Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 29
(2015)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||
In het spoor van Pippi Langkous
| |||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||
zulke bewerkingen ga ik in dit stuk niet verder in.Ga naar voetnoot2 De nadruk ligt hier op de inhoudelijke elementen, zoals thematiek en kindbeeld, die ervoor gezorgd hebben dat de drie Pippi-boeken bij recensenten in goede aarde vielen. | |||||||||||||||||||
De wind in de zeilenPippi Långstrump (1945) is het tweede boek van Astrid Lindgren. Na het brave meisjesboek Britt-Mari lucht haar hart (1944), dat nooit in het Nederlands vertaald werd, slaat de schrijfster een heel andere weg in met de verzameling anekdotes over de non-conformistische Pippi die als een wervelwind de gestructureerde levens van buurkinderen Tommy en Annika op stelten komt zetten.Ga naar voetnoot3 Direct na verschijnen is Pippi Langkous in Zweden een doorslaand succes, maar enkele maanden later wordt het werk plots onder vuur genomen door John Landquist, professor in de pedagogie, die het van weinig goede smaak of didactisch verantwoorde principes vindt getuigen (Van den Bossche, 2011b, p. 88). Zoals intussen allicht bekend, brengt Landquists furieuze recensie een storm aan reacties teweeg. Voor- en tegenstanders van het boek voeren nog maandenlang polemiek in de lezerskolommen van de Zweedse dagbladen (Van den Bossche, 2011b, p. 88). Brandpunt van de verhitte discussie is de vraag welk effect Pippi's bandeloze gedrag op onschuldige kindertjes zou hebben. Bezorgde ouders en leerkrachten geven aan Landquists ongerustheid te delen, terwijl Pippi-adepten ze weglachen als overdreven (Lundqvist, 1979, pp. 231-252). Tegen de tijd dat Pippi Langkous in 1952 in het Nederlands verschijnt bij uitgeverij Born, is die storm al lang gaan liggen. Tegen de achtergrond van de hetze in Zweden steekt de Nederlandstalige receptie van het boek af als een luchtig zomerbriesje. De teneur in de Vlaamse en Nederlandse kritieken is dat dit vrolijke boek jonge lezers enorm zou aanspreken, en dat zij heus wel in staat zouden zijn om fictie van realiteit te onderscheiden. In | |||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||
een bespreking in de Nederlandse, rooms-katholieke Rafaëlcatalogus wordt het inbeeldingsvermogen geprezen van de schrijfster die erin slaagde een boek te schrijven ‘zoals men zichzelf wel eens droomde’, en wordt Pippi Langkous aanbevolen ‘[v]oor ieder die een jong hart heeft’ (Rafaëlcatalogus, 1954, p. 21). Ook bij de beoordeling van latere edities wordt de klemtoon gelegd op het fantasievolle karakter van de verhalen. De critici van zusterpublicatie IDIL-Gids voor jeugdlectuur schrijven: ‘De dwaze invallen van de originele Pippi maken dit boek tot een sprankelend geheel, waarvan kinderen met veel fantasie zullen smullen’ (IDIL-Gids, 1959b, z.p.). Zij zijn er dan ook van overtuigd dat ‘vrijwel ieder kind genieten kan van de talrijke komische situaties’ in de ‘opwindend[e] en amusant[e]’ Pippi-boeken (IDIL-Gids, 1958, z.p.). Aan Vlaamse zijde wordt Pippi Langkous eveneens warm onthaald. Boekengids-recensent Bert de Bois is helemaal weg van de ‘knapp[e] en pittig[e]’ Pippi en is van mening dat iedereen het boek zou moeten lezen (De Bois, 1952, p. 316). Hij merkt bovendien op: ‘Voor hen die graten zoeken waar ze niet zijn: Pippi is wel neutraal, maar wat zouden we met O.L. Heer doen in deze fantastische kinderwereldincarnatie’ (De Bois, 1952, p. 