Een Steinz voor de jeugdliteratuur
Voor wie van jeugdliteratuur houdt en voor wie er nog niet van houdt of niet meer van denkt te houden is er Het boekenboek, over ‘onmisbare jeugdboeken uit de lage landen’, samengesteld door Mirjam Noorduijn en Veerle Vanden Bosch. De vorig jaar overleden boekenminnaar Pieter Steinz was hun grote voorbeeld met zijn Steinz. Gids voor de wereldliteratuur (2014). De auteurs kopiëren Steinz' kunst van het verwijzen en (daardoor) enthousiasmeren. Vijftig schrijversportretten, vijfentwintig illustratoren-portretten en vijfentwintig thematische hoofdstukken wisselen elkaar af in dit boekenboek dat verscheen ter gelegenheid van het gastlandschap van Nederland en Vlaanderen op de Frankfurter Buchmesse van 2016.
Keuzes maken is altijd spannend. Noorduijn en Vanden Bosch verantwoorden zich uitgebreid. Ze laten zich leiden door verkrijgbaarheid in boekhandel en bibliotheek en nemen daarom het jaar van de eerste Kinderboekenweek, 1954, als startpunt. Ook streven ze naar een mix van genres en leeftijden en kijken ze naar literaire kwaliteit, cultuurhistorische betekenis en populariteit binnen en buiten de lage landsgrenzen. De meest voor de hand liggende kritiek - ‘Waarom die wel?’, ‘Waarom die niet?’ - zijn ze voor door eerlijk te zijn: ‘literatuur is en blijft uiteindelijk ook een kwestie van smaak’.
Smaak hebben ze, mijn smaak in ieder geval, want ik bleef notities maken. O ja, dat boek wilde ik altijd nog eens lezen, hé, die auteur had me geraakt en blijkt veel en veel meer geschreven te hebben. Fijn dus, dat criterium van verkrijgbaarheid; ik kan straks met mijn lijstje naar bibliotheek en boekhandel.
Bij de schrijversportretten staat iedere keer één titel centraal en wordt aan andere titels minder aandacht gegeven. De schrijver komt aan het woord over het schrijven, iemand anders uit het boekenvak steekt de loftrompet, er is een Steinziaans rubriekje ‘Wat lezen we na’ en er zijn feitjes. Over bekroningen, of over lezersreacties. Hoe Simon van der Geest met Spinder (2012) een dertienjarige hekellezer tranen ontlokte, bijvoorbeeld. De portretten van de illustratoren zijn minder uitgebreid, maar meegeteld mag worden dat hun werk veelvuldig wordt geciteerd door het hele boek heen.
Jeugdliteratuur wordt vaak in een hokje gestopt - ‘voor kinderen’ -, maar dit boek laat zien dat zij zelf grenzeloosheid voorstaat. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de keuze van de auteurs om sommige kunstenaars die