Liter. Jaargang 7(2004)– [tijdschrift] Liter– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 42] [p. 42] Henk Knol Gedichten Hoe dood gaat aan een kind verklaard Hij heeft het aan zijn hart en overal vanbinnen vocht staat op de foto's en dat heeft een smak gekost maar weten we nu ook waarom hij niet meer in de zon achter het raam komt, met van die wijde benen gaat van al dat water in zijn bastje: dat hijgt de lucht als bij het zwemmen er weer uit en daarom gaat hij langzaam en kortademig betekent niet dat hij maar heel kort heeft; oud kun je worden met zoveel en je hebt zelf van dat konijn verteld dat in zijn hoofd het propje kreeg en toen ging het vanbuiten helemaal scheef maar na een week kon hij toch mooi over zijn eigen water springen dus zie je maar vanzelf hoe dingen overgaan. En als hij toch moet weet je niet waar hij naar toe gaat zoals wij maar ergens boven kan het nog alleen niet zijn, heb je zo'n beest voor al die knuffels nodig en God zeker weten ook. Zo gaat het in het echt nog lang niet; pas als het later moet maakt hij een plekje buiten, voelt hoe of je het doet vanzelf en dan gaat het gewoon. [pagina 43] [p. 43] Firmament Het zwerk is vol gestipt en jij vervoegt twee rijtjes woorden om er bij te kunnen: tot kralen in het ooit geweven mutsje dat de aarde draagt, wormgaatjes in de houtvloer van een uitgelichte zolder. Een eerder melkwegstelsel liegt zijn dagvers doodlicht op dit houtskooldal vol hels kabaal van krekels, waar jij hoe lang niet langer ademloos voorbij gaat; jij die nog nauwelijks woorden voor jezelf hebt, je ophoudt bij zo'n uitzicht dat vergeven blijft van stokoud aangevreten licht. [pagina 44] [p. 44] Foto: anp. [pagina 45] [p. 45] Groot ceremonieel Bijzetting van Claus, vrijheer van Amsberg, op 15 oktober 2002 te Delft Dag, dode prins, wij mochten u zo graag als wuivend plaatje dat - steeds naakter - nauwelijks nog zelf bewoog en toen ook nog eens dood: de herfst werd voor een dag van straat gehaald en de bourdon van Delft ging je door ziel en donder toen uw afgesneden beeld, gebalsemd in gebroken wit en paars, vertraagd en eindeloos herhaald in ons werd bijgezet. Wat greep dan toch weer aan bij dit bederf van haast liturgisch vastgelegde plaatjes, slikte je bij dat hemelkoeren van de oude Bach vanzelf omhoog aan ingewreven troost: God op de blanke top der duinen van oranje, wat ooit hetzelfde was als nu meer blauw op straat? Zo was dit ritueel een vuiltje in ons glazig oog: wij, waterlanders, hebben u een dag zo lang gekend. Betekent dona nobis pacem niet dat alles went? Vorige Volgende