| |
| |
| |
Jaap van der Molen
Een mythische onderlaag in een moderne ballade
Een intertekstuele analyse van ‘Tin Angel’ van Bob Dylan
Hier en daar klinkt uit een ivoren toren nog wat gesputter, maar het is nu toch echt een feit: Bob Dylan mag definitief tot de wereldliteratuur worden gerekend nu hij de Nobelprijs voor de Literatuur heeft gekregen. Zoals hij in 1965 op het Newport Folk Festival muzikale grenzen verlegde door met een elektrisch versterkte band op te treden, zo heeft hij nu de literatuur opnieuw gedefinieerd en verrijkt met een enorme hoeveelheid liedteksten. De jury roemt zijn vernieuwing van de Amerikaanse liedtraditie. Inderdaad heeft Dylan altijd bewust aansluiting gezocht bij uiteenlopende bronnen, zowel literaire als muzikale. Op het album ‘Tempest’ uit 2012 zijn daar mooie voorbeelden van te vinden: onder de oppervlakte van het nummer ‘Tin Angel’ stroomt een onderaardse rivier van oude teksten, stijlen en ideeën.
Op het eerste gehoor is ‘Tin Angel’ geen muzikaal hoogstandje: één voortdurend herhaald akkoord, een zeurderig basloopje en Bob Dylan die met gruizelige stem het verhaal van een passiemoord bezingt. Het gaat over een man, ‘the boss’, die thuiskomt en ontdekt dat zijn vrouw is weggegaan met een zekere Henry Lee. Met zijn knecht achtervolgt hij te paard de vrouw en haar minnaar. Wanneer hij het overspelige paar gevonden heeft, tracht hij zijn vrouw te overreden met hem mee te gaan. Zij weigert echter en Henry Lee schiet hem dood. Dan komt de vrouw tot bezinning, doodt haar minnaar en maakt een einde aan haar eigen leven. Het verhaal lijkt simpel, maar schijn bedriegt. Wie de 28 coupletten goed beluistert, raakt vroeg of laat verstrikt in complexe dialogen en een ondoorzichtige chronologie.
In zijn boek Alias Bob Dylan revisited schrijft Stephen Scobie dat Bob Dylan in zijn werk trekken vertoont van de trickster, de archetypische schelm die op uiteen-lopende manieren zijn identiteit tracht te verhullen. Niet alleen zijn naamswijziging (Robert Allen Zimmerman werd Bob Dylan) en tekstuele motieven als masker, dief, spiegel, broeder en geest zijn daar uitingen van, maar ook de veelvuldige citaten uit en allusies op de meest uiteenlopende bronnen: van Bijbel en klassieken tot negentiende-eeuwse Amerikaanse en moderne Japanse literatuur. Vanaf het allereerste begin heeft Dylan onbekommerd beelden, tekst en muziek van anderen gebruikt, zonder bronvermelding. Dylankenner Sean Wilentz omschreef
| |
| |
dit treffend: ‘Dylan, an artist, steals what he loves and then loves what he steals by making it new.’ ‘Tin Angel’ vormt hier geen uitzondering op. Het lied verwijst op meerdere niveaus naar andere teksten en een analyse daarvan kan helpen bij de interpretatie ervan.
Een model voor zo'n intertekstuele analyse biedt Maaike Meijer in Draden in het donker. Intertekstualiteit in theorie en praktijk. Zij onderscheidt drie niveaus, namelijk (1) directe verwijzingen naar andere teksten die een auteur al dan niet bewust in zijn tekst heeft verwerkt, (2) de manier waarop de regels van een genre worden gevolgd of ondermijnd en (3) de doorwerking van een culturele ideologie in een tekst.
| |
Niveau een: directe intertekstuele verwijzingen
Wat de directe verwijzingen betreft, springt de titel meteen in het oog. Een engel van blik speelt op geen enkele manier een rol in het verhaal, maar lijkt te verwijzen naar de gelijknamige song van Joni Mitchell. Daarin staan de volgende regels, die perfect passen bij de bedrogen echtgenoot in het verhaal van Dylan:
There's a sorrow in his eyes
Like the angel made of tin
What will happen if I try
To place another heart in him
Opvallend is dat Joni Mitchell in 2010 in harde bewoordingen afstand nam van Dylans gewoonte om teksten van anderen te gebruiken: ‘Bob is not authentic at all. He's a plagiarist, and his name and voice are fake’, waarna in de media een heftige discussie ontstond tussen voor- en tegenstanders. Daarom is de van Mitchell gestolen titel eveneens een plagerig antwoord op die beschuldiging. Verder verwijst de naam van de minnaar, Henry Lee, wellicht naar zowel de gelijknamige beruchte Amerikaanse seriemoordenaar als naar een murder ballad van Nick Cave met die titel. De luisteraar kan zich voorbereiden op een gewelddadig verloop van het verhaal. Dit wordt nog versterkt door de mededeling dat de bedrogen echtgenoot en zijn mannen het paar achtervolgen ‘long down the broad highway’. Een verwijzing naar de brede weg die leidt naar het verderf uit het Mattheüsevangelie ligt voor de hand. Daarnaast kunnen deze woorden ook alluderen op de roman Broad highway (1910) van Jeffery Farnol. In de eerste helft van de twintigste eeuw was dit in Amerika een zeer populair boek dat qua thematiek (een complexe liefde, rivaliteit en moord) parallellen heeft met ‘Tin Angel’.
