Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 29
(2015)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 147]
| |||||||||||
Ze passen goed bij het verhaal
| |||||||||||
Voorbij het zichtbareJane Doonan, een Engelse criticus en docente, schreef in 1993 het boek Looking at Pictures in Picture Books (1993). Daarin stelt zij dat de meeste lezers, zelfs de ervaren lezers, weinig ervaring hebben met beeldlezen. Deze lezers weten hoe ze een tekst kunnen interpreteren, maar niet hoe beelden ook informatie kunnen overbrengen. Beeldlezen is volgens Doonan niet per se noodzakelijk om te kunnen genieten van een prentenboek, maar is wel nodig om een verhaal beter te begrijpen (p. 7). Zij bepleit dat lezers, zij noemt hen ‘beholders’,Ga naar voetnoot1 niet alleen naar illustraties | |||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||
kijken om het verhaal te begrijpen, maar illustraties leren lezen. Daarom richt zij zich in haar boek niet zozeer op ‘denotation’, maar vooral op ‘exemplification’. Het eerste wil zeggen dat de tekening een bepaald object aanduidt, een concrete verwijzing maakt. Het tweede wil zeggen dat de tekening naar een abstract begrip verwijst dat in de tekening niet direct als zodanig herkend kan worden. Het gaat dan bijvoorbeeld om ideeën, stemmingen en ervaringen. Verwijzingen staan nooit vast; elke lezer interpreteert deze tekeningen op zijn eigen manier, afhankelijk van zijn kennis, ervaring, opvoeding en karakter (p. 15). Doonan is ervan overtuigd dat ‘pictures, through their expressive powers, enable the book to function as an art object: something which gives form to ideas and to which we can attach our ideas. The value in this case lies in the aesthetic experience and the contribution the picture book can make to our aesthetic development’ (p. 7). Als een lezer naar een prent en een prentenboek als een kunstobject wil kijken, vraagt dat wel om een bepaalde basiskennis en een open, actieve houding. Doonan benoemt vier aspecten die kennis en een actieve houding kunnen bevorderen (p. 12):
Als docente weet Doonan dat ook jonge kinderen al kunnen leren om anders naar beelden te kijken. In haar boek gaat ze uitvoerig in op allerlei beeldelementen die helpen om het boek als kunstwerk te bekijken. Daarbij onderzoekt ze lijnvoering, kleuren, vormen, compositie, schaalgrootte, perspectief, patronen, herhalingen, lay-out, typografie, de verhouding tussen tekst en beeld, materialen (verf, kwastgrootte, etc.), boekvorm en verwijzingen. Doonan beschrijft bijvoorbeeld hoe lijnen zorgen voor contouren, hoe ze aan vormen een eigen karakter geven en hoe lijnen schaduwen en be- | |||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||
weging kunnen oproepen. Er ontstaan ook onzichtbare lijnen in een compositie wanneer een tekenaar vormen of kleuren op een bepaalde manier ordent. Ook deze lijnen kunnen duiden op rust en stabiliteit of juist op actie en beweging (p. 27). Horizontale en verticale lijnen staan vaak voor stabiliteit, terwijl golvende lijnen duiden op doorlopende, kalme beweging. Diagonale lijnen in een compositie geven actie aan, afhankelijk van de richting positief of negatief. Een driehoek in een compositie, die op een van zijn zijdes staat, duidt op rust; een gekantelde driehoek, ‘wiebelend’ op een punt, laat de lezer juist zien dat er verandering komt. De werking van kleur in een illustratie wordt ook toegelicht. Ze stelt dat kleur niet alleen nodig is om elementen van elkaar te kunnen onderscheiden, maar dat kleur ook associaties oproept, met voorwerpen, symbolen, emoties en herinneringen. ‘(...) what we see depends upon facts of the natural world, individual and cultural associations, personal colour sense’ (p. 40). Een illustrator kan lijnen, kleuren en vormen laten terugkomen in opeenvolgende prenten. Zo ontstaat er een visueel ritme in de beelden. Datzelfde geldt voor het perspectief en de verhouding van de figuren tot elkaar en de omgeving (schaalgrootte). Doonan beschrijft het spanningsveld in de beleving tussen tekst en beeld: hoe tekst de lezer laat doorgaan, nieuwsgierig als hij is naar de volgende actie of de plot en hoe beelden juist meer tijd van de lezer vragen. Er zijn ook prentenboeken waarin de tekst niet zozeer vooruit stuwend is, maar juist een spel aangaat met het beeld, elkaar versterkend of elkaar tegensprekend. Doonan sluit haar inleiding af met een pleidooi voor beeldlezen. Ze noemt zo'n beeldanalyse een esthetische ervaring. Tijdens zo'n analyse leert de lezer het boek als kunstwerk te bekijken. De lezer gaat een interactie aan met de beelden: het verhaal in de prenten raakt verweven met de interpretaties van de prenten. Zo creëert elke lezer zijn eigen verhaal. Hoe beter een lezer kan beeldlezen en hoe meer beeldelementen verwijzingen bevatten, hoe rijker de interpretatie wordt (p. 21). Doonan onderwerpt daarna twee prentenboeken aan een zeer gedetailleerde analyse en laat zien welke rol de verschillende beeldelementen spelen in die boeken. | |||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||
Zeven prijswinnaars en 56 recensiesMet Doonans lijst van beeldelementen in gedachten keer ik terug naar de vragen die ik in het begin stelde. Krijgen illustraties (bijna) geen aandacht in kinderboekenrecensies? Als er wel aandacht is, waar bestaat die dan uit? Voornamelijk uit beschrijvingen van wat er te zien is of kijken recensenten verder dan dat? Dit artikel is een eerste verkenning van hoe kinderboekenrecensenten illustraties beoordelen. En de focus ligt op prentenboeken, omdat het een genre is waar illustraties het nadrukkelijkst de aandacht vragen, omdat ze samen met de tekst het verhaal vertellen (zie onder anderen Nikolajeva & Scott, 2001). Het corpus bestaat uit recensies van prentenboeken die in 2014 een Griffel, Penseel of Palet hebben gewonnen. Dat zijn: Wij samen op stap van Jean Reidy (tekst) en Leo Timmers (illustraties), Held op sokken van Bette Westera (tekst) en Thé Tjong-Khing (illustraties), Groter dan een droom van Jef Aerts (tekst) en Marit Törnqvist (illustraties), Garmanns straat van Stian Hole (tekst en illustraties), Coco of het kleine zwarte jurkje van Annemarie van Haeringen (tekst en illustraties), Het hondje dat Nino niet had van Edward van de Vendel (tekst) en Anton Van Hertbruggen (illustraties) en Deze hoed is niet van mij van Jon Klassen (tekst en illustraties).
