Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 29
(2015)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 29]
| |||||||||||||
De wereld van Astrid Lindgren in beelden
| |||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||
detective Blomkwist (1946), Mio, mijn Mio (1954), Karlsson van het dak (1955-68) en De gebroeders Leeuwenhart (1973), werden door haar van prenten voorzien. Tot nu toe heb ik Pippi Langkous (1945) echter niet genoemd. Opvallend genoeg zijn er bij het beroemdste boek van Lindgren geen illustraties die - internationaal gezien - uitsluitend met deze jeugdliteraire klassieker geassocieerd worden. Integendeel, veel landen binnen en buiten Europa hebben hun eigen beeld van Pippi Langkous. In sommige landen, zoals Duitsland, Engeland, Frankrijk, Nederland of de Verenigde Staten, is er keuze uit wel vier verschillende Pippi's, en wellicht denken veel kinderen en volwassenen zelfs allereerst aan de actrice Inger Nilsson, die in de verfilmingen (1968-1973) van Ole Hellbom de rol van Pippi Langkous speelde. Hoe deze vele Pippi-figuren tot stand gekomen zijn, hoe de illustraties in de betreffende landen verschillen en welke invloed dit in verband met de vertalingen op de receptie van Lindgrens werk heeft gehad, is tot op heden nog niet in detail onderzocht.Ga naar voetnoot4 In deze bijdrage ga ik in op de illustraties in de originele Zweedse uitgave en op vier verschillende geïllustreerde uitgaven die in Duitsland verschenen zijn. | |||||||||||||
Pippi in Zweden: Ingrid Vang NymanDe allereerste Pippi-tekening is van de hand van Astrid Lindgren zelf. Voor een manuscript uit 1944, dat voor een prijsvraag werd ingediend, schiep Lindgren het beeld van ‘oer-Pippi’. Met haar veel te grote schoenen, haar lange ledematen en vlechten, haar breed lachende mond, haar te korte, uit verschillende stoffen aan elkaar genaaide hemdjurk en haar merkwaardige lichaamshouding heeft ze hier veel weg van een clown.Ga naar voetnoot5 De eerste Zweedse uitgave van Pippi werd door de Deense kunstenares Ingrid Vang Nyman (1916-1959) geïllustreerd. Van deze uitgave kennen we allereerst het handzame, bijna vierkante formaat, de stralend gele kleur | |||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||
op het omslag en het aan de rand geplaatste portret van Pippi Langkous, die vanaf links oprijst in het beeld en de toeschouwer ondeugend toelacht.Ga naar voetnoot6 Onderaan het beeld is de aap Meneer Nilsson te zien, die groetend met zijn hoed zwaait. Wanneer we de paginagrote zwart-witillustraties in het boek bekijken, wekken die de indruk in strijd te zijn met de gebruikelijke perspectiefregels. De illustratrice heeft merkwaardig geproportioneerde zaken getekend, die qua verhouding niet bij elkaar aansluiten en evenmin passen in de ruimte waar ze geplaatst zijn. Alles lijkt te bewegen, waarbij de wetten van de zwaartekracht niet langer in acht worden genomen. Afzonderlijke dingen, zoals gouden munten, porselein, koffiekopjes, vogeleieren, stenen en sieraden, worden naast elkaar gearrangeerd als in een stilleven. Waar stillevens in de beeldende kunst echter de natura morte - de afstervende natuur - symboliseren, geldt dat niet voor de illustraties van Vang Nyman: wat afgebeeld is, waaronder ook dieren en personages, is allesbehalve dood of versteend. Integendeel, alles in het beeld is juist onderhevig aan een door Pippi in werking gezette beweging. | |||||||||||||
Geïnspireerd door primitieve kunststromingenDe naïeve tekenstijl van Ingrid Vang Nyman, gekarakteriseerd door ononderbroken zwarte lijnen om de objecten, het negeren van perspectiefregels, afwijkende verhoudingen en het overschrijden van grenzen, kaders en ruimtes, wijst erop dat zij zich baseert op moderne kunststromingen uit de eerste helft van de twintigste eeuw.Ga naar voetnoot7 Europese kunstenaars voelden zich eind negentiende, begin twintigste eeuw aangetrokken door de zogenaamde primitieve kunst, die zich onderscheidt door gestileerde vormen en het ontbreken van een naturalistisch kader. Aan het begin van de twintigste eeuw ontstond daarnaast interesse voor door kinderen gemaakte kunst, die onder andere Paul Klee en Pablo Picasso inspireerde, | |||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||