316).Ga naar voetnoot4 Uit religieuze hoek komt er alvast geen tegenwind voor Pippi Langkous, en ook tegenwerpingen van een didactische strekking blijven uit. Wat opvalt, en tegen de verwachtingen indruist, is het relativeringsvermogen van de Nederlandstalige kinderliteratuurcritici. Zij wijzen de heikele punten die het Zweedse debat beheersten kordaat van de hand. Zo stelt een anonieme recensent in de eerder genoemde Rafaëlcatalogus: ‘In de drie deeltjes uit de Pippi Langkous-reeks worden zulke dwaze avonturen verteld van Pippi met haar vriendje Tommy, dat ze tü dwaas en tü fantastisch zijn om gevaar tot navolging bij de lezertjes op te leveren’ (Rafaëlcatalogus, 1959, p. 4).Ga naar voetnoot5 In IDIL-Gids luidt het vergelijkbare oordeel als volgt: ‘Door de verregaande fantasie bestaat er weinig kans, dat het kind de dwaze streken van Pippi zal proberen na te doen’ (IDIL-Gids, 1958, z.p.).Ga naar voetnoot6 De nuchtere Nederlandstalige recensenten schatten het morele oor- | |||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||
delingsvermogen van de gemiddelde kindlezer hoog in en zien bijgevolg geen graten in het tegendraadse gedragspatroon van Pippi Langkous. Tot slot oordeelt een recensent voor Lektuurgids: ‘Hoe druk ook, toch blijft het boekje pedagogisch aanvaardbaar’ (Lektuurgids, 1958, p. 188). Al bij al verliep de introductie van Pippi Langkous in ons taalgebied dus behoorlijk vlot en had ze hier van bij het begin de wind in de zeilen. | |||||||||||||||||||
De emancipatie van de kindlezersOok later krijgt Astrid Lindgren niets dan lof voor het boek. In het verdere verloop van Pippi's loopbaan in de Lage Landen springt de klemtoon op de normdoorbrekende attitude van het figuurtje in het oog. Een algemene tendens is dat er nadruk gelegd wordt op het feit dat Pippi regels breekt en dingen doet die doorsnee kinderen niet mogen. Ze wordt gezien als bevrijd, non-conformistisch en anti-autoritair,Ga naar voetnoot7 en haar onafhankelijkheid wordt als haar aantrekkelijkste eigenschap beschouwd (Van der Jagt, 1999, p. 30). Kunstcriticus Marijn van der Jagt, bijvoorbeeld, geeft aan het verzet tegen gezag te bewonderen: Wat Pippi tot een waarlijk moderne held maakt, is haar niet aflatende strijd tegen de orde. De orde die volwassenen gebruiken om het leven te structureren. De orde die de angst voor de chaos bezweert, maar die ieder avontuur buitensluit. (Van der Jagt in Boonstra, 1992, z.p.) In tegenstelling tot de Zweedse Pippi-tegenstanders van het eerste uur zien de Vlaamse en Nederlandse beoordelaars die tegendraadsheid niet als een risicofactor voor het lezerspubliek, maar interpreteren ze die juist als een voordeel. De literaire representatie van grensoverschrijdend, anti-autoritair gedrag zoals dat van Pippi heeft volgens een groot deel van Nederlandstalige critici een bevrijdend effect op de lezers. In hun beoordeling van de Pippi-boeken lijken zij bedenkingen die eigen zijn aan het perspectief van volwassenen opzij te kunnen zetten en voorrang te geven aan wat zij zien als de noden van de kindlezers. Op die manier sluit hun | |||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||