Om recensies van de prijswinnende boeken te kunnen selecteren, heb ik eerst een onderscheid gemaakt tussen boekbesprekingen en recensies. Wam de Moor (1993, p. 9) stelt dat een recensent zich van een journalist onderscheidt door zijn mening, dat het steeds gaat om ‘eigenzinnig gedrag, om persoonlijke keuzes, om een eerlijk oordeel en een goede en levendige vorm waarin dat oordeel verpakt is.’ Het eerste deel van zijn definitie volgend, laat ik alle boekaankondigingen en leestips, waarmee veel tijdschriften en sites gevuld worden, buiten beschouwing. De recensies die ik heb gebruikt, komen uit de kranten Trouw, de Volkskrant en NRC Handelsblad, en het tijdschrift De Leeswelp, dat inmiddels niet meer verschijnt. Op internet heb ik de bekendste kinderboeken- | |||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||
sites geraadpleegd: Boek en Jeugd Online (Leesplein), Cobra, JaapLeest, Kinderboekenpraatjes, Leesfeest, Pluizer, Pluizuit en Vertel eens.Ga naar voetnoot2 Deze selectie van 56 recensies is niet volledig; zij bevat recensies uit de landelijke kranten en van de bekendste (kinderboeken)recensiesites, maar kan altijd aangevuld worden. De selectie zegt ook niets over de kwaliteit van de recensies, of zij ‘in een goede en levendige vorm’ (De Moor, 1993, p. 9) geschreven zijn of dat zij voldoende onderbouwing voor het oordeel bevatten. Dat vergt onderzoek zoals Krikhaar en Ros dat hebben gepubliceerd in Een spannend boek. Warm aanbevolen!Ga naar voetnoot3 De recensies die ik heb geselecteerd variëren in lengte. Op Leesfeest bestaan alle recensies uit ongeveer 450 woorden. De enkele recensies in de kranten hebben vaak ook dat aantal woorden; bij stapelrecensies is er veel minder ruimte om een boek te bespreken, afhankelijk van het aantal boeken dat in die ene recensie aan bod komt. Op de andere websites wisselt de lengte per recensie. Zo staan op Kinderboekenpraatjes en JaapLeest meestal wat langere recensies (respectievelijk gemiddeld 450 en 300 woorden). Op Vertel eens zijn de recensies gemiddeld 200 tot 300 woorden lang. En op Pluizer, Pluizuit, Boek en Jeugd, en Cobra staan wat kortere recensie (gemiddeld 100 tot 200 woorden; uitzonderingen daargelaten, zoals een recensie op Cobra van meer dan 600 woorden). In De Leeswelp beslaat een recensie de ene keer een kolom (halve pagina A4), de andere keer twee pagina's. | |||||||||||
Een dolle boel in Wij samen op stapWij samen op stap met tekst van Jean Reidy (vertaald door Bart Moeyaert) en illustraties van Leo Timmers kreeg in de categorie tot zes jaar een Zilveren Griffel. Er verschenen elf recensies - het hoogste aantal binnen mijn selectie - over deze prijswinnaar; alleen de Volkskrant heeft geen | |||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||
aandacht aan dit prentenboek besteed. Alle elf recensenten zijn positief over de illustraties van Leo Timmers, maar de een schrijft er meer over dan de ander. Zo beschrijft Magali Haesendonck (Pluizer) kort wat er allemaal te zien is en benoemt de originaliteit van de prenten. Daarna sluit ze haar beoordeling van het beeld af met: ‘De prenten spreken voor zich (...)’. De meeste recensenten wijzen op de hoeveelheid details in de prenten. Mik Ghys (Pluizuit) schrijft: ‘De illustraties zitten ook boordevol details, waar de voorlezer samen met zijn publiek naar kan zoeken.’ Susan Venings (Kinderboekenpraatjes) verwijst hierbij naar ander werk: ‘Dit stadse prentenboek vol met dieren, voertuigen en gebeurtenissen doet denken aan het werk van Richard Scarry, al zijn de tekenstijlen van Scarry en Timmers niet met elkaar te vergelijken.’ Eén recensent is ietsje minder te spreken over die volle bladzijden. Jaap Friso (JaapLeest): ‘Zoals altijd is het een spektakel bij Timmers, al is er nu wel erg veel te zien en ontbreekt de focus een beetje.’ Al ontkracht Friso dat ook direct weer: ‘Maar dat geeft niet, met al die dieren is het een dolle boel.’ Het kleurgebruik is een ander element dat in veel van de recensies aan bod komt. Jürgen Peeters (Vertel eens) heeft het over ‘felle kleuren’ die meehelpen in het verbeelden van het ‘onstuimige ochtendlijke ontwaken’ van de stad. Die felle kleuren zijn volgens Barbara Rottiers (Cobra) ‘de turbovitamines van dit boek.’ Susan Venings vindt de illustraties ‘opvallend helder van kleur,’ maar ze geeft daar geen betekenis aan. Op Boek en Jeugd worden zowel de sfeer (vrolijk) als de kleuren (helder) in een zin genoemd. Volgens Bas Maliepaard (Trouw) kenmerkt het werk van Timmers zich door ‘harde, vette kleuren, waardoor de glimmende illustraties er bijna plasticachtig uitzien.’ Maliepaard legt hier een verband, maar laat vervolgens niet weten of hij vindt dat het plasticachtige een functie heeft in het vertellen van het verhaal. Susan Venings benoemt als enige de verhouding tussen licht en donker in de tekeningen. ‘Door het spel met licht en schaduw lijken ze drie- | |||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||