evenals voor Japanse schilderkunst.Ga naar voetnoot8 Deze kunstvormen hebben veel invloed gehad op de avantgarde-schilderkunst van het kubisme, fauvisme, dadaïsme, surrealisme en de naïeve schilderkunst. Enkele kenmerken van deze stromingen duiken ook bij Vang Nyman op, zoals te zien is op de illustratie van Pippi en twee achtervolgende agenten op het dak. Pippi springt net van het dak in de boom, en terwijl ze al door de lucht zweeft, slaagt ze erin om haar hoofd naar de politieagenten te draaien en hen te plagerig aan te kijken. Haar levendigheid wordt benadrukt door de afgezakte kousen, het losse bandje van haar schoen en de rondwapperende haarlokken. Haar acrobatische toeren contrasteren met de houding van de agenten, die in komische, groteske bewegingen het dak op klimmen en er onzeker uitzien. William Moebius (1985) stelt dat Pippi met haar buitengewone beweeglijkheid bijna een gelijkenis met een aap vertoont, en Nikolajeva (2011) laat zien dat Pippi in de illustraties uitsluitend door haar handelingen en lichaamstaal gekarakteriseerd wordt. De beelden tonen niets van haar gevoelens en haar psychische gesteldheid. Zelfs het huis lijkt in beweging te zijn: ramen en deuren staan open, waarbij de raamkozijnen en openslaande deuren uit hun scharnieren dreigen te vallen, en de muur van de veranda is omgevallen. Alles in het beeld lijkt buiten het kader te vallen en zich te bewegen. Naar dit principe heeft Vang Nyman bijna alle beelden in de Pippi-boeken ontworpen. In Pippi gaat aan boord (1946) kunnen we binnenkijken in Villa Kakelbont. De voorgevel is weggelaten, zodat de toeschouwer de kamers kan zien: vooraan links zien we de woonkamer, rechts de keuken en door een deur kijken we Pippi's slaapkamer in, waar haar voeten zichtbaar zijn op het hoofdkussen van haar bed. De ruimte is getekend vanuit een centraal perspectief, maar enkele tegenstrijdigheden | |||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||
doorbreken de rechte lijnen: de uit hun scharnieren vallende ramen links en rechts, de scheefstaande slaapkamerdeur en het onregelmatig geplakte behang vol vouwen in de woonkamer. Niet alleen hierdoor komt er beweging in het beeld, ook de weergave van Pippi's paard draagt daaraan bij. Het komt vanuit de woonkamer de keuken in, zodat het voorste deel van zijn lichaam al in de keuken is, terwijl hij voor de rest nog bijna eenderde van de woonkamer inneemt. Meneer Nilsson schommelt aan de keukenlamp en rechts in de hoek is een spinnenweb met een omlaaghangende spin te zien. Precies in het midden van het beeld bevindt zich een op het behang geschilderde afbeelding van een dame met hoed en hooggehakte schoenen en bloemen in haar opgeheven rechterhand. Deze schildering verscheen al in het eerste deel over Pippi Langkous: daar houdt de dame in haar linkerhand een dode muis, terwijl de rechterarm nog niet geschilderd is. Pippi knielt ervoor, zwaaiend met haar penseel, om deze behangschildering te voltooien. De compositietechniek van Vang Nyman is ook duidelijk zichtbaar op een illustratie verderop in Pippi gaat aan boord, wanneer Pippi met de schoolklas een picknick organiseert. Hier kijken we in vogelvluchtperspectief op een rechthoekige tafel, die eruitziet als een geschilderde rechthoek zonder poten en het vlakke van de voorstelling benadrukt. Om de tafel, bijna symmetrisch geordend, zitten de kinderen, bij wie we op de kruin neerkijken of van wie we het omhooggerichte gezicht zien. De blik van de toeschouwer wordt van het bovenste uiteinde van de tafel, waar de lerares zit, naar het onderste uiteinde geleid, waar Pippi net in een stuk brood of koek bijt. Terwijl de andere figuren in verschillende houdingen getoond worden, zit Pippi heel rustig aan tafel. Dat wordt door de volmaakte symmetrie in haar lichaamshouding en lichaamsdelen geaccentueerd. Alle figuren en voorwerpen in deze illustratie zijn vlak: er ontstaat geen dieptewerking. Er ontbreken ruimtelijke voorstellingen, schaduw en bewegingslijnen, die een ruimtelijke indruk tot stand hadden kunnen brengen. | |||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||
