Een vogel uit het heelal (‘de zachte dauw / van de melkweg nog rond zijn bek’) daalt af naar de aarde en nestelt zich in de ‘ribbenkast’ van het poëtisch ik in dit gedicht. Dat is natuurlijk iets bijzonders. Het is dan ook niet zomaar een dag, maar ‘een honinggele dag’ en de vogel is niet zomaar een vogel, maar hij is ‘van klaarlicht kristal’ en mooier dan de Mona Lisa. Zijn komst heeft ‘prompt’ gevolgen: een schijnbaar al gedoofd vuur begint weer te vonken en het wordt licht in het binnenste van de dichter.
Het moet hier wel om een overdrachtelijke vogel gaan. Je zou die vogel ‘het geluk’ kunnen noemen, maar de ‘ik’ tekent zichzelf hier duidelijk als dichter, wat betekent dat het hier over dichtersgeluk gaat en dat lijkt veel op iets als de inspiratie die aan komt vliegen. Het beeld heeft iets klassieks, het doet zowel denken aan Pegasus, het gevleugeld muzenros als aan de feniks, de vogel die het eeuwige leven heeft.
Ook is het idee bekend dat een gedicht niet gemaakt wordt, maar dat het de dichter gegeven wordt, dat het gedicht er eigenlijk al is, maar dat de dichter er alleen nog woorden aan moet geven. ‘Tournee’ beschrijft, in mijn lezing, het geluksmoment waarop zo'n gedicht aan komt vliegen, het moment waarop de dichter iets kan schrijven dat boven zichzelf uitstijgt, iets wat eigenlijk niet van deze wereld is.
Het gedicht zit behoorlijk stevig in elkaar. Doordat het begin aan het eind herhaald wordt, wordt het gedicht afgerond. Zo'n herhaling kan bij vaker gebruik ook een simpel trucje worden, maar als het spaarzaam gebruikt wordt, werkt het wel.
Op detailniveau is in dit gedicht ook behoorlijk wat te genieten, al is er het een en ander aan te verbeteren.
Soms zijn de beelden net iets te dik aangezet: de honinggele dag, de vogel van kristal, kristal dat ook nog eens ‘klaarlicht’ is. Het zijn effectwoorden, die een gedicht al gauw kitscherig maken. Ook die Mona Lisa (La Gioconda) als maatstaf voor de schoonheid is me net iets te gemakkelijk, te voor de hand liggend.
In de openingsstrofe kan de eerste regel waarschijnlijk wel gemist worden. Doordat de vogel ‘als bij toeval’ aankomt, is het al wel duidelijk dat dat onverwacht is. Verder maakt de eerste strofe een nogal omtrekkende beweging. Er had ook kunnen staan: ‘Op een honinggele dag nestelt zich een vogel van klaarlicht kristal als bij toeval in de korf van mijn ribbenkast.’ De vogel is in het gedicht al twee keer ‘hij’ genoemd, voordat duidelijk wordt waar het om gaat. Het meest directe is niet altijd het beste; zo is mijn formulering veel prozaïscher dan wat er in het gedicht staat. Maar als overbodigheden gesnoeid worden, wordt een tekst vaak ook helderder.