| |
| |
| |
Gerda van de Haar
Ze weten niet wat ze doen
Over schuld en vergeving in Braambos van Willem Jan Otten
[...] Dit is het enige
dat ons gewerd. Wij zouden minder
weten, minder dan voorheen.
Willem Jan Otten, ‘We lieten de parkieten los’
[...] wat zei de nacht hem aan,
slaagt hij er in weer handen wassend op
te duiken uit zijn droomvertogen schuld
Willem Jan Otten, ‘Tot mijn ochtendlijk spiegelbeeld’
‘Steeds schamperder’, was de regieaanwijzing. ‘Ze wil het zo zielsgraag geloven - het sprookje van het kruis.’ Smalend: ‘Van vergeven want ze weten niet wat ze doen.’ Het zijn de woorden van het centrale personage Guusje over haar tegenspeelster Nana in Braambos van Willem Jan Otten, het toneelstuk dat in het eerste kwartaal van 2004 volle zalen trok en debat uitlokte. Guusjes woorden zijn een terloops citaat van Jezus' zogeheten eerste kruiswoord, dat voluit luidt: ‘Vader, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen’.
Aan het begin van de Vasten, Braambos stond nog, verscheen Ottens roman Specht en zoon. Ook daarin klinkt deze kruisbede, tegen het einde, tweemaal zelfs en bijna net zo vluchtig als in het toneelstuk. De roman verdient afzonderlijke beschouwing, maar hier dient alvast te worden opgemerkt dat de momenten waarop in Specht en zoon ‘hij wist niet wat hij deed’ respectievelijk ‘zij wist niet wat ze deed’ wordt gezegd, verbonden zijn met het ‘ze weten niet wat ze doen’ in Braambos, en andersom.
Dat Otten iets heeft met de kruisbede waaruit deze woorden afkomstig zijn, bleek op Stille Zaterdag, toen hij in de nieuwe bijlage Opinie en debat van nrc Handelsblad een wezenlijk stukje van zijn bekering vertelde:
Als ik eerlijk ben, moet ik bekennen dat ik nooit heb kunnen geloven dat een mens op het moment dat hij zo ongeveer levend gevild wordt, zijn villers vergeeft. Het enige wat ik weet is dat ik op zekere dag, toen ik een Kruiswegstatie meemaakte waarbij op een tamelijk klunzige manier op een rituele wijze de
| |
| |
Passie werd nagespeeld, het onverhoeds te kwaad kreeg toen ik de woorden ‘Vergeef ze, want ze weten niet wat ze doen’ hoorde.
Ik denk dat ik nog nooit met zoveel kracht iets niet heb kunnen geloven als toen, op die Goede Vrijdag, deze woorden. Er is geen mens, dacht ik, die zoiets gezegd kan hebben.
| |
Thema
Kleine tragedie van de vergeving in vier bedrijven gaf Otten zijn toneelstuk als beschrijvende ondertitel mee. Het gezelschap Het Toneel Speelt noemde het in de flyer ‘een hartverscheurende tragedie over vergeving’. Recensenten gingen prompt op zoek naar christelijke lessen. Toen de roman verscheen, werd zelfs verheugd vastgesteld dat het in Specht en zoon niet zozeer over vergeving, maar vooral over schaamte ging. Dat was aansprekender problematiek.
Zeker heeft Ottens bekering meegespeeld bij deze ontvangst, maar ook kan worden vastgesteld dat vergeving als een christelijk thema wordt ervaren. Dat is enerzijds niet vreemd: een christelijker thema dan vergeving is moeilijk denkbaar. Anderzijds is het opmerkelijk, want vergeven is in onze cultuur niet voorbehouden aan christenen. ‘Sorry’, ‘neem me niet kwalijk’, ‘wil je me verontschuldigen’ zijn heel gewone uitdrukkingen. Vergeven is een wezenstrek van onze cultuur, zei filosoof Ger Groot in De Verdieping van Trouw (23 februari 2004) naar aanleiding van de consternatie over Braambos. Een christelijke trek, dat wel. Hij noemde het ‘de onuitwisbare erfenis van het christendom in onze cultuur’.