Pippi's introductie in Duitsland: Walter ScharnweberNiet alleen in Zweden moest men wennen aan de modernistische tekeningen van Vang Nyman. De Duitse uitgevers Heidi en Friedrich Oetinger waren van mening dat de licht scheefstaande, aziatisch lijkende ogen van de personages te veel van het Duitse lezerspubliek zouden vergen. Op grond daarvan kreeg Walter Scharnweber (1910-1975) de opdracht om de eerste Duitse uitgave van Pippi van nieuwe illustraties te voorzien. Het kleine, vierkante formaat van de Zweedse uitgave werd overgenomen. Toch vallen al meteen op het omslag diverse verschillen op: Pippi heeft nu blauwe in plaats van bruine ogen, en draagt nu een gele in plaats van een blauwe jurk, waaronder ze niet meer üün zwarte en üün bruine kous aanheeft, maar een zwarte en een geel-zwart gestreepte. Het meest opvallende is echter dat Pippi nu een korte blauwe broek met witte stippen draagt. Voor de Duitse uitgevers was een te kort uitgevallen jurk kennelijk te aanstootgevend, zodat in de Duitse vertaling en ook in de illustraties een broek toegevoegd werd.Ga naar voetnoot9 Tegenover 8 illustraties in de Zweedse editie, bevat de Duitse uitgave van 1949 er 13. Bij de Duitse uitgaven van de andere twee delen is het echter omgekeerd: de Zweedse versie van Pippi gaat aan boord heeft 26 illustraties waar de Duitse er slechts 13 bevat, en de Zweedse uitgave van Pippi in Taka-Tukaland (1948) bevat 33 illustraties, terwijl dat er in de Duitse uitgave minder dan de helft zijn, namelijk 15. De tekeningen van Scharnweber zijn relatief klein: ze beslaan meestal niet meer dan een derde van een bladzijde. Paginagrote illustraties - zoals in de Zweedse uitgave - zijn er niet. Kijken we naar hoe Pippi zelf is weergegeven, dan moeten we vaststellen dat ze op Scharnwebers tekeningen, in vergelijking met die van Vang Nyman, veel van haar charme verloren heeft. Pippi | |||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||
maakt een minder levenslustige indruk en neemt een meer statische houding aan. Bovendien heeft Scharnweber een wezenlijk kenmerk van Pippi niet begrepen: haar horizontaal uitstaande vlechten tekent hij altijd naar beneden hangend, waardoor hij Pippi haar dynamiek ontneemt. Hoewel Scharnweber zich onmiskenbaar heeft laten inspireren door Vang Nymans tekeningen, reduceert hij de momenten van overdrijving en bagatelliseert ze. Dat is ook bij de Duitse vertaling van de tekst gebeurd: leugentjes van Pippi werden ingekort of in het geheel weggelaten, en haar brutale opmerkingen werden in een meer passende woordkeus omgezet (cfr. Surmatz, 2005, p. 157ff). Een ander voorbeeld illustreert dit: waar Pippi in het derde deel van de Zweedse uitgave ondersteboven een ladder afklimt (p. 72), corrigeert Scharnweber dit, zodat Pippi de ladder op de juiste manier gebruikt (p. 77). Aan zijn illustraties, die het Zweedse voorbeeld nauw volgen, voegt hij geen nieuwe ideeën toe. Ondanks het feit dat Friedrich Oetinger de illustraties van Vang Nyman afgewezen had, werd de illustratrice in Duitsland toch bekend. Ze kreeg naam met de kleurige strips over Pippi Langkous, beginnend met Pippi verhuist naar Villa Kakelbont, voor het eerst in Duitsland uitgegeven in 1970, en later gevolgd door onder meer de prentenboeken Ken je Pippi Langkous?, Pippi in het park en Pippi in Taka-Tukaland, die in Duitsland verschenen in respectievelijk 1961, 1970 en 1971. De charme van de prentenboeken schuilt in het feit dat de oorspronkelijke zwart-witillustraties van Vang Nyman ingekleurd en in een groter formaat gedrukt werden. Ter aanvulling maakte Vang Nyman andere grote illustraties, die een levendig beeld van onbekommerd spelende kinderen laten zien. De stralende primaire kleuren, die niet door kleurschakeringen onderbroken worden, dragen bij aan de opgewekte stemming. Daarentegen maken de bijbehorende teksten van Lindgren bijna een laconieke, terughoudende indruk. Deels laten ze zich lezen als commentaren op de beelden, deels zijn het sterk ingekorte fragmenten uit de oorspronkelijke Pippi Langkous-boeken. | |||||||||||||
