Signaleringen
Komrij en Jan de Bas
‘Komrij slaat christen-dichters over’, kopte Trouw boven een artikeltje van Jan de Bas op 12 februari 2004. De Bas had de recent verschenen nieuwste editie van Komrij's grote poëziebloemlezing bekeken, en kwam, op grond van een blik in zijn boekenkast, tot de conclusie dat er vijftien dichters ontbraken, waarvan elf dichters van ‘kwalitatief goede en positief christelijk-gearrangeerde poëzie’. (‘Christelijk-gearrangeerd’ is wellicht een term uit het liturgische-bloemschikwezen.) Die elf zijn dan: Hein de Bruin, Huub Oosterhuis, Ad den Besten, Jan Wit, Maria de Groot, Lode Bisschop, Henk Knol, Juliën Holtrigter, Rien van den Berg, Menno van der Beek en Hilbrand Rozema.
Dat Jans boekenkast niet rijk gevuld is met poëzie mag hem niet kwalijk worden genomen, maar wel dat hij zijn bescheiden collectie als ijkpunt voor Komrij's bloemlezing gebruikt. Want er ontbreken niet vijftien, maar talloze dichters in Komrij's toch al zeer omvangrijke selectie. Wanneer ik alleen al de letter b in mijn poëziekast vergelijk met Komrij, stel ik vast dat hij, naast de door Jan genoemde vijf dichters-met-een-b, ook niks gebloemleesd heeft van Bert Bakker, Hans Barendregt, Meint R. van den Berg, Jan Berghmans, Cathrien Berghout, Martien Beversluis, Jan Blokker Junior, Esther Blom, Benne Lutsen Boarnstra, Jan Boelens, Johan van der Bol, Albert Bontridder, Carla Boogaards, Ria Borkent, Jacobus Bos, Mies Bouhuys, Louis de Bourbon, José Boyens, J.M.H.R. Bouma, Harry Brander, Wim Brinkman, Toon Brouwers en Wilna Burger. Dat zijn er nog eens drieëntwintig. En dan is mijn poëziecollectie nog maar van een zeer bescheiden omvang, zeker vergeleken met die van het Poëziecentrum in Gent, waar Komrij uren en uren moet hebben gespendeerd.
Wie bloemleest, moet selecteren, en ook de nieuwe, zoals Komrij zelf schrijft ‘zeer herziene en zeer vermeerde druk’ van zijn bloemlezing blijft een selectie. Dat betekent onvermijdelijk dat niet iedereen die ooit een dichtbundel het licht heeft doen zien, in Komrij's bloemlezing terechtkomt. Komrij heeft geselecteerd, ongetwijfeld volgens zijn persoonlijke smaak en volgens zijn eigen kwaliteitscriteria. Dat die laatste uiterst ruim geweest zijn, bewijst wel de aanwezigheid van drie gedichten van Jan de Bas in de bloemlezing. In dat licht is de afwezigheid van een aantal van de elf door De Bas genoemde dichters inderdaad raadselachtig en schrijnend. In die zin is kritiek op Komrij's keuze zeker op zijn plaats. Maar om nu te zeggen, zoals De Bas doet, dat er ‘een patroon’ opvalt achter de ontbrekende dichters, en dat dit patroon te maken heeft met iets ‘christelijk-gearrangeerds’ - daarvoor lijkt me in deze bloemlezing geen grond te vinden, zoals daarvoor ook in eerdere bloemlezingen geen grond was te vinden (eerdere edities van Komrij; de Spiegel van Warren). (Men leze hierover mijn artikel