| |
| |
Een andere allusie is te vinden in de slotregels. Na de dood van de drie personages besluit het lied met de regels:
Funeral torches blazed away
Through the towns and the villages all night and all day
De fakkel is in de Griekse mythologie het symbool van Hekate, de godin van onder meer de onderwereld. Zij werd afgebeeld in de gedaante van een vrouw met drie lichamen die met de rug naar elkaar staan en drie fakkels vasthouden. In de Romeinse tijd vonden begrafenissen 's nachts plaats bij het licht van fakkels. De verwijzing beklemtoont het onheil waarin de betrokkenen zichzelf en elkaar hebben gestort en benadrukt het universele karakter van de gebeurtenissen.
| |
Niveau twee: spelen met de regels van een genre
Op het tweede niveau dat Meijer onderscheidt, volgt en ondermijnt Dylan de regels van de traditionele ballade. De tekst leunt sterk op ‘The raggle taggle gypsy’. Dit lied werd meer dan tweehonderd jaar geleden populair. Vanuit Schotland verspreidden verschillende versies zich over het Angelsaksisch taalgebied. Het is talloze malen gecoverd, onder meer door Dylan zelf onder de titel ‘Black Jack Davey’. De tekst gaat over een welgestelde dame die in de ban raakt van een zigeuner en er met hem vandoor gaat. Haar man zadelt zijn paard, achterhaalt het stel en vraagt haar terug te keren. Zij weigert echter en verkiest het slapen op de harde grond boven haar vroegere ‘goose feather bed’. Andere versies eindigen met de wraak van de echtgenoot die de zigeuner vermoordt.
In een onderzoek naar achttiende-eeuwse Schotse balladen onderscheidt Buchan (1982) enkele soorten balladen: magische, romantische, tragische en historische. Het tragische type gaat over een relatie tussen een man en vrouw waarbij de geliefden wreed gescheiden worden en uiteindelijk sterven. Er zijn hierin drie rollen te onderscheiden, namelijk die van ‘upholder’, de persoon die vereniging van de geliefden nastreeft, de ‘opposer’, degene die de vereniging succesvol verhindert, en de ‘partner’, de meest passieve van de twee geliefden. In een aantal versies wordt een van de twee geliefden vermoord, gevolgd door de wraak van de overblijvende partner. ‘Tin Angel’ past in dit schema, met dien verstande dat het met de zelfmoord van de vrouw een nog gewelddadiger verloop kent dan de eerdere versies.
Ook wat de vorm betreft houdt Dylan zich aan conventies van de ballade: het verhaal komt voor een deel tot stand door dialogen, moraliserende uitspraken ontbreken, er is een onzichtbare verteller en er is rijm. Maar hier en daar wijkt hij af van het gebruikelijke. Dat aan de bedrogen echtgenoot ‘the nobility of an
| |
| |
ancient race’ wordt toegedicht, past bij het genre, maar het feit dat hij ‘the boss’ wordt genoemd, staat daar mee in contrast, evenals zijn creatief gebruik van scheldwoorden (‘greedy-lipped wrench’ en ‘a gutless ape with a worthless mind’). Een andere afwijking betreft de weergave van gedachten en emoties die traditionele balladen missen. Enkele malen wordt melding gemaakt van de overpeinzingen van de echtgenoot: ‘he pondered the future of his fate’, ‘his spirit was tired and his vision was bent’ en ‘he renounced his fate, he denied his Lord’. Ook zijn lichamelijke gesteldheid tijdens de achtervolging van het overspelige paar komt aan bod:
He came to the place where the light was dull
His forehead pounding in his skull
Heavy heart was racked with pain
Insomnia raging in his brain
Zijn wanhoop neemt toe, wanneer hij het tweetal in het oog krijgt:
He lowered himself down on a golden chain
His nerves were quaking in every vein
His knuckles were bloody, he sucked in the air
He ran his fingers through his greasy hair
Gezien het narratieve karakter van het genre zul je zo'n gedetailleerde weergave van fysieke en psychologische details in andere balladen niet gauw tegenkomen.