Nostalgische Duitse illustraties: Rolf RettichHalverwege de jaren zestig werd Pippi Langkous opnieuw uitgegeven in Duitsland. Rolf Rettich (1929-2009), die door Friedrich Oetinger al eerder | |||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||
was gevraagd om Lindgrens boeken over Michiel van de Hazelhoeve te illustreren, maakte voor meerdere nieuwe uitgaven van Pippi Langkous de illustraties. Hij illustreerde onder meer de Pippi Langkoustrilogie, die in 1967 in een verzamelband werd heruitgegeven, en later de prentenboeken Het kerstboomfeest van Pippi en Pippi viert feest, die in Duitsland verschenen in respectievelijk 1981 en 1999. De voornaamste verschillen met de eerste Duitse uitgaven betreffen het formaat van de illustraties, en hun aantal: de verzamelband met de trilogie is dubbel zo groot en wijkt af van de oorspronkelijke vierkante vorm. Het eerste deel bevat 47 tekeningen (tegenover 8 in de Duitse uitgave van 1949), de twee volgende delen bevatten respectievelijk 40 en 36 illustraties. Net als bij Scharnweber domineren op het omslag de kleuren blauw, in de achtergrond, en geel, in Pippi's jurk. Pippi zit echter niet braaf op een koffer, zoals bij Scharnweber, maar maakt een handstand, waarbij ze haar gezicht naar de toeschouwer toekeert. Hoewel de pentekeningen van Rettich gedetailleerder zijn dan die van Scharnweber, doen ze echter nog niet volledig recht aan het ironische, groteske beeld van Pippi en haar acties. Dat begint al bij hoe Pippi eruit ziet: hoewel ze nu horizontaal uitstaande vlechten heeft, is haar gezichtsuitdrukking nogal eenvormig wanneer we verschillende illustraties vergelijken. Ze heeft een opvallende wipneus, een openstaande, brede mond, wijdopen ogen en haar hele gezicht is bedekt met stippen, alsof ze mazelen in plaats van zomersproeten heeft. Tommy en Annika zijn op bijna alle beelden met een matrozenpakje en een met kant afgezet jurkje en strikjes in het haar eerder feestelijk gekleed. De voor Rettich typerende gedetailleerde setting, of er nu een kamer of een stad te zien is, een achtervolging door de politie of de redding van kinderen uit het brandende huis, nodigen ertoe uit om even te pauzeren en wat langer naar het beeld te kijken. Tegelijkertijd valt hierbij het nostal- | |||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||
gische karakter van de tekeningen op: de huizen, de voorwerpen en de kleding lijken te passen bij het begin van de twintigste eeuw, en niet bij de jaren veertig waarin Pippi Langkous ontstaan is. Met andere woorden, de illustraties zijn gebaseerd op de tijd waarin Lindgren zelf kind was, meer bepaald op de Bolderburen-boeken. Door de details en de liefdevol getekende voorwerpen, hebben de tekeningen een decoratief karakter. De ontembaarheid en het ongewone gedrag en uiterlijk van Pippi worden daardoor gedomesticeerd en passen daarmee beter in de representatie van het alledaagse leven in het kleine Zweedse stadje. | |||||||||||||
Pippi in de DDR en daarna: Cornelia Ellinger en Katrin EngelkingIn de DDR verscheen Pippi Langkous voor het eerst in 1975, dertig jaar na het verschijnen van de eerste Zweedse uitgave. Bij de publicatie verloren de illustraties aan belang. De voornaamste reden voor het late verschijnen is dat Pippi Langkous door de censuurautoriteiten werd afgewezen, omdat het daarin uitgedrukte kindbeeld niet in de socialistische ideologie paste. Pippi was eenvoudigweg te brutaal, chaotisch en opstandig tegenover volwassenen en gezagsdragers. Pas toen Pippi Langkous in andere Oost-Europese talen werd vertaald, kon men in de DDR ook niet meer de ogen sluiten voor deze klassieker.Ga naar voetnoot10 Wel is de DDR-uitgave, waarbij de vertaling van Cäcelie Heinig als uitgangspunt werd genomen, aanzienlijk ingekort en bewerkt. Om slechts een voorbeeld te noemen: als Tommy Pippi vraagt waarom ze achteruit loopt, antwoordt ze in de eerste Duitse vertaling: ‘“Waarom ik achteruit ben gegaan? [...] Leven we niet in een vrij land?”’ (Pippi Langkous, 1949, p. 13). In de DDR-versie van 1975 wordt die laatste vraag echter geschrapt, maar in een heruitgave uit 1988 duikt ze wel weer op. De illustraties bij deze pocket-uitgave zijn door kunststudente Cornelia Ellinger als afstudeeropdracht gemaakt. Ellinger kreeg als richtlijn dat de DDR-Pippi geen gelijkenissen met de Pippi uit de Bondsrepubliek mocht vertonen. Ellinger heeft een ongewoon omslag gemaakt, dat door een paardenhoofd gedomineerd wordt. Op het hoofd zit de aap, die zijn hoed | |||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||
