Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 29
(2015)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 181]
| |
Twee heren (1)
| |
[pagina 182]
| |
De ontwikkeling of de leesontwikkeling?
Allebei.
Dus u ziet voor een kinderboekenschrijver een opvoedkundige taak weggelegd? Een soort maatschappelijk werker of zo.
Dat gaat misschien wat te ver, maar toch wel in die richting.
Ik heb wel eens een mevrouw aan de telefoon gehad die vroeg of ik boeken kon schrijven voor haar gehandicapte volwassen zoon. Ik zag de noodzaak van dat soort boeken wel in, maar ik heb het toch niet gedaan, omdat ik dat therapeutische niet zie als mijn taak. Of laat ik het zo zeggen: ik zie het niet als mijn belangrijkste taak om boeken te schrijven die voorzien in een specifieke behoefte.
Wat is uw belangrijkste taak dan volgens u?
Het best mogelijke uit mezelf proberen te halen. Proberen om de best mogelijke boeken te maken.
Ik neem aan dat dat eigenlijk wel voor alle schrijvers geldt.
Misschien moet ik het dan zo zeggen: dat ik probeer om het best mogelijke uit Ted van Lieshout te halen. Of klinkt dat toch weer arrogant?
Ja, een beetje wel, en dat komt omdat u de indruk wekt dat het om boeken gaat en niet om de lezers.
In eerste instantie is dat natuurlijk ook zo. Als ik geen boek schrijf, zijn er ook geen lezers.
Maar u bent kinderboekenschrijver. Dat wijst toch meteen het lezerspubliek aan? Anders was u wel gewoon schrijver geworden, dus zonder kinderboeken ervoor.
Nou, voor mijn eigen gevoel ben ik dat ook: schrijver. Het is in zekere zin toeval dat ik kinderboekenschrijver ben geworden.
Als opstapje naar het schrijven voor volwassenen?
Nee, dat niet. Ik voel me binnen de kinderliteratuur heel aardig thuis. | |
[pagina 183]
| |
Dan moet je de verantwoordelijkheid van zo'n beroep ook op je nemen, vind ik.
En dat is, als ik u goed begrepen heb, die zorgfunctie?
Ja, ik vind dat kinderboeken in dienst horen te staan van de ontwikkeling, of laten we het beperkt houden, de leesontwikkeling van onze kinderen.
Dat doe ik ook wel, maar dat is voor mijzelf niet het hoofddoel. Mij gaat het om het goede boek en dan zijn er weer anderen die zich bezighouden met de leesontwikkeling. Onderwijzers, ouders, noem maar op.
U legt de nadruk bij het boek en ik bij het kind.
Nee, dat lijkt me niet helemaal juist. Ik bekommer me wel degelijk om de lezer. Als ik een voorbeeld mag geven: mijn boek Gebr. gaat over twee broertjes waarvan er één sterft. Was ik er mij niet van bewust geweest dat het boek voor de jeugd is, dan had ik voor een andere opzet gekozen. Juist omdat het voor de jeugd is, is dat broertje al dood vóór je aan het verhaal begint. Op die manier sta je als lezer voor een voldongen feit en komt de dood van het broertje in het verhaal niet meer zo hard aan. Op die manier voor kinderen zorgen, ervaar ik wel als mijn taak.
Dat vind ik dus wel een boek dat heel goed kan helpen bij de ontwikkeling van kinderen, jongeren.
Ik kan ook niet ontkennen dat ik dat boek mede om die reden geschreven wilde hebben, maar het doel was toch een literair product.
Dat is toch eigenlijk heel aanmatigend? Of het nou literair is of niet, is alleen voor uzelf van belang, niet voor de kinderen die er wat van op kunnen steken.
Ik geloof dat u mijn standpunt niet wilt zien.
Dat wil ik best, maar ik verdedig mijn eigen standpunt.
Mag ik het eens anders proberen? Na mijn middelbare school ben ik niet naar de pabo maar naar de kunstacademie gegaan, omdat daar mijn ambities lagen. Eenmaal werkzaam als illustrator ben ik via via in de kinderboekenwereld beland, maar mijn achtergrond en belangstelling is natuur- | |
[pagina 184]
| |
lijk hetzelfde gebleven. Ik wil kinderboeken maken vanuit mijn, eh, kunstgevoel, zal ik maar zeggen.