dimensionaal.’ Barbara Rottiers betrekt als enige de vorm van het boek bij haar beoordeling: zij beschrijft hoe het hoofdpersonage al wakker wordt op het schutblad. Twee recensenten spreken over het perspectief in de tekeningen. Thomas de Veen (NRC Handelsblad): ‘Opvallend is het vliegend[e] [sic] perspectief, dat het boek dynamisch en veelvormig maakt.’ Frauke Pauwels (De Leeswelp) gaat daar nog iets uitgebreider op in: ‘Hoewel de drukke decors een uitdaging kunnen vormen voor erg jonge lezers, compenseert hij dat door (vrij) consequent hetzelfde perspectief aan te houden en de straat te tonen vanop ooghoogte, waarbij het eindpunt van de ene pagina heel vaak ook het beginpunt van de volgende pagina vormt.’ Pauwels bespreekt de illustraties sowieso vrij uitgebreid. In haar recensie, die twee pagina's beslaat, neemt ze alle ruimte om in te gaan op compositie, silhouetten, kaders, materiaalkeuze, beeldgrappen en herhalingen. Ze benoemt ook de waarde van de illustraties ten opzichte van de tekst: ‘De tekst (...) is - om het erg stout te zeggen - eigenlijk van ondergeschikt belang, maar geeft wel dynamiek aan het geheel.’ De recensies bevatten ook af en toe verwijzingen, ofwel naar eerder werk van Leo Timmers, ofwel naar andere illustraties of andere kunstenaars. In Venings recensie staat een verwijzing naar Richard Scarry, Lotte Dondorp (Leesfeest) moet bij het werk van Timmers aan de Gouden Boekjes zoals De gele taxi denken, en Barbara Rottiers vindt er een ‘subtiele verwijzing naar Edward Hopper’ in terug.
In de recensies van Wij samen op stap komen vooral het kleurgebruik, de hoeveelheid details en de verschillende verwijzingen aan bod. Vooral de recensenten van NRC Handelsblad en De Leeswelp besteden ook nog aandacht aan andere beeldelementen, zoals perspectief en herhalingen. Alleen in de lange recensie in De Leeswelp heeft/neemt de recensent de ruimte om de beeldelementen te duiden. | |||||||||||
Echte personages in Held op sokkenNiet alleen Wij samen op stap, maar ook Held op sokken met tekst van Bette Westera en illustraties van Thé Tjong-Khing kreeg in de categorie tot | |||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||
zes jaar een Zilveren Griffel. Dit prentenboek werd zeven keer besproken. De recensenten hadden vooral aandacht voor de illustrator (zijn hoge leeftijd en productie) en de sfeer van de tekeningen. Op Boek en Jeugd Online is het boek in 69 woorden besproken en krijgen de illustraties slechts één zin toebedeeld. Daarin komen wel drie beeldelementen voorbij: kleurgebruik, lijnvoering en lay-out. ‘De tekst op rijm wordt treffend aangevuld met kleurrijke en dynamische illustraties die een groot deel van de pagina's beslaan.’ En ook in de recensie van Ilse Verhulst (Pluizer) krijgen de illustraties niet meer dan ‘Doe daar nog een schepje prachtige, grappige illustraties bovenop (...).’ Jaap Friso (JaapLeest) vindt alleen dat Thé Tjong-Khing in supervorm is en een prachtige prestatie heeft afgeleverd. ‘Het tekenplezier straalt er nog altijd vanaf.’ Julie van der Schoor (Leesfeest) schrijft als enige over de combinatie van tekst en beeld. ‘Op ieder[e] [sic] bladzijde staan maar een paar zinnen, waardoor de tekst en de prenten samen een geheel vormen.’ Coosje van der Pol (De Leeswelp), Eric Vanthillo (Pluizuit) en Julie van der Schoor roemen de humor in de illustraties van Thé Tjong-Khing. Susan Venings (Kinderboekenpraatjes) heeft het over de ‘grappige illustraties’, waarin Thé Tjong-Khing zoals altijd de gezichtsuitdrukkingen goed weet te treffen. Julie van der Schoor schrijft ook over de geloofwaardigheid van de figuren: ‘Hij maakt de ridders échte personages die tot leven komen.’ Eric Vanthillo sluit zich daarbij aan: ‘Niemand beter dan Tjong-Khing had dit kunnen illustreren. Hij weet fantasie en realiteit perfect te combineren.’