Verbeelding van thema's die het hart van de cultuur raken geldt in de recenserende kunstopinie vaker als een tikje verdacht. Dat zal wel komen doordat het hart christelijk is. Het gevolg is dat de vele christelijke relicten onbereflecteerd rondspoken, roepend om hun oorspronkelijke context. Moeilijk liggende thema's zijn bijvoorbeeld metafysica, geborgenheid, moraal en liefde in de niet-erotische zin van het woord.
Als iets vergeven moet worden, is er sprake van schuld. Daar ligt mogelijk het probleem. Is schuld eigenlijk nog wel een erkende categorie, buiten strafrecht of christelijk geloof om? Schuldgevoel bestaat wel, maar als ik me niet vergis is dat inmiddels zoveel als een synoniem voor schaamte die je moet doorgronden, doorprikken, waar je overheen kunt groeien. Schuld beleven en erkennen heeft te maken met verantwoordelijkheid nemen voor je daden. Enkele jaren geleden echter achtte premier Kok, bekend om zijn hoge moraal, verdedigbaar dat de Nederlandse regering wel verantwoordelijkheid droeg voor het uitblijven van actie van het eigen leger, maar er niet schuldig aan was. Er is kortom nogal wat verwarring over schuld. Bij deze verwarring sluit Otten met zijn Braambos aan.
Braambos is geen stuk over schuld, maar over ons onvermogen om met schuld
| |
| |
om te gaan, laat staan met vergeving. Het loont de moeite om van de belangrijkste personages afzonderlijk na te gaan welke houding zij kiezen in de concrete situatie waarin Otten hen plaatst. Ik beschrijf hun positie onder het gezichtspunt van de kruisbede ‘Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat ze doen’.
Dat is niet helemaal risicoloos, want ‘ze weten niet wat ze doen’ klinkt ook naar ‘wir haben es nicht gewußt’. Uit de mond van de dader wordt het al gauw een immorele schijnverontschuldiging. In het Evangelie zijn het de inderdaad ongelooflijke, uit vrije wil geuite woorden van een slachtoffer.
In ons rechtsbestel kun je deze woorden op nog een andere manier tegenkomen, als argument op grond van medische rapportage: heb clementie, hij wist niet wat hij deed. Mogelijk is dat christelijke invloed op een romeins bestel, maar dat is het terrein van de rechtsfilosofie. In ieder geval is de argumentatie dan medisch geworden, heel anders dan in de kruisbede.
De onverwachte woorden van de gepijnigde Jezus: ‘Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat ze doen’ zijn op de achtergrond van Braambos voortdurend aanwezig. Het is daarom verhelderend om de participanten in deze ‘tragedie van de vergeving’ te kenschetsen in termen van dit kruiswoord.
| |
Help Lena vergeven
Braambos speelt een jaar na de suïcide van Lena, een vrouw van begin dertig die op zestienjarige leeftijd het slachtoffer werd van een seksueel misdrijf, gepleegd volgens het scenario van de harde pornofilm. Een weekend lang was Lena mishandeld en verkracht. Daarna had zij vijftien jaar geen stom woord gezegd.
Overlevende is Lena's tweelingzus Guusje. Zij wil vergeten, ze heeft het voor elkaar gekregen om het hele afgelopen jaar zelfs niet naar een foto van Lena te kijken en is nu doende het familiehuis in het Braambos aan het Randmeer te verkopen.
Op dat moment klopt Lena's jeugdvriendje Hajo bij Guusje aan. Hij is schilder en op zoek naar een ruimer atelier. Hij schaamt zich dat hij na Lena's dood niets heeft laten horen, maar heeft wel de vrijpostigheid om in Guusje meteen een model te zien voor zijn nieuwe opdracht, het kruisigingstafereel.
Tamelijk onverwacht dient zich nog iemand bij Guusje aan, een zwerver, de doodzieke kluizenaar Bruce. Hij denkt dat Guusje Lena is, weet niet van het bestaan van een tweelingzus, en toont zich verheugd dat ‘Lena’ nog leeft. Guusje krijgt niet uit haar mond dat zij Lena niet is. Bruce blijkt de uit buitenlandse hechtenis teruggekeerde en tot inkeer gekomen verkrachter van Lena te zijn.
