| |
| |
| |
Juliën Holtrigter
Gedichten
Machines landen, vertrekken
Machines landen, vertrekken, de een na de ander.
Gevleugelde treinen verheffen zich in het licht
als waren zij zonder gewicht.
Hotel. Stoel valt om. Had zich vergist. Zette zich
schrap. Dacht dat er iemand ging zitten.
In warme landen is alles groter, de vruchten,
de vreugde, de ogen, de vliegen, het leed.
Alles is daar zeer voorspelbaar en alles is ongelooflijk.
Knipogend vliegtuig passeert,
600 mensen in rijen van 6.
Reiziger, hoog in de hemel, nipt aan zijn uitzicht,
slaat nog een wolkje of twee achterover.
Landschappen schuiven als landkaarten onder
hem door. Wolkjes, vertederend klein, lijken
hun schaduw op aarde te volgen.
Handen, onzichtbaar zwart van de kranten
| |
| |
| |
Rook
Over de weiden, op weg naar de vaag
getekende einder, spoedt zich een wolk als
als dunne rook die uit een schoorsteen
Wat blijft is het zicht op de dijk.
Maar iemand anders zal kijken hoe zomers en
winters langzaam, o God, waarom toch
Eens schreef ik blind op de stoep alle waarheid.
O zo maar gaf ik mij over, ik was uw matroos,
ik heb zitten zingen, al smokend en lovend,
ik ruik nog uw haren, uw sleeptouw, uw schip.
De zee begreep ik, de reis, ver van huis, ja, zelfs
de maan en de zon, de planeten.
| |
| |
| |
Ruis
Voor Bas en Jozien van Rij
Zorgvuldig mijn vaders tas schoongemaakt, zijn atlas
bekeken (zijn reizen), zijn fototoestel en zijn kijker.
Alsof ze niet zullen vergaan, zo liggen ze daar,
elk op zichzelf, in de ruimte.
Zo gauw men de huizenrij nadert, ritselt het van
de verhalen. Het is hier gehorig.
Een hond slaat aan wanneer ik, toch bijna geruisloos,
de plekken passeer. Camera zwenkt, zuigt zich vast:
een rode deken hangt als een tong uit mijn raam.
Er is zo te zien niemand thuis.
Maar boven het huis zwelt een golf van geluiden.
Daar vaart langs de wolken een kleine processie:
de vroedvrouw, de schaker, de fluiter, de slager,
de heler, de streep en de lezer, de meteropnemer.
Daar gingen mijn rokende ooms, reeds lang geleden
gestorven, hun bassende stemmen, hun baarden,
geuren, gebaren, hun schaamte (zij vlogen laag over),
wat losse draden (onafgemaakte gesprekken, plannen,
uitvluchten, smoezen en dromen) er achteraan.
Nog even blijven de bomen bewegen, de wind houdt
zich schuil, sluipt wat rond, maar blijft waar hij is.
Al het bestaande ademt men in. Al het geleefde wordt
in de ruimte geblazen, tot in de eeuwigheid. Amen.
Van Juliën Holtrigter (1946, pseudoniem van Henk van Loenen) verschijnt dit voorjaar bij De Harmonie te Amsterdam Het verlangen te verdwalen. Hij is docent beeldende vorming en levensbeschouwing. Eerdere poëzie: Omwegen (2001).
|
|