In de recensies van Held op sokken is er vooral aandacht voor de humor in en de geloofwaardigheid en herkenbaarheid van de tekeningen. Andere beeldelementen, zoals lijnvoering, lay-out, de vorm van het boek (inclusief schutbladen) en beeldritme, komen niet of nauwelijks aan bod. De recensies verschillen in lengte, maar bevatten geen van alle een (uitgebreide) analyse van de tekeningen. | |||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||
Schilderijtjes in Groter dan een droomIn de categorie vanaf zes jaar was een van de Zilveren Griffels voor Groter dan een droom, met tekst van Jef Aerts en tekeningen van Marit Törnqvist. De tien recensies zijn stuk voor stuk lyrisch over de illustraties.Ga naar voetnoot4 Susan Venings (Kinderboekenpraatjes) vindt het boek ‘een poëtisch cadeautje in een heel mooie verpakking.’ Thomas de Veen gaat een stapje verder: ‘Groter dan een droom wordt dan ook vooral gedragen door de tekeningen van Törnqvist.’ En op Boek en Jeugd Online worden de tekeningen weergaloos genoemd. Jaap Friso vindt de wat dromerige stijl van Törnqvist uitstekend passen bij dit verhaal. Verder schrijft hij vooral over haar eerdere werk. De meeste recensenten onderbouwen hun bewondering niet of nauwelijks. Elke Verhulst (Pluizer) schrijft: ‘De dromerige prenten voeren je mee naar een andere wereld. Het is heel moeilijk om nog woorden te vinden die het boek alle eer aan doen.’ Ze benoemt daarnaast alleen nog de mooie vormgeving. Volgens Barbara Rottiers (Cobra) wist Törnqvist ‘met de juiste kleuren en penseeltrekken de sfeer helemaal te pakken.’ En ook Hilde Umans (Pluizuit) blijft bij het kleurgebruik: ‘De paginagrote schilderijtjes van tekeningen met oog voor veel details en warme kleuren zorgen voor een versterking van de sfeer die uit het verhaal straalt. Het zijn stuk voor stuk pareltjes om naar te kijken en van te genieten.’ Susan Venings stipt naast de schitterende kleuren ook nog het gewaagde perspectief aan. Op Boek en Jeugd Online wordt over de tekeningen geschreven: ‘Ze hebben de warmte van een broer en zus die elkaar voor het eerst leren kennen, maar met het verdriet aanwezig op de achtergrond.’ Tine Mortier (Vertel eens), Inger Bos (Leesfeest), Thomas de Veen (NRC Handelsblad) en Marloes Schrijvers (De Leeswelp) gaan iets uitgebreider op de illustraties in. Tine Mortier noemt de beeldtaal van Groter dan een | |||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||
droom licht en helder. Ze beschrijft de omslag in de tekeningen: ‘Zodra het zusje erbij komt, veranderen de prenten van sfeer: ze worden warmer en voller, soms zelfs bijna vrolijk, en het palet varieert van grauw tot zomers kleurrijk.’ Inger Bos (Leesfeest) beschrijft het beeldritme van de lege tafel aan het begin van het verhaal en de gedekte tafel aan het eind, en van de kleuren die van donker naar licht veranderen. Zij benoemt ook de grootte van de meubels: ‘Het jongetje lijkt heel klein en alleen op een van de grote stoelen.’ Ze stelt vast dat de zachte pasteltinten voor de dromerige sfeer van de prenten zorgt, maar dat er ook frisse kleuren groen en blauw zijn. ‘Hierdoor worden de tekeningen niet te zoet.’ De Veen licht toe waarom hij de tekeningen van Törnqvist idyllisch vindt: ‘De wereld is er romantisch groen, vloeren zijn van oude houten planken en heuvels glooien er.’ En hij beschrijft hoe Törnqvist met het uitvergroten van de meubels het verhaal naar het kind trekt. De eigen regels en wetten die broer en zus hebben, doen De Veen denken aan Max en de Maximonsters van Maurice Sendak. Ook Marloes Schrijvers benoemt de gespiegelde prenten met een grote, lege tafel versus de vrolijk gedekte tafel. ‘De aanvankelijke leegte is vervangen door warmte en geborgenheid.’ Verder ziet Schrijvers veel ‘intervisuele verwijzingen’: de witte gestalte van het zusje doet haar denken aan De gebroeders Leeuwenhart van Astrid Lindgren, de prent van de maan aan E.T. van Steven Spielberg, en het bootje op de vijver aan de Griekse mythologische figuur Charon.