Hij legt, vrij uniek voor een dader van een dergelijk misdrijf, een volledige schuldbekentenis af. Uit de hulpverlening is bekend dat dergelijke bekentenissen bijna altijd ontsierd worden door slachtofferbeschuldigingen of ingebouwde ontkenningen. Geen spoor daarvan bij Bruce. Uit zijn bekentenis blijkt dat hij de
| |
| |
mogelijk dodelijke gevolgen van zijn daad inmiddels beseft en die berouwt. Het is zijn wens dat ‘Lena’ leeft, voluit zal gaan leven. Dan kan hij sterven, zegt hij. Bruce meldt zich met een symbolische strop om zijn hals, roept de ‘vader’ aan, en heeft zich in het hoofd gehaald dat Lena het om te leven nodig heeft om hem te vergeven.
Vader, help Lena die hier voor u staat. Ze is niet langer dood. Ze zal leven. (stil) En ik kan dood. (stil) Help Lena vergeven. (stil) Ik heb je duizend keer gedood.
Met deze verantwoordelijkheid nemende dader van een seksueel misdrijf wordt de situatie van het stuk opeens heel ongewoon. Het is bijna surreëel. Het is een geding. In dit verband is van belang dat de hele reeks van vier bedrijven wordt gedagdroomd door een raadselachtig en wijs-humoristisch personage dat dokter Pion heet (hoewel hij in feite Speler is). Het wijst erop dat we de gebeurtenissen kunnen opvatten als zich afspelend buiten de ‘gewone’ werkelijkheid.
Droom of realiteit, het verhaal is beklemmend genoeg. Het was doodstil in de zaal. De gevolgen van misbruik en mishandeling, een moeizame rouw na suïcide - het zijn herkenbare en zware thema's. Er is schuld, er is verdriet. Wat doe je daarmee?
| |
Hajo
Hajo, de kunstenaar-jeugdvriend weet wel wat je met andermans schuld moet. Als hij hoort wat Bruce aan Guusje heeft bekend, wordt hij ontzettend kwaad: ‘Die mag helemaal niet in vrede sterven, die moet sterven zoals Lena daar heeft gelegen - zo iemand mag niet eens dood’. De doodstraf of nog erger eist hij. Het loopt erop uit dat Hajo Bruce in elkaar slaat, aan de gevolgen waarvan de toch al verzwakte Bruce ten slotte overlijdt.
Op het moment dat Hajo zich op deze manier bezondigt aan eigenrichting, heeft hij intussen voor nog een ander probleem gezorgd. Guusje heeft ingestemd met zijn idiote idee om model te zitten, maar ze had daar haar eigen redenen voor. Zij blijkt Hajo het voorstel te hebben gedaan de lotgevallen van haar zus gedurende dat gruwelweekend na te spelen. En Hajo is op dat voorstel ingegaan. De toeschouwer ziet slechts de twee zeer verschillende reacties op de naspeelhappening. Guusje is verlamd, Hajo heeft bepaald geen postcoïtale depressie. ‘Ik wist dat zoiets als dit - vannacht - bestond’, zegt hij nagenietend tegen Guusje. ‘We overtroffen alle verbeelding.’ En, pijnlijker nog, als Guusje niet reageert op zijn omhelzing: ‘Het was jouw idee.’ ‘Ik bedoel, jij was into it.’ Dat is een keurige slachtofferbeschuldiging uit de mond van de naspeeldader.
Hajo weet niet wat hij doet. Hij peilt het leven niet. Flinterdunne opvattingen
| |
| |
Hans Ligtvoet als Bruce en Ariane Schluter als Guusje in Braambos van Willem Jan Otten. Foto: Deen van Meer.
| |
| |
over schuld houdt hij er op na, de schaamte is hij al helemaal voorbij.
Hajo heeft tegelijk ook zijn kruisigingsscène maar aangepast. Daarover is hij al even opgewonden. Hij kan zijn ogen er niet vanaf houden. Guusje: ‘Niet zeggen, alsjeblieft. Dat het alleen maar - daarvoor was’. En: ‘Het was geen spel. [...] Ik was er niet bij. De hele nacht niet.’ Vergeefse moeite, om dit op dat moment aan Hajo uit te leggen. Hij maakt juist de verkeerde inlevende opmerking: ‘Ik kan het me heel goed voorstellen. Dat je nu even denkt dat je te ver bent gegaan.’
Een van de redenen om naar het theater te gaan is om pijnlijke dialogen en ultiem onbegrip uitgespeeld te zien. Dat geeft grip op het leven. Dit niet-gesprek tussen Hajo en Guusje is het onthouden waard.
