Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 29
(2015)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 139]
| |
KratzbürsteGa naar voetnoot1
| |
[pagina 140]
| |
allemaal niet zo fel bedoeld, en natúúrlijk moest ik het me niet persoonlijk aantrekken. Ik geloof niet dat we nog weer naar boven zijn geraakt, wel weet ik nog dat we veel bekijks hadden. Ik in mijn schommelstoel, Ted op de grond naast mijn knieën: het was het begin van een lange, échte dialoog. Vele malen was Ted daarna te gast in mijn huis, op borrels, bij etentjes, verjaardagspartijen. Broodmager, letterlijk trillend van de zenuwen, de eeuwige Gauloises in zijn hand als enige steun in een dreigende wereld, wierp hij zich op de drank alvorens de confrontatie met de andere gasten aan te durven. En iedere keer kreeg ik achteraf weer te horen hoe gevaarlijk het contact met die Van Lieshout wel kon zijn. Een Duitse vriendin had er de juiste term voor: ‘Eine richtige Kratzbürste! Hij prikt aan alle kanten.’ Maar ik leerde in die jaren de andere kant van die staalborstel kennen, de kant die steeds meer en duidelijker naar voren kwam, de verzorgende kant die misschien niet van het zachtste fluweel is, maar van een stevig, zacht en effectiënt vilt. Ik denk daarbij aan een ouderwetse schoolborstel, die met één veeg een wiskundeformule van het schoolbord wegvaagt. Ted van Lieshout is namelijk niet alleen een buitengewoon getalenteerd kunstenaar die met beeld en woord goochelt als geen ander - anderen zullen hierover in dit nummer uitgebreid de loftrompet steken. Hij is ook - schijn bedriegt - een uitermate sociaalvoelend mens. Hij besteedt veel van zijn tijd en energie aan de verbetering van ‘het vak’, aan het verbeteren van contracten, het lospeuteren van subsidies en beurzen, aan het genereren van aandacht. Versta me niet verkeerd: hij doet dit niet (alleen) voor zichzelf, maar voor het hele vak, ‘voor de collega's’, en hij doet dit vaak ook zonder dat iemand daar verder iets van weet. Het is bepaald niet altijd dankbaar werk, maar, zo zegt Ted opgewekt: ‘Laat ik het nou maar even doen, anders komt het er niet van.’ Daarnaast springt Ted in de bres voor jong talent. Hij houdt alles en iedereen in de gaten en biedt nieuwkomers als het enigszins kan een hel- | |
[pagina 141]
| |
pende hand. Uit die heilige drang is het project ‘Querido's Poëziespektakel’ ontstaan, waarbij ik vijf jaar lang intens met Ted heb samengewerkt. Niet dat Ted inmiddels zijn stekels is kwijtgeraakt, daarvoor heeft hij ‘Stekelvarkentjes wiegelied’ van de grote Annie veel te goed in zijn kop geprent: ‘... en die stekeltjes, die komen nog van pas!’ Maar Ted heeft, naarmate hij meer zichzelf werd, steviger in zijn schoenen stond, kortom volwassener werd, een verrassend zorgzame en bezorgde kant van zichzelf naar boven gehaald. Niet alleen springt hij al vele jaren vol energie en met een hoofd vol ideeën in wanneer er in ‘het vak’ iets mis dreigt te gaan, bijvoorbeeld wanneer alle podia voor jeugdpoëzie dreigen te verdwijnen. Ted is ook degene die opmerkt dat een collega door ziekte, door persoonlijke tegenslagen, of door ouderdom in de problemen raakt, en die dan ook daadwerkelijk iets ondernéémt. Soms door het geven van persoonlijke aandacht, een telefoontje, het geven van een arm, maar als dat niet voldoende is ook door het inschakelen van anderen, van instanties eventueel, die dan hand- en spandiensten moeten verlenen. Ik ben er zelf een paar keer bij betrokken geraakt, dus ik weet waarover ik het heb. Ik zou veel voorbeelden kunnen noemen, maar dat zou indiscreet zijn. Eén voorbeeld kan ik misschien toch wel geven, omdat de betrokken persoon in mijn hoofd zegt: ‘Ach, die goeie Ted, is het voor hem? Welja joh, doe maar! En feliciteer hem van me.’ Veronica Hazelhoff heeft zowat haar hele leven in hetzelfde kleine huis in Groenekan gewoond. Als ik me niet vergis, was het zelfs het huis waarin ze geboren is. Dat huis was in de loop der jaren steeds meer voor haar aangepast, want Veronica werd door een vreselijk agressieve vorm van reuma steeds meer invalide. Toen de ziekte het haar nagenoeg onmogelijk maakte om nog te werken, raakte ze in de problemen: haar inkomsten droogden op. Ze kon huis en verzorging niet meer betalen, ze moest het huis waarin ze zich veilig voelde verlaten. Maar daar stak Ted een stokje voor: ‘Waar heeft het Fonds voor de Letteren (tegenwoordig Nederlands Letterenfonds) nu eigenlijk dat fondsje ÉC;eregeldÉD; voor?’ Hij zette mij en een aantal anderen in om het Fonds voor de Letteren met dwingende verzoeken te bestoken, en binnen de kortste keren had Veronica een kleine maandelijkse toelage die het haar mogelijk maakte ‘thuis’ te blijven wonen. | |
[pagina 142]
| |
Dat was niet de enige keer dat Ted mij tot activiteit maande. En heus niet al zijn pogingen om mensen daadwerkelijk bij te staan hebben zo snel en zoveel resultaat. Maar dat weerhoudt hem er niet van om steeds weer, ook ongezien en in achterafstraatjes, op de barricaden te klimmen in een poging onrecht te repareren. De twee pakjes Gauloises per dag zijn allang afgeschaft, en op de fles rode wijn zit voorgoed een stevige kurk: ze zijn niet meer nodig, zouden alleen nog maar storen. Met déze Ted van Lieshout te werken, met hem als vriend te verkeren, dat is een uiterst verrijkende ervaring, én een les in menselijkheid. Blijft natuurlijk nog altijd het risico dat je daarbij een paar flinke schrammen oploopt. Wat zou het, het is de moeite waard. Trouwens, Ted zal de eerste zijn die met een helend zalfje klaarstaat. |
|