In de recensies van Groter dan een droom komen vooral de beeldelementen kleurgebruik, schaal, verwijzingen en beeldritme aan bod. In de korte recensies worden die elementen enkel benoemd, in de langere recensies is er sprake van meer duiding. | |||||||||||
Surrealisme in Garmanns straatIn de categorie vanaf zes jaar was de andere Zilveren Griffel voor Garmanns straat, met tekst en illustraties van Stian Hole, vertaald door Femke Blekkingh-Muller. Van dit prentenboek zijn slechts vier recensies verschenen: op Cobra, JaapLeest, Kinderboekenpraatjes en Leesfeest. Oorzaak voor dit aantal zou kunnen zijn dat de Noorse schrijver/tekenaar vrij | |||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||
onbekend is in Nederland, ondanks de Bologna Ragazzi Award, de Noorse Brage Prize en de Deutsche Jugendliteraturpreis voor zijn eerste boek, Garmanns zomer. Jaap Friso (JaapLeest) zegt hierover: ‘Ook ik moet mijn hand in eigen boezem steken, zelfs dit nieuwe album had ik terzijde gelegd.’ Voor Barbara Rottiers (Cobra) geldt hetzelfde: ‘De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat ik tot voor kort zelfs nog nooit van Stian Hole had gehoord.’ Ze vindt Stian Hole wel de ontdekking van 2013: ‘Dit is een uitzonderlijke stem met een uitzonderlijk originele beeldtaal.’ Rottiers benoemt niet alleen de materiaalkeuze (‘bewerkte foto's’), maar vertelt ook wat deze keuze voor gevolgen heeft: ‘waardoor de personages uit proportie zijn getrokken en iets bevreemdends krijgen.’ Ze beschrijft de kleuren (‘zachte warme bruine en oranje tinten’), maar zegt niet wat die kleuren zouden kunnen betekenen. Verder ziet ze in de beelden ‘een knipoog naar René Margritte.’ Als enige van de recensenten gaat Rottiers niet voorbij aan de vormgeving van het boek: ‘Ook grafisch is het boek van schutblad tot schutblad piekfijn overdacht en afgewerkt.’ De andere drie recensenten schrijven in hun eigen woorden vergelijkbare dingen op, voornamelijk over materiaalkeuze en de relatie tussen tekst en beeld. Susan Venings (Kinderboekenpraatjes) benoemt ook de materiaalkeuze (‘computertechnieken’) en beschrijft de sfeer van de beelden als surrealistisch. ‘Hij speelt daarbij met het perspectief en geeft mensen en dieren vaak een opvallend groot hoofd waarop de emoties zich makkelijk laten aflezen. De expressieve illustraties zijn vaak een associatief commentaar op de tekst; soms indringend (...), en soms grappig (...).’ Voor Eefje Buenen (Leesfeest) zijn de tekeningen ‘een beetje anders dan anders.’ Ook zij gaat in op het materiaal dat Stian Hole gebruikt heeft voor zijn illustraties (verf, kleurpotloden en foto's) en de collages, met kleine grapjes die daardoor ontstaan zijn. En ook zij beschrijft hoe de collages een ander verhaal vertellen dan de tekst. | |||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||
De bevreemdende sfeer van het boek doet Jaap Friso (JaapLeest) denken aan ‘het werk van Shaun Tan, maar het is vele malen verhalender.’ Friso vraagt zich af waarom sommige grapjes (de bladblazer met het gezicht van Elvis Presley) er zijn. Hij ziet in de ‘sterke beelden met fotografische elementen’ een melancholische ondertoon, maar zoekt niet uit waardoor die ondertoon ontstaan is. De prenten zijn volgens Friso ‘uiteindelijk sterker dan de tekst en een prijs voor de illustraties was meer op zijn plek.’
De recensenten bespreken met name de opvallendste kenmerken van Garmanns straat: materiaalkeuze, de vreemde verhoudingen van de figuren, de verhouding tussen tekst en beeld, en verwijzingen in de illustraties. De lengte van de vier recensies (ze bestaan allemaal uit 450 woorden of meer) is hier geen indicatie voor een uitgebreide beeldanalyse. | |||||||||||
Eindeloze trappen in Coco of het kleine zwarte jurkjeEr was een Zilveren Penseel voor Coco of het kleine zwarte jurkje, waarvoor Annemarie van Haeringen zowel tekst als illustraties maakte. Zeven recensenten hebben zich over dit prentenboek gebogen. Marjolein van Dam (Leesfeest) vindt dat Van Haeringen de associaties bij een weeshuis goed getroffen heeft: ‘Van Haeringen kan als geen ander zo'n weeshuis tekenen: vol lange gangen en deuren, met zwart-witte tegels die moeten worden geboend met daarin de weesmeisjes die met zijn allen aan een grote lap stof borduren.’ Susan Venings (Kinderboekenpraatjes) ziet dat ook: ‘De eenzame jeugd gevuld met veel en hard werken wordt goed zichtbaar in de eindeloze gang die gedweild moet worden en de reusachtige non die toezicht houdt op het naaiwerk.’ Pjotr van Lenteren (de Volkskrant) benoemt hierbij het beeldritme: ‘Van Haeringen is de meesteres van de dansende herhaling. Ze houdt van eindeloze trappen, lange tegelgangen en laat met een bijna wreed plezier een rij zielige naaistertjes werken aan één doek. Als ze over de paardrijlessen van Coco vertelt, krijgen we een buitelende collage van valpartijen voorgeschoteld.’ Jürgen Peeters (Vertel eens) ziet de ontwikkeling van Coco die Van Haeringen met haar tekeningen verbeeldt. ‘De illustratrice brengt vanaf het begin via subtiele | |||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||
schakeringen en nuances onnadrukkelijk kleur in Coco's grauwe weeshuis - bestaan. Gaandeweg evolueert ze samen met haar protagoniste tot meer wilskracht en initiatief, wat via beweeglijke prenten vol details wordt weerspiegeld.’ Elke Verhulst (Pluizer) vindt dat de tekeningen kwaliteit uitstralen, maar geeft niet aan wat ze daaronder verstaat. Dat geldt ook voor Eric Vanthillo (Pluizuit): ‘De luchtige prenten vol expressie ogen als pareltjes. Zij focussen op details en tonen de essentie met voldoende fantasie.’ Peeters is de enige die de tekst minder sterk vindt dan de beelden; Marjolein van Dam stelt dat de tekeningen vaak meer zeggen dan de tekst. Jaap Friso (JaapLeest) vindt het ‘qua verhaal iets minder poëtisch dan haar normale werk.’ Het omslag springt er voor een aantal recensenten ook uit. Elke Verhulst noemt het heel sprekend en Jaap Friso vindt het een ‘geweldige coverprent.’ Pjotr van Lenteren (de Volkskrant) is onder de indruk: ‘Is het herkenbare klassieke parfumflesje op het omslag nu een Chanel of een Van Haeringen? Ze verdragen elkaar goed.’
