het een prettige leesaanwijzing, die de samenhang tussen de afzonderlijke bijdragen vergroot.
Onder sociaal-politieke aspecten die een adaptatie bepalen vallen expliciet politiek-ideologisch geladen transformaties van een originele tekst. De eerste bijdrage die hieraan is gewijd overstijgt echter meteen het ontmaskeren van een politieke ideologie door ook een bijdrage aan de theorievorming te leveren. Sanna Lehtonen laat mooi zien hoe in een Finse adaptatie van de Tarzan-verhalen het spanningsveld tussen het discours van een gemeenschappelijke nationale identiteit en de door verschillen tussen mensen gekenmerkte werkelijkheid gebruikt is om een hiërarchie binnen de eigen groep te presenteren. Zij brengt dit overtuigend in verband met de geschiedenis van Finland en de persoonlijke geschiedenis van de auteur van de adaptaties. Door een link te leggen met de politieke revival van rechts, die in meerdere West Europese landen gaande is, laat ze zien hoe de analyse van oude adaptaties kan helpen het heden te duiden.
De twee andere artikelen in het eerste deel zijn beschrijvender. Het artikel van Tahereh Rezaei en Mohsen Hanif biedt een uniek kijkje in de samenhang tussen de heftige geschiedenis van Iran en de ideologisch geladen adaptaties van de canonieke tekst Shahnameh. En dat van Sylvia Warnecke laat zien hoe in de voormalige DDR adaptaties van canonieke teksten expliciet werden ingezet om de socialistische ideologie onder kinderen te verspreiden. Warnecke heeft zorgvuldig de werkwijze en literatuuropvatting gereconstrueerd van een van de auteurs die een bijdrage leverde aan het bewerken van oude verhalen met dit doel en laat zien hoe deze auteur in de loop van zijn carrière een manier vond om de socialistische utopie in zijn adaptaties ter discussie te stellen.
De bijdragen waarin de sociaal-culturele aspecten centraal staan focussen op de rol van adaptaties bij het canoniseren van verhalen. Ook hier speelt ideologie een cruciale rol, benadrukken Geerts en Van den Bossche, ofwel omdat een adaptatie een dominante ideologie onderschrijft, ofwel omdat zij die tegenspreekt en daar een publiek voor vindt.
Vanessa Joosen laat zien dat de roem die de sprookjes van Grimm genieten helemaal niet vanzelfsprekend is. De eerste vertaling van de sprookjes werd in Nederland erg slecht ontvangen, in tegenstelling tot de