Ondertussen blijft het blasfemische kruisigingspaneel van Hajo de toeschouwer niet onthouden (hoewel Otten dat volgens het tekstboek oorspronkelijk minder expliciet voor zich had gezien). Het is alsof Jezus opnieuw bespot en opnieuw gekruisigd wordt. In zijn afwijzing haalt Hajo het hele Evangelie binnen. Al die tijd staat het kruis in het midden van de voorstelling.
| |
Guusje
Guusje had haar diepe wens om te vergeten een moment opgegeven, omdat ze wilde weten wat Lena had meegemaakt. Ze werd immers toch voor Lena aangezien. Het is haar al te goed gelukt om Lena te worden. Ze zegt tegen Hajo:
‘Ik heb alleen maar gekeken. Zonder te voelen. Naar jou. Naar hoe het in je voer. (verontschuldigend) Als ik Lena ben voel ik niets. (langzaam) En als ik Guusje ben ook niet. Ik leef alleen maar om Lena niet te voelen. (strekt hand uit) Voel dan, ik voel niets.
Niets meer voelen, zwijgen: dat was Lena's reactie geweest op het geweld van de verkrachtingen. De wil om Lena's lot te vergeten had Guusje het eerste jaar tot een heftig liefdesleven gebracht dat zij inmiddels afdeed als valse schijn, de wil om Lena's lot te kennen maakt haar nu even verlamd en stil als haar zusje was. Als er niets gebeurt, valt te vrezen dat ook zij de dood verkiezen zal.
Guusje verkeert in een bijzondere situatie. Zij is niet het slachtoffer, dat was Lena. Maar ze wordt nu wel voor het slachtoffer aangezien. Sterker nog, ze had het slachtoffer moeten zijn. Lena's verkrachter Bruce had de zestienjarige Guusje gezien en verkeerde tijdens zijn misdrijf in de vaste veronderstelling dat hij deze Guusje onder handen nam. Daar komt Guusje nu achter, dankzij de bekentenis van Bruce. Het is de hamerslag op de gedachte die haar al die tijd al treitert: de reden waarom Lena op de plaats des onheils was en zij niet, was dat Lena in háár plaats terug het schoolgebouw inging om een straf uit te zitten. Niemand hield hen immers uit elkaar. -
| |
| |
Lena was zo goed in Guusjes plaats te gaan. Daarmee is Guusje in een schuldige verhouding tot Lena komen te staan, temeer daar het om het uitboeten van een straf ging. Het lijkt er niet op dat dit ooit is uitgesproken, door Guusje noch door de verstomde Lena. Guusje draagt deze ‘schuld’ in haar eentje, eerst semi-vergetend, nu semi-wetend.
Het lijkt typische wegwuifschuld, irrationeel schuldgevoel, maar die schijn doet geen recht aan de last die Guusje draagt en Lena verduurde. Als Guusje inderdaad zichzelf het leven zou benemen, zou het in de eerste plaats zijn uit boetedoening over deze schuld, zo beladen is het wel. Noem je het schuld, dan komt er ten minste perspectief op vergeving.
Guusje wordt precies op dit pijnlijke punt aangesproken door de onwetende Bruce met zijn bekentenis en vergevingsvraag. Lena werd in haar plaats slachtoffer, kan zij nu in Lena's plaats deze bekentenis aanhoren en wie weet accepteren? Is zoiets, onafhankelijk van Guusje, eigenlijk wel mogelijk?
Bruce confronteert Guusje zodanig met haarzelf en met het lijden van Lena, dat zij de omstandigheden gaat tarten. Op Hajo's brutaliteit om haar als model te vragen reageert zij met een even brutaal voorstel. Tegelijk is het een voorstel waardoor zij Hajo's brutaliteit bevestigt en hem werkelijk haar verkrachter laat zijn. Dit is geen voorbeeldig lijden of zoiets, hier straft Guusje zichzelf en maakt zij daarnaast Hajo medeplichtig.
Guusje lijkt niet te beseffen wat haar overkomt, dat ze met deze acties haar zus niet erg nader komt maar haar wel achternagaat. Het maakt haar daarnaast weinig ontvankelijk voor de bekentenis van Bruce.
| |
Nana
Er is iemand in het stuk die goed lijkt te weten wat ze doet: Nana, de zwangere vrouw van Hajo. Zij vermoedt het ‘overspel’ tussen haar man en Guusje. Zij laat Hajo voelen dat zij het door heeft, maar kijkt er verder welbewust omheen. ‘Dat moet.’ Nana vergeeft al van tevoren. Zij kiest ervoor om niet te weten wat zij vergeeft.
