Liter. Jaargang 7(2004)– [tijdschrift] Liter– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 40] [p. 40] Menno van der Beek Gedichten Patrimonium [I] Cineac In mij zijn oude krachten aan de gang die zich op keukentrapjes staande houden de handen vol gereedschap, spijkers in de mond, bezig dingen van vroeger op te hangen, een putlucht aan hun vingers, rouwranden onder de nagels. Zij hebben iets gevonden. Maar er is hoop. Ik heb als kind een film gezien waarin Oliver Hardy spijkers in zijn mond heeft en dan een klap krijgt met een plank. Misschien zullen ook zij, geschrokken, met die kinderlijke blik tot drie keer toe de spijkers moeten doorslikken. [pagina 41] [p. 41] [II] Principerijders Een auto is een heilige machine die eigenlijk om een soldaat vraagt, aan het stuur, in uniform, zonder veiligheidsgordels, bereid om trouw de instrumenten te bedienen. Hij mag best huilen na de eerste rit, zijn voorhoofd op zijn lange witte handen, tegen het grote wiel en onder zijn baret maar dan niet meer. Dan hebben wij hem nodig: zijn zoon, de wagen, en het vaderland - zijn stuurmanskunst. De trouw tot in de dood. Ik kan niet kaartlezen, heb last van wagenziekte, maar ik stap in, en zal de radio bedienen op weg naar God. Het is een kwestie van benzine. [pagina 42] [p. 42] [III] Avondgebit Mijn vader spreekt tot mij door de herhalingen van Hill Street Blues: een prachtig rollenspel vol kwetsbare mannen, droeviger dan hij. Mijn zwakke kiezen zijn herinneringen aan iemand, aan een kunstgebit geholpen toen hij nog jong was. Ik verbijt mijn pijn. En de sergeant van dienst maant tot voorzichtigheid: hij kent de wereld goed, hoewel hij binnenblijft; soms breekt een stukje van een vulling, als ik niet voorzichtig eet. En dan ben ik verdrietig. Menno van der Beek (1967) is computerprogrammeur en dichter. Bundels: Vergezocht (1999) en Waterdicht (2002). Vorige Volgende