Dat is toch een verwaande attitude voor een kinderboekenschrijver?
Nou doet u net of het schrijven van kinderboeken iets minderwaardigs is.
Dat is zeker niet wat ik bedoel, maar ik wil wel ageren tegen de taakopvatting die u erop nahoudt.
Omdat ik kinderen wil laten kennismaken met kunst en literatuur?
In elk geval dat u dat kennelijk belangrijker vindt dan het aanbieden van leesbevorderende, leuke boeken.
Maar die zijn er toch al? Wilt u nu echt dat alle kinderboekenschrijvers alleen maar boeken schrijven waarvan het voorspelbaar is dat ze aanslaan? Dan kan ik wel ophouden met mijn gedichten. Ik krijg regelmatig te horen: meneer Van Lieshout, vindt u uw gedichten eigenlijk wel geschikt voor kinderen? Alsof een genre dat onder volwassenen relatief weinig lezers trekt, onder kinderen ineens een populair genre zou moeten zijn. Poëzie niet populair? Hup, weg ermee!
Maar ik vind helemaal niet dat gedichten voor kinderen afgeschaft moeten worden. Je kunt juist ontzettend leuke dingen doen met kinderen en poëzie op school. Waar ze nog wat van opsteken ook!
Nou dan.
Helaas treffen we dat soort gedichten in uw boeken nauwelijks aan.
Dat kunt u niet menen? In Een lichtblauw kleurpotlood heb ik speciaal gedichten opgenomen voor kinderen die nog niet zo vertrouwd zijn met poëzie.
Maar verder is dat een ontzettend elitair boek. Je krijgt een bonte kermis voor je neus waar je eigenlijk geen wijs uit kunt worden. En als je zelf al nauwelijks in de gaten kunt krijgen waar het nou precies over gaat, hoe moet je dat dan ooit overbrengen aan kinderen?
Gewoon, lezen en kijken tot je er genoeg van hebt. Het is een boek dat niet in één keer uit is, dat is waar. | |
[pagina 185]
| |
Wat moet een kind nou met een boek dat je niet uit hebt als je het uit hebt?
Dat is nu juist het aardige van poëzie, dat je door herlezing steeds nieuwe dingen ontdekt. En door steeds opnieuw te kijken, vallen je dingen op die je eerst niet zag. U moet het boek zien als een gelaagde bundel.
Hoort u het zelf? Daar komt u weer met zo'n hoogdravende term. Wat kan het een kind nou schelen of een boek gelaagd is? Kinderen lezen wat er staat en als de letters op zijn, is het boek uit. Klaar.
U generaliseert nu wel heel erg, moet ik zeggen. U gooit kinderen op één hoop en duwt ze een makkelijk boek door de strot, omdat alleen dat leesbevorderend zou zijn. Als u een beetje beter naar mijn boek zou kijken, zou u zien dat ik overal in het boek accenten heb geplaatst die erop wijzen dat de tienjarige hoofdpersoon nogal veel te maken heeft gehad met ziek zijn...
Hè, gezellig!
Mag ik even uitpraten? Ja? Als u na het laatste gedicht het eerste gedicht opnieuw leest, valt het u misschien op dat...
Houdt u toch op, meneer! Ik weet allang wat u wilt zeggen, want ik ken uw boeken onderhand wel. Het zal wel weer iets met de dood te maken hebben, want daar heeft u patent op.
Hmwja, maar dan alleen in overdrachtelijke zin. Het boek gaat over de existentiële vraag of...
Wat moet een kind nou met existentiële vragen? Dat weet niet eens wat het betekent.
Maar dat hoeft een kind van mij ook helemaal niet uit het boek te halen. Ik heb u al eerder proberen uit te leggen dat een boek voor mij een kunstzinnig product is. Ik moet er zélf met voldoening naar kunnen kijken.
Nou, gaat u maar lekker trots op uzelf zitten wezen, meneer de kunstenmaker. | |
[pagina 186]
| |
U bent onredelijk. Ik probeer alleen uit te leggen dat kinderboeken niet oppervlakkig hoeven te zijn.
Ik begrijp het best. Al die andere kinderboekenschrijvers maken oppervlakkige boeken, behalve u. U bent nog arroganter dan ik dacht.
Dat zeg ik helemaal niet! U legt mij woorden in de mond!
U bent een over het paard getilde zak.
Mij best. Lul. |
|