In de kritiek werd Nana als christelijk ervaren, terwijl ze dat in het stuk toch niet is. Wel is ze vastberaden naïef, het goede hopend van wie haar rivaal of vijand is, ruim vergevensgezind. Haar karaktereigenschappen sec worden in onze cultuur hoog aangeslagen.
Dat Nana de schuldbekentenis van Hajo niet afwacht en liefst vóór wil zijn, lijkt echter grootser dan het mijns inziens is. In feite springt zij slordig om met diezelfde vergeving. Van het verdringen of moedwillig vergeten van schuld zal vermoedelijk geen van beide partijen gelukkiger worden.
Die wijsheid is niet voor niets in de kerkelijke dogmen terechtgekomen: pro- | |
| |
testanten hebben van oudsher weinig fiducie in het beleven van genade zolang dat niet gepaard gaat met ‘ellendekennis’, katholieken hebben voor het schuldbesef zelfs het sacrament van de biecht. Nana's heldendom komt zeker ook in de kerk voor, maar in de kern kun je het moeilijk christelijk noemen.
Otten had het, als ik zijn stuk goed begrijp, wel zo bedoeld: Nana is niet christelijk, maar brengt volkomen onbewust het christendom in de praktijk. Zij is aanstootgevend naïef, naïef uit keuze. Voor mij verliest zij deze onschuld zodra zij niet weten wil wat haar is aangedaan. Verdringing is hoe je het ook wendt of keert bedrog. Nana is groter dan Hajo's bedriegerij, maar ze gaat er tegelijk in mee.
De andere wang toekeren is toch iets anders dan wegkijken. Het Evangelie wil dat je twee mijlen meegaat als je er tot één gedwongen wordt, maar - ik had het me vóór Nana nooit zo gerealiseerd - het kan niet anders of onwaarachtigheid valt daarbuiten.
| |
Bruce
Komt de oplossing dan van de bekeerde Bruce? Hij erkent zijn schuld, hij lijdt eronder, hij gaat er bijna aan dood. Als Hajo hem in elkaar slaat, ondergaat hij dat als zijn verdiende loon. Hij komt bij Lena c.q. Guusje geen bevrijding halen, maar bidt (dat is wat hij in feite doet) dat ‘Lena’ vrij raakt van zijn dodelijke daad.
‘Vader’, zegt hij voor zich heen, ‘help Lena vergeven’. Het is de vader uit het kruiswoord van Jezus. Wanneer ‘Lena’ hem vergeven zou, zou dat hém zeker ook bevrijding geven, maar in zekere zin is dat een belangeloze bevrijding. ‘Ze zal leven. En ik kan dood.’
Natuurlijk wordt hij verkeerd geciteerd. Als Guusje zijn woorden aan Hajo door moet geven, zegt ze: hij vroeg om vergeving, want dan kon hij sterven. Het idee dat Bruce pas sterven kon wanneer ‘Lena’ leven kon, laat zich ook niet zomaar doorvertellen. Het is hoogstwaarschijnlijk het wezenlijke van vergeving geven en ontvangen, maar het is een soort geheim, zelfs in de kerk. Wanneer iemand ertoe komt de ‘schuldenaar’ te vergeven, stelt hij zijn of zij haar belager in de vrijheid en daarmee ook zichzelf. Het slachtoffer onttrekt zich vanaf dat moment aan de oppermacht van de dader. Dat laatste probeert dader Bruce blijkens zijn woorden te bereiken voor ‘Lena’.
Maar moet de schuldige zelf om die vergeving vragen? ‘Vergeef me’, stamelt Bruce uiteindelijk, bijna stikkend. Wat gebeurt er met het slachtoffer als de schuldige deze vraag stelt?
In het dagelijks leven is excuses maken ongeveer gelijk aan schuld bekennen, dat gaat in één moeite door. Helderder is het om onderscheid te maken tussen schuld bekennen en kwijtschelding vragen. Dat zijn twee wezenlijk verschillende fasen. Het vreemde is, dat zelfs na de volledige bekentenis van Bruce er voor mij
| |
| |
nog een claim klinkt in de vraag ‘vergeef me’. Bruce was overtuigender geweest als hij het bij de bekentenis gelaten had.