In de recensies van Coco of het kleine zwarte jurkje is er vooral aandacht voor het omslag, de verwijzingen en het beeldritme. Een enkeling gaat in op kleurgebruik, lijnvoering of compositie. De korte recensies bevatten nauwelijks een oordeel over het beeld. De lengte van de recensies zegt hier echter niet alles. Zo bevat de middellange recensie op Verteleens meer beeldelementen dan de langere recensie op Leesfeest. | |||||||||||
Woeste Europese natuur in Het hondje dat Nino niet hadHet Gulden Palet ging in 2014 naar Het hondje dat Nino niet had, met tekst van Edward van de Vendel en illustraties van Anton Van Hertbruggen. In de tien recensies die ik bespreek, benoemt bijna iedereen het debuut van Van Hertbruggen en heeft een aantal recensenten het ook over de verhouding tussen tekst en beeld. ‘Zonder afbreuk te willen doen aan de tekst | |||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||
van Edward van de Vendel, is het illustrator Anton Van Hertbruggen die hier de hoofdvogel afschiet. Met dit boek maakt hij zijn entree in de professionele boekenwereld.’ schrijft Barbara Rottiers (Cobra). Susan Venings (Kinderboekenpraatjes): ‘De mooie tekst is de ruggengraat van het boek, maar de illustraties spelen de hoofdrol.’ En Inge Umans (Pluizuit) noemt het ‘een knal van een prentenboekendebuut.’ Voor Pjotr van Lenteren (de Volkskrant) zijn ‘de verrassende tekeningen (...) een ontdekking.’ Simone van Driel (NRC Handelsblad) vindt dat de tekeningen ‘bijna een contrast’ vormen met de tekst. Volgens Marloes Schrijvers (De Leeswelp) gaat het om een ‘indrukwekkend debuut’ en vertelt het beeld in dit prentenboek meer dan de tekst. En Inger Bos (Leesfeest) vindt dat de bijzondere tekeningen maken dat je ook naar het verhaal blijft kijken. ‘Ze laten meer zien dan in de tekst staat (...).’ Van Hertbruggen brengt op zijn prenten een fantasiehondje in beeld. Jaap Friso (JaapLeest) noemt de oplossing voor het onzichtbare hondje ‘vernuftig’. Op Boek en Jeugd Online staat: ‘De niet bestaande dieren zijn er met zwart houtskool doorheen getekend en overlappen de “echte wereld”.’ Marloes Schrijvers schrijft dat het hondje met een potloodschets is getekend, ‘contrasterend met de rest van de prent.’ En Pjotr van Lenteren noemt het een ‘wit doorschijnend draadhondje.’ Inger Bos beschrijft de tegenstelling tussen de dunne lijnen waarmee het hondje getekend is en de stevige penseelstreken waarmee de omgeving is neergezet. ‘Het [hondje] valt ook niet erg op, verdwijnt een beetje tegen de achtergrond. Goed bedacht van de tekenaar.’ Op Boek en Jeugd Online wordt over materiaal- en kleurkeuze geschreven: ‘Ze zijn geschilderd met losse penseelstreken in sfeervolle maar grauwe tinten.’ Pjotr van Lenteren weet dat Van Hertbruggen zijn illustraties ‘al scannend en bewerkend met de computer’ maakt. Simone van Driel noemt de tekeningen ‘gedetailleerd en avontuurlijk, vooral in bedekte kleuren.’ En Inger Bos stelt dat de sombere kleuren groen, groenblauw en roodbruin goed passen bij een bos- en berglandschap. Volgens Susan | |||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||
Venings is het kleurgebruik uniek, ‘in een palet van groen, bruin, geel en beige wordt een sfeer opgeroepen die de woeste schoonheid van de natuur prachtig neerzet.’ Marloes Schrijvers vindt zijn ‘donkere aardetinten’ origineel. Over de sfeer van de illustraties schrijft Marloes Schrijvers: ‘De prenten ademen een zucht naar avontuur en escapisme, maar ook een zekere desolate sfeer.’ Ook Annelies Boost (Pluizer) is die sfeer opgevallen. ‘De eenzaamheid van het hoofdpersonage wordt in de tekst en illustraties beklemmend echt weergegeven en doet de lezer huiveren. De verlaten, eerder troosteloze landschappen geïnspireerd op het Scandinavische platteland, weerspiegelen de gevoelswereld van de kleine jongen.’ Het landschap doet Susan Venings ook denken aan het Scandinavische platteland. Volgens Inge Umans ademen de tekeningen nostalgie, ‘zuigen je mee naar een plek waar het heerlijk is om te vertoeven.’ Voor Barbara Rottiers zijn dat ‘de Amerikaanse binnenlanden in de jaren '50, tijdens een prachtige Indian Summer.’ En Pjotr van Lenteren heeft het over ‘opvallend ruimtelijk werk vol woeste Europese natuur en enorme avondluchten.’ Jaap Friso noemt de prenten ‘dromerig en realistisch tegelijk’. Inger Bos stelt dat Anton Van Hertbruggen de houdingen van de figuren realistisch tekent: ‘De verschillende houdingen van het hondje zijn levensecht: sluipend, rennend, springend. En ook de gevoelens van Nino kun je goed herkennen.’ Op Boek en Jeugd Online staat: ‘De eenzaamheid van Nino komt goed in de illustraties naar voren.’ In die recensie worden de lay-out en het lettertype ook aangestipt. ‘Per (dubbele) pagina staan korte teksten, gedrukt in kapitalen, op een wit vlak van een paginagrote illustratie.’ Marloes Schrijvers en Inger Bos zijn de enigen die aandacht besteden aan een bepaald beeldritme. Schrijvers: ‘Van de Vendels spaarzame regels bieden alle ruimte om motieven in de beelden te ontdekken en die samen te smeden tot een eigen interpretatie.’ En Inger Bos schrijft: ‘Dit soort meer verstilde prenten wisselt de tekenaar heel mooi af met prenten vol beweging en actie, alsof je om en om filmpjes en foto's ziet.’
