frase ‘spreek slechts één woord en ik zal gezond worden’ klonk hem, doodziek van de tarwekiem, zo wrang in de oren dat er iets in hem knapte.
Op de vraag van Pauw en Witteman of er bij het besluit om het priesterschap op te geven nog andere overwegingen hadden gespeeld, gaf Van Dierendonck aan dat zekere misstanden in de rooms-katholieke kerk, zoals het wijdverbreide seksuele misbruik, hem ook flink dwars zaten. Van de problemen rond de handhaving van het celibaat maakte hij geen melding. Laat dat laatste nu het hoofdmotief zijn in Van Dierendoncks nieuwe boek En het sneeuwde in Rome. Hier legt de held het priesterboord af nadat hij tijdens een langdurig verblijf in de eeuwige stad verliefd is geworden op zijn docente Italiaans.
Met zijn tweede roman heeft Van Dierendonck het toekomstige talkshowhosts wel bijzonder gemakkelijk gemaakt. Want hoewel hij in een obligate noot vooraf laat weten dat hij de werkelijkheid naar zijn hand heeft gezet door er fictie van te maken, is het voor zijn lezers overduidelijk dat hij naar eigen beeld en gelijkenis een hoofdpersoon heeft gecreëerd die Stefan heet, op jonge leeftijd priester is geworden, naar Rome is getrokken om er kerkgeschiedenis te gaan studeren, de hostie niet verdroeg, van zijn geloof en zijn gelofte is afgevallen, om tenslotte zijn ervaringen te boek te stellen in een debuutroman waarin zijn alter ego Clemens Driessen de hoofdrol speelt.
Niet alleen het personage Stefan laat zich met gemak herleiden tot een bestaand model, ook zijn mentor kunnen we op honderd meter afstand herkennen. De in Rome residerende, zeergeleerde priester, tevens Bekende Nederlander en televisiepersoonlijkheid, die geregeld een ‘dunne, slimme glimlach’ op zijn ‘asgrijze’, maar ook ‘aristocra-