oplicht, terwijl Pippi, die naar de toeschouwer knipoogt, ondersteboven op de rug van het paard klimt. De blik van de toeschouwer wordt echter vooral naar het paard getrokken, dat toch al opvalt door de gevlekte zwart-witte vacht, zodat Pippi een bijfiguur lijkt. De achtergrond is niet meer blauw, maar wit, en Pippi draagt geen geelzwarte, maar een rood-wit gestreepte kous. Op de binnenkant van het omslag zijn twee kleurige illustraties afgedrukt (Pippi bakt pannenkoeken, Pippi op de jaarmarkt). Bovendien bevat het boek, een compilatie van de eerste twee Pippidelen, acht paginagrote zwart-wit illustraties. Pippi is nogal schematisch getekend, maar de compositie en de verwrongen verhoudingen en perspectieven doen wel vermoeden dat Ellinger zich heeft laten inspireren door de illustraties van Ingrid Vang Nyman. De honderdste geboortedag van Astrid Lindgren, in 2007, was voor Oetinger de aanleiding om alledrie de delen van Pippi Langkous opnieuw te laten illustreren. Als illustratrice werd Katrin Engelking gevraagd, die eerder al Pippi en de dansende kerstboom (2006) had geïllustreerd. Het bijzondere van deze uitgave in groot formaat is dat ze doorlopend met afbeeldingen in kleur is geïllustreerd, met in totaal 51 afbeeldingen. De grafische stijl, die het werk van Scharnweber en Rettich kenmerkt, wijkt voor een schilderachtige stijl, die gekarakteriseerd wordt door expressieve kleuren en impressionistische penseelstreken. Op het voorblad is Pippi samen met de aap Meneer Nilsson te zien, zittend op een koord, dat gespannen is over een net zichtbare circusmanege. Engelking maakt gebruik van een naturalistische voorstelling, | |||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||
waarbij Pippi's bijzonderheid wordt gerelativeerd. Op de meeste afbeeldingen ziet ze eruit als een normaal kind, dat vergenoegd met Tommy en Annika speelt. De neiging tot het weergeven van een idyllische setting is bepalend voor Engelkings beelden. De dwaasheid van Pippi Langkous, haar dynamiek, en zelfs haar ongewone uiterlijk spelen in deze illustraties geen noemenswaardige rol. Ze komen in elk geval niet in de buurt van de innovativiteit en de moderniteit van de tekeningen van Vang Nyman. | |||||||||||||
Contrasterende beelden: Zweedse opstandigheid versus Duitse idylleGeen van die vier Duitse illustratoren is erin geslaagd om de ambivalentie van Pippi, haar merkwaardige uiterlijk, haar kracht, haar beweeglijkheid en haar verbeeldingskracht net zo treffend weer te geven als Vang Nyman. Dat de kunstzinnige prestatie van Vang Nyman inmiddels erkend wordt, blijkt uit een vergelijking van alle tot op heden beschikbare internationale uitgaven van Pippi Langkous. In 22 buitenlandse uitgaven zijn haar illustraties behouden, waaronder in vertalingen die zijn verschenen in de drie Baltische staten, Polen, Israël, Italië, Griekenland, Finland, Denemarken, IJsland maar ook in China, Korea en Thailand. In Polen en Spanje werden de eerste uitgaven door een kunstenares uit eigen land geïllustreerd, tot bij nieuwere uitgaven de illustraties van Vang Nyman werden overgenomen. Zelfs de in 2007 verschenen Franse heruitgave is voor het eerst van het werk van Vang Nyman voorzien. Alleen in Duitsland is nog steeds niet besloten om het lezerspubliek vertrouwd te maken met de originele illustraties van Vang Nyman in de Pippi Langkous-trilogie. Tegenwoordig zijn daar de uitgaven met de illustraties van Rolf Rettich en Katrin Engeling verkrijgbaar. Ironisch genoeg geven die een nostalgisch, idyllisch beeld van een personage dat juist vanwege haar opstandigheid en haar ongewone capaciteiten haar zegetocht rond de wereld is begonnen. | |||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||
Primaire literatuur
| |||||||||||||
Secundaire literatuur
| |||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||
| |||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||
|
|