De recensenten gaan in hun recensies van Het hondje dat Nino niet had vooral in op de sfeer van de prenten, het kleurgebruik, het materiaal dat de illustrator gebruikt heeft en de manier waarop het fantasiehondje | |||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||
wordt afgebeeld. Dit keer doen de kortere recensies op Boek en Jeugd Online en Pluizuit qua aantal benoemde beeldelementen niet onder voor de middellange recensies. De langere recensies in NRC Handelsblad en De Leeswelp, en op Leesfeest bevatten de meeste informatie over beeldelementen. | |||||||||||
Deze hoed is niet van mij is een diep zwart boekSchrijver en tekenaar Jon Klassen ontving voor Deze hoed is niet van mij een Zilveren Palet. In alle zeven recensies van dit boek wordt de bijzondere verhouding tussen tekst en beeld genoemd. Gerda Tersago (De Leeswelp) geeft daar een eigen draai aan: ‘De tweespan tekst-beeld laat je glimlachen en zet je aandacht onmiddellijk op scherp. Zoet met hartig, dat creëert suspense.’ En ook Susan Venings (Kinderboekenpraatjes) duidt die verhouding: ‘De gebeurtenissen worden alleen in beeld verteld, de monoloog van de kleine dief voegt de spanning, de humor en de tragiek aan het verhaal toe.’ Inger Bos (Leesfeest) schrijft: ‘In dit prentenboek maken tekst en beeld echt samen het verhaal. (...) Wat je ziet komt niet overeen met wat je leest. En juist daarom moet je lachen en blijf je kijken.’ Op Boek en Jeugd Online wordt de vorm van het boek, een oblong-formaat, specifiek vermeld. Dat doet Susan Venings eveneens. In beide recensies blijft het bij een vermelding zonder interpretatie. Ook het verschil in grootte tussen de vissen wordt in meer recensies genoemd. Jürgen Peeters (Vertel eens) ziet daarnaast het beeldritme in de achtergrondkleur: ‘In Deze hoed is niet van mij speelt Klassen op meerdere niveaus met verwachtingen en tegenstellingen: hij plaatst het visje tegenover z'n grote antagonist, en kiest voor de illustraties een zwarte achtergrond, terwijl de tekst op witte bladzijden werd gedrukt.’ Inger Bos benoemt de tegenstelling in de lay-out ook: ‘De tekst staat in grote zwarte letters in een witte balk boven de prenten, waardoor het lijkt alsof je naar een film kijkt waarbij de ondertiteling boven staat. De onderwaterwereld | |||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||
van de vissen is juist inktzwart (...).’ De tegenstelling tussen het kleurgebruik en de sfeer van het boek is Barbara Rottiers (Cobra) ook opgevallen: ‘Een diep zwart boek waar je reuze vrolijk van wordt (...).’ Dat op één pagina de tekst achterwege blijft, wordt door vier van de zes recensenten opgemerkt. Inge Umans (Pluizuit): ‘Wat er op de plek waar heel veel planten dicht op elkaar groeien gebeurt, kunnen we niet zien. Daar laat Jon Klassen de tekst ook weg en laat zo verschillende verhaalinvullingen open. Spannend!’ Susan Venings en Jürgen Peeters beschrijven alleen wat er gebeurt, terwijl Gerda Tersago wel duidt: ‘Een adempauze, ontspanning? Even later zie je dat je bij de neus bent genomen (...).’ Zes van de zeven recensenten (alleen op Pluizuit niet) schrijven over de kracht van Jon Klassen om alleen met de blik in de ogen van de vissen te laten zien hoe zij zich voelen. Barbara Rottiers schrijft: ‘Dat moet je als maker maar voor mekaar krijgen met zulke gestileerde en verstilde prenten waarin de suspense wordt opgebouwd met weinig meer dan de wisselende blik van de personages, in dit geval twee vissen.’ Susan Venings is dezelfde mening toegedaan: ‘Met bescheiden middelen, bijvoorbeeld de stand van de ogen of de bubbels in het water, weet Klassen de intenties en emoties van de vissen uit te drukken.’ En op Boek en Jeugd Online staat het als volgt: ‘Subtiele details in de stand van een vissenoog onthullen de gemoedstoestand van de vissen.’