De mogelijkheid van kwijtschelden had Guusje vanzelf wel overwogen. (Dat is weer de ‘christelijke’ cultuur.) Het is meer de vraag of Guusje de bekentenis wil accepteren.
| |
Het slachtoffer
Vergeven is de vrijheid van het slachtoffer. Lena pleegde suïcide op de dag dat het haar aangedane kwaad als misdaad was verjaard. Al die tijd was er geen sprake van een schuldbekentenis, van vergelding of kwijtschelding. Er was geen recht. Dan kun je niet leven.
Sterven kun je dan evenmin - zelfmoord is verschrikkelijk.
Een vergeving los van schuldbekentenis is een andere vergeving dan degene die op een bekentenis volgt, zoals vergelding op bewijs maar onder uitblijven van een bekentenis een andere vergelding is dan die na bekentenis. Een dader die geen volledige verantwoordelijkheid neemt, is onbereikbaar. Vergelding of vergeving schampen langs hem heen.
Met vergelding los van bekentenis zijn we in de rechtsstaat vertrouwd: het recht blijft gehandhaafd, het slachtoffer ziet het onrecht als zodanig benoemd, maar de dader volhardt. Vergeving of gratieverlening zonder bekentenis kan ik me juridisch zo gauw niet indenken (tenzij er geen bekentenis te doen viel en er wel een ‘schuldig’ werd uitgesproken). Zo'n vergeving speelt zich waarschijnlijk alleen in de persoonlijke sfeer af.
Vergeving los van bekentenis wordt in Braambos in feite beoefend door Nana (daarom doet zij natuurlijk wat zij doet!). Maar zij is in de positie om een bekentenis op te eisen. Dat is zelfs wat haar te doen staat.
Voor de mogelijkheid van vergeving los van de aard van de bekentenis is het ‘Vader, vergeef hun, ze weten niet wat ze doen’ in zijn context van kruiswoord een openbaring. Het slachtoffer in het kruisigingsverhaal richt zich niet rechtstreeks tot de daders, maar neemt een omweg. Het slachtoffer bidt voor zijn beulen tot zijn vader. De soldaten, Pilatus of de godsdienstige leiders zijn op dat moment helemaal niet ontvankelijk voor recht, laat staan voor vrijspraak. Ze beseffen niet wat ze doen. Maar het slachtoffer bidt voor hen. Het bidt hen vrij en zo zichzelf.
Met deze woorden geeft Jezus niet alleen blijk van veel gevoel voor genade, maar ook van ongeschonden rechtvaardigheidsgevoel en volgehouden godsvertrouwen: hij heeft de vader, God, nodig om te weten dat dit onrecht werkelijk onrecht is en dat het recht bij God gewaarborgd is. Het vergeven zelf laat hij aan God over.
Maar hij pleit ervoor en voert als argument aan dat zijn belagers niet weten wat
| |
| |
Ariane Schluter (Guusje), Hans Ligtvoet (Bruce) en Thekla Reuten (Nana) tijdens de slotscène van Braambos. Foto: Deen van Meer.
| |
| |
ze doen. Al zouden ze het denken te weten dan nog weten ze het niet. Het slachtoffer voelt ontferming. Even later is er angst, zoals blijkt uit bekende kruiswoord: mijn God, mijn God, waarom verlaat U mij? Maar nu, op dit alleen in de Lukastekst terug te vinden moment, is er ontferming.
Hier ergens begint de plaatsvervanging. Jezus denkt zich in in de positie van de dader, die welbewust zijn daad pleegt maar de immense reikwijdte ervan niet beseft. Jezus lijdt als onschuldig slachtoffer en daarenboven lijdt hij aan de schuld van de daders.
Dat gebeurt, Hajo kan het ook niet helpen, in Braambos eveneens op het kruisigingsschilderij. Het kruis vertegenwoordigt het lijden inclusief de bede om vergeving. (Een groot aantal andere verwijzingen naar het lijden van Jezus maakt duidelijk dat hij in stilte met alle personages meelijdt.)
| |
Ontferming
Het is bovenmenselijk wat Jezus in het kruisverhaal doet. Zijn regel ‘heb je vijand lief, bid voor je belagers’ werkt niet als heilige plicht, alleen als innerlijke houding. Die houding kenmerkt zich door het vertrouwen dat het onrecht geen absolute macht heeft, ook niet over de daders. Voor zo'n hoog vertrouwen kun je heel moeilijk buiten God. Daardoor komt het dat Jezus in zijn kruisbede een beroep op de vader doet.