In de tekst komt een merkwaardig anachronisme voor. De hoofdpersoon verplaatst zich te paard en is uitgerust met helm en zwaard, maar knipt een elektriciteitsdraad door wanneer hij zijn vrouw en haar minnaar heeft bereikt. Verleden en heden lopen door elkaar en het effect hiervan is een suggestie van simultaneïteit: dit verhaal van liefde en geweld is van alle tijden. Stephen Scobie noemt het streven naar stopzetten van de tijd als een kenmerk van Dylans werk, wat bijvoorbeeld in andere songs tot uiting komt in de opeenstapeling van beelden. Ook een non-lineaire verhaalstructuur past hierbij.
Dit komt in ‘Tin Angel’ tot uiting in verwarrende temporele aanduidingen: in de eerste regel meldt de verteller dat ‘the boss’ vannacht thuiskwam, maar verderop staat dat de achtervolging een dag en een nacht duurde. Bovendien sluit het lied af met de vermelding dat het gerucht over de gebeurtenissen ‘blazed away through the towns and the villages, all night and all day’. De voortdurende her- | |
| |
haling van één akkoord met een eenvoudige basriff in Tin Angel versterkt de suggestie van tijdloosheid.
| |
Niveau drie: doorwerking van een culturele ideologie
In hoeverre sprake is van doorwerking van een culturele ideologie, is lastiger te onderbouwen. Algemene en als vanzelfsprekend beschouwde ideeën over mens en samenleving zijn nu eenmaal overal en nergens. De verwantschap met Schotse en Engelse balladen is onmiskenbaar, maar ook bijvoorbeeld met een nog oudere Nederlandstalige tekst in het Antwerps Liedboek uit 1544, Vrouwe van Lutsenborg. Hierin zijn de rollen omgedraaid: de minnaar achtervolgt de echtgenoot en vermoordt hem. Behalve dit verschil zijn er opvallende overeenkomsten: na de moord volgt inkeer en de minnaar wijst de vrouw af. Zelfs de opdracht om het paard te zadelen (‘Saddle me up my bukskin mare’) komen we tegen:
Hi sprack tot sinen knape
Net als deze teksten is ‘Tin Angel’ geworteld in een verhaalpatroon dat teruggaat naar de klassieke oudheid. Het verhaal van Orpheus die in de onderwereld neerdaalt om zijn geliefde Eurydice uit de handen van Hades te bevrijden zou je kunnen beschouwen als de archetekst, het oerverhaal waarvan latere teksten de transformaties vormen. Nick Tosches, een Amerikaanse muziekkenner, beschrijft in detail hoe deze mythe via Vergilius, Ovidius en Boëthius in de vroege middeleeuwen in Brittannië bekend werd, en zich daar mengde met Keltische mythologische elementen en onrustbarende geruchten over zigeuners, vervolgens min of meer verborgen in balladen voortleefde en uiteindelijk in 1929 als ‘Blackjack Davy’ voor het eerst op de plaat werd gezet. Liefde, trouw, rivaliteit tussen minnaars en wraak zijn hierin de bouwstenen van een cultureel scenario die de daden van de personages motiveren.
Dylan geeft hier wel een eigen draai aan. Zijn versie eindigt met de dood van alle personages: er zijn geen overwinnaars en er is geen happy end. Bovendien is het geweld niet alleen heftig, maar de personen gedragen zich in woord en daad soms onvoorspelbaar en wispelturig. Zo noemt de vrouw haar man tijdens de woordenwisseling uitdagend een ‘silly boy’ en een leugenaar die ten onrechte denkt dat zij een heilige is, maar na het dodelijke schot van Henry Lee kust zij haar stervende man en wreekt zij zich op haar minnaar. Hiermee geeft Dylan bepaald geen opwekkend beeld van de mens, maar dat wisten we al uit ‘Blind Willie McTell’:
| |
| |
Well, God is in His heaven
And we all want what's his
But power and greed and corruptible seed
Seem to be all that there is
Literatuur
|
D. Buchan, ‘Propp's tale role and a ballad repertoire’. In: Journal of American Folklore, 95 (376), 159-172. |
P. Claes, Echo's echo's. De kunst van de allusie. Nijmegen: Vantilt 2011. |
J. Goedegebuure, Het mythische substraat. Verhaalpatronen in de Nederlandse literatuur van de twintigste eeuw. Universiteit Leiden 2016. |
M. Meijer, ‘Intertekstualiteit en culturele studies: een pleidooi’. In: Y. van Dijk, M. de Pourcq en C. de Strycker (Red.), Draden in het donker. Intertekstualiteit in theorie en praktijk. Nijmegen: Vantilt 2011 (267-286). |
S. Scobie, Alias Bob Dylan Revisited. Calgary: Red Deer Press 2004. |
N. Tosches, Country: The Twisted Roots of Rock ‘n’ Roll. Boston: Da Capo Press 1985. |
|
|