De recensenten beschrijven in hun recensies van Deze hoed is niet van mij de verhouding tussen tekst en beeld, de mimiek van de figuren, het beeldritme en het kleurgebruik. Veel van die beeldelementen krijgen hier een betekenis toegekend. De lengte van de recensies is dit keer geen graadmeter. Ook de korte en middellange recensies bevatten een analyse van een aantal beeldelementen. | |||||||||||
ConclusieBesteden recensenten (bijna) geen aandacht aan illustraties in prentenboeken? Om antwoord op deze vraag te krijgen, heb ik 56 recensies van zeven prijswinnende prentenboeken onderzocht. Wanneer ik die recensies | |||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||
globaal bekijk, dan valt het verschil op tussen de echt korte recensies van gemiddeld 100 tot 200 woorden aan de ene kant en de middellange (meer dan 200 woorden) en lange recensies (meer dan 400 woorden) aan de andere kant. In korte recensies gaat meestal veel aandacht naar de tekst en is er een beperkte ruimte die overblijft voor de tekeningen. Specifieke aandacht voor hoe illustraties bijdragen aan het verhaal en voor hoe technische aspecten van het illustreren effect hebben op betekenissen, is er niet of nauwelijks. Korte recensies worden regelmatig afgesloten met ‘de prenten spreken voor zich’ of ‘de tekst wordt treffend aangevuld met kleurrijke en dynamische illustraties.’ Recensenten hebben over het geheel genomen meer aandacht voor de tekst dan voor de prenten, al zijn er uitzonderingen, vooral bij de recensies van meer dan 400 woorden, maar ook wel in de middellange besprekingen. In die recensies staat meestal meer over de illustraties dan alleen een losse opmerking zoals ‘ze passen goed bij het verhaal. ’ De recensenten van die besprekingen gaan in op (een aantal van de) beeldelementen die Doonan in Looking at Pictures in Picture Books beschrijft. Meestal zijn dat de elementen die het meest opvallen in een bepaald prentenboek, zoals het kleurgebruik, de verhouding tussen tekst en beeld of de grootte van de figuren. De meeste recensenten beschrijven wel vaak wat er op tekeningen te zien is en benoemen sommige beeldelementen, maar geven vervolgens geen duiding aan die elementen. Ze vragen zich niet af hoe het komt dat tekeningen warm, sfeervol of vrolijk zijn, waardoor ze luchtig ogen of waardoor de beweging is ontstaan. Een enkele recensent geeft liever een opsomming van eerdere publicaties van een illustrator en van de prijzen die hij of zij heeft gewonnen, dan een oordeel over de tekeningen in het te bespreken prentenboek.
Kortom, recensenten besteden over het algemeen wel aandacht aan illustraties in prentenboeken, maar doen dat vooral beschrijvend en niet zozeer analyserend. Het is logisch dat recensenten van korte recensies minder ruimte hebben om een analyse van het beeld te geven. Toch kunnen zij er ook voor kiezen om een of twee opvallende beeldelementen wel te analyseren, wat in sommige gevallen ook gebeurt. Bij langere recensies hebben recensenten de ruimte wel, maar gebruiken ze die lang niet altijd | |||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||
voor een beeldanalyse. Mijn onderzoek wijst uit dat het vooral van de recensent afhangt, en dus niet alleen van de lengte van de recensie en/of het medium, of er een onderbouwd oordeel over het beeld in een recensie staat. Het lijkt erop dat Jan Jutte gelijk had toen hij opmerkte dat de meeste recensenten niet goed uit de voeten kunnen met het beoordelen van illustraties.
Niet alleen voor de ontwikkeling van de illustratiekunst zijn goede analyses en vervolgens goed onderbouwde recensies van belang. Die zijn ook voor lezers belangrijk. Lezers kunnen van zulke recensies leren op een andere, misschien veel actievere manier naar prentenboeken te kijken. Er ontstaat dan een bepaalde interactie tussen lezer en kunstwerk, waardoor lezers de verhalen zich meer eigen maken en wellicht beter leren begrijpen. Het maakt lezen leuker. Waarschuwingen in recensies, zoals in die van Het hondje dat Nino niet had, hoeven dan niet meer. ‘De tekeningen zijn kunstzinnig maar voor kinderen niet op het eerste gezicht aantrekkelijk of toegankelijk’ (Boek en Jeugd Online). Jane Doonan schrijft over de actieve leeshouding die zij bij twee prentenboeken heeft gedemonstreerd: ‘I enjoyed both books at first glance, and then went on to try to find the source of my pleasure’ (1993, p. 47). Het is niet altijd nodig te weten waarom je iets mooi vindt, maar het kan je plezier of ervaring wel verdiepen. En aangezien recensenten op de eerste plaats lezers zijn en meestal ook bevlogen lezers, zullen zij vooral genieten van zo'n actieve leeshouding. | |||||||||||
Primaire literatuurWij samen op stap
| |||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||
| |||||||||||
Held op sokken
| |||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||
| |||||||||||
Groter dan een droom
| |||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||
| |||||||||||
Garmanns straat
| |||||||||||
Coco of het kleine zwarte jurkje
| |||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||
| |||||||||||
Het hondje dat Nino niet had
| |||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||
Deze hoed is niet van mij
| |||||||||||
Secundaire literatuur
|
|