Guusje hoort de bekentenis aan die voor haar zus is bedoeld. Op de vraag om vergeving reageert ze scherp afwijzend. Volgt haar actie van zelfbestraffing, zoniet zelfhaat. Maar helemaal op het eind doorbreekt ze toch nog de verlamming waarin ze was terechtgekomen. Ze kan het niet aanzien dat Bruce zal sterven, hoopt intens dat hij nog blijft leven, raakt hem, hij is al dood, heel even troostend aan.
Zij doet dat zelf, of beter: het overkomt haarzelf. Misschien doet ze het ook wel voor haar zus, in een voorzichtige beweging over de dood heen. Maar het heeft in de eerste plaats betrekking op haarzelf. Heel even verdwijnt de toestand van apathie, zij komt in beweging, er is weer leven.
Een eerdere doorbreking van de apathie was getekend door schamperte: haar tirade tegen Nana over het sprookje van het kruis en van vergeven want ze weten niet wat ze doen. Maar Bruce' hulpeloosheid heeft iets van ontferming in Guusje wakker geroepen, juist voldoende om voor even te ontkomen aan apathie of wrok.
Gezien het misdrijf dat Bruce op zijn geweten heeft, is het een bovenmenselijke ontferming die Guusje met haar gebaar aan de dag legt. Het is vergeving. Het beëindigt minstens een moment lang Guusjes eigen verstarring, het is tegengesteld aan Hajo's wraakactie, het zegt zelfs: neem het Bruce niet kwalijk.
Pas als de ernst en onvergeeflijkheid van de misdaad ten volle aan het licht zijn gekomen, is er ruimte voor dit gebaar.
| |
| |
| |
Verantwoording
In zijn essay ‘De deur naar vergeving. Over de onmogelijkheid van vergeving in W.J. Ottens Braambos’ in Wapenveld 54 (2004) 2, blz. 14-18, vroeg Gert Vierwind aandacht voor Christus' beeltenis in het midden.
In een recensie in het Nederlands Dagblad van 16 januari 2004 (‘De stolp aan scherven’) betoogde Rien van den Berg dat Nana's houding onoprecht is.
Het toneelstuk Braambos. Kleine tragedie van de vergeving in vier bedrijven van Willem Jan Otten in de regie van Willem van de Sande Bakhuyzen ging bij Het Toneel Speelt in première op 4 januari 2004 in de Stadsschouwburg Amsterdam en werd gespeeld tot 27 maart. Rollen van Ariane Schluter (Guusje), Frank Lammers (Hajo Verwees), Thekla Reuten (Nana), Hans Ligtvoet (Bruce Prins), Jaap Spijkers / Mark Rietman (Dokter Pion) en Kees Boot (Ron Riem). Gezien 4 januari te Amsterdam en 17 februari te Utrecht. Tekstboek (gespeelde versie wijkt af, met name aan het slot) uitgegeven door Het Toneel Speelt te Amsterdam, zie www.hettoneelspeelt.nl, 144 blz., €10,00 (over te maken op abn amro 49 47 75 165).
De roman Specht en zoon van Willem Jan Otten verscheen bij Van Oorschot te Amsterdam. Gebonden met stofomslag, 144 blz., €15,00.
De gedichten ‘We lieten de parkieten los’ en ‘Tot mijn ochtendlijk spiegelbeeld’ in de motto's zijn afkomstig uit de nieuwste dichtbundel van Willem Jan Otten, Op de hoge. Gedichten 1998-2003 (Van Oorschot, Amsterdam 2003. 84 blz., €15,00).
In 2003 verscheen bij De Prom te Amsterdam De bedoeling van verbeelding. Zomerdagboek gevolgd door zes gedichten, 160 blz., €14,50. Dit dagboek van zomer 2002 volgt onder meer het ontstaan van de roman en de voorbereidingen voor de uitvoering van het toneelstuk. Onvermeld blijft overigens de wetenswaardigheid dat ooit het huidige toneelstuk een roman zou worden en andersom.
Gerda van de Haar (1965) studeerde Nederlands en schrijft over literatuur.
|
|