interpretatie aan bij een overtuiging die Annie M.G. Schmidt formuleerde in Van Schuitje varen tot Van Schendel (1954), waarin ze stelde dat ondeugende elementen in kinderboeken kunnen dienen om de energie van kinderen op te vangen (De Vries, 1989, p. 188). Al in de jaren zeventig, toen Pippi letterlijk opnieuw in beeld kwam met de release van de televisieserie, wordt haar positieve psychologische effect belicht. In een stuk in De Tijd uit 1972 lezen we bijvoorbeeld: ‘[T]egenwoordig zeggen pedagogen dat Pippi [...] alleen maar goede krachten naar boven brengt bij het kind. Of zoals een pedagoog het zei: de kinderen kunnen met een onschuldige bezigheid als lezen (van Astrid Lindgrens succesboek) hun agressie kwijt’ (De Tijd, 1972, z.p.). Ruim een kwarteeuw later, in een bespreking van de tekenfilmserie gebaseerd op de trilogie, merkt Dana Linssens op dat Pippi's gedrag in het bijzonder tot de verbeelding spreekt van heel jonge kinderen, ‘die net ontdekken hoe heerlijk het is om volwassenen te slim af te zijn’ (Linssens, 1998, p. 13). Ook Hanneke de Klerck neemt de impact van de verhalen op mentaal vlak in overweging. Zij benadrukt het belang van het feit dat de roodharige rebel macht belichaamt, en dat het de wensdroom van elk kind is om macht te verwerven, ‘want alles en iedereen heeft macht over hen’ (De Klerck, 1997, p. 39).Ga naar voetnoot8 In dezelfde geest vraagt Gertie Evenhuis zich af: ‘[W]aar zouden kinderen met hun drang tot rebellie in onze georganiseerde maatschappij moeten blijven als Pippi Langkous, die plaatsvervangende anarchist, er niet was?’ (Trouw, 1974, z.p.) Terugblikkend stellen verscheidene beoordelaars dat de boeken over Pippi een bevrijding moeten zijn geweest voor het toenmalige kinderpubliek, in een tijd waarin kinderen nog niet veel te zeggen hadden en assertiviteit nog niet gestimuleerd werd,Ga naar voetnoot9 waarmee meteen geïmpliceerd wordt dat de figuur Pippi Langkous mee aan de basis lag van de veranderingen die ervoor zorgden dat de zaken er nu anders voor staan. Eveneens vermeldenswaard in deze context is de vergelijking die schrijver Maxim Februari (2002, p. 17) maakt tussen het wereldbeeld dat | |||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||
naar voren komt in Pippi Langkous en de liberale filosofie van Robert Nozick, zoals uiteengezet in diens Anarchy, State and Utopia uit 1975. Naar Februari's mening zijn de openingsscènes van het eerste Pippi-boek, waarin beschreven wordt hoe ongebonden Pippi is, de perfecte belichaming van Nozicks gedachtegoed. Met haar beslissing om naar bed te gaan wanneer ze zelf wil en om snoep te eten in plaats van levertraan in te nemen is ze de ultieme verpersoonlijking van Nozicks notie van het vrije, autonome individu, aldus Februari (2002, p. 17). Tot op vandaag wordt Pippi gezien als ‘de schutspatroon van het opstandige kind’ (Gelder, 2004, p. 25), maar ook als een prototype binnen het oeuvre van Astrid Lindgren. Rita Verschuur, die het leeuwendeel van Lindgrens werken naar het Nederlands vertaalde, benoemt gelijkenissen met andere Lindgren-figuren (Twaalfhoven, 1998b, p. 17). Zo wijst ze op de sterke verwantschap tussen Pippi en Karlsson, en plaatst daarbij de kanttekening dat Karlsson een extremere versie van Pippi is, omdat hij vaak zijn macht misbruikt, terwijl Pippi dat nooit doet (Twaalfhoven, 1998b, p. 17). Verder noemt Verschuur ook Madieke en Lotta als Pippi-varianten, maar vindt ze de karaktertekening van het laatstgenoemde personage fijnzinniger (Twaalfhoven, 1998b, p. 17). Andere recensenten zien ook overeenkomsten tussen Pippi en Madieke op het vlak van autonomie, en verder met Michiel, die net zo'n deugniet wordt gevonden.Ga naar voetnoot10 Wat de Vlaamse en Nederlandse critici globaal genomen erg sterk lijken te waarderen, is dat Astrid Lindgren kinderen niet als passief bekijkt, maar hen een zekere ‘agency’ of daadkracht toekent, terwijl ze de autoriteit van volwassenen, die maar al te vaak als vanzelfsprekend wordt gepresenteerd, ondermijnt. Wat eveneens in goede aarde valt, is haar pleidooi voor meer zelfbeschikkingsrecht voor kinderen, alsook haar keuze om hen neer te zetten als subjecten in plaats van als objecten (De Standaard, 2005, p. 13). In feite behandelt Lindgren in de Pippi-verhalen juist de kwestie die aan de kern van de hele kinderliteratuur ligt: de verhouding tussen kinderen en volwassenen. En het is precies dit gegeven dat in de receptie van Pippi Langkous in het Nederlandse taalgebied doorslaggevend is gebleken. | |||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||
De cultus van het kindHet kindbeeld van Astrid Lindgren, zoals dat onder meer uit de Pippi-boeken spreekt, sluit aan bij de principes van de zogeheten ‘hervormings-pedagogiek’ [reform pedagogy] die in de eerste helft van de twintigste eeuw in zwang kwam. Een centrale figuur in deze beweging was de Zweedse schrijfster Ellen Key. In De eeuw van het kind (1900) propageerde ze de individualiteit van kinderen als sturend principe voor de opvoeding. Onder invloed van haar radicale ideeën kwam de klemtoon te liggen op het recht van elk kind om op zijn of haar eigen tempo te ontwikkelen. Een logisch gevolg van dat uitgangspunt is dat de rol van volwassenen in de opvoeding aanzienlijk kleiner wordt (Kåreland, 2009, p. 19). In navolging van Key promootten schrijver en pedagoog A.S. Neill en filosoof Bertrand Russell een vrije opvoeding, met als centrale premisse de verwerping van gehoorzaamheid aan ouders en opvoeders (Surmatz, 2005, p. 71). Astrid Lindgren bleek goed vertrouwd met hun ideeën. In een brief gericht aan de uitgevers van Bonniers, die ze ter begeleiding bij het manuscript van Pippi Langkous had gevoegd, verwees ze er expliciet naar: Bij Bertrand Russell ([Education and the Good Life; svdb], p. 85) lees ik dat het voornaamste instinctieve kenmerk van de kindertijd het verlangen om op te groeien is, of, beter gezegd, het verlangen naar macht, en dat een normaal kind zich in zijn of haar gedachten verliest in machtsfantasieën. Zoals gezegd kan je Pippi Langkous zien als de ultieme verpersoonlijking van een combinatie van macht, individualisme en vrijheid, en daarmee dus ook van die vrije pedagogiek.Ga naar voetnoot11 | |||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||
‘Geef kinderen liefde, meer liefde en nog meer liefde. Dan komen de goede manieren vanzelf.’ Zo luidt een van Lindgrens eigen motto's wat betreft opvoeding, aangehaald door Petra Sjouwerman (2005, p. 15). Het beeld van de schrijfster als kindervriend en verdediger van hun rechten en vrijheid speelt inderdaad een sleutelrol in de perceptie in het Nederlandse taalgebied. Een treffende aanwijzing hiervoor is de verwijzing naar haar thuisland als ‘[h]et kindvriendelijke Zweden van Astrid Lindgren’ (Ruyters, 2007, p. 16). In de ogen van de recensenten vertegenwoordigt Lindgrens kindbeeld typisch Zweedse pedagogische principes. Zoals Jannah Loontjens opmerkt, lijkt haar werk ‘ook een uitdrukking van de Zweedse neiging om de ontwikkeling van het kind centraal te stellen in het leven,’ wat onder meer inhoudt ‘dat kinderen zo lang mogelijk de vrijheid moet worden gegund om te kunnen spelen en de eigen verbeelding de vrije loop te kunnen laten, waardoor Zweedse kinderen pas op hun zevende verplicht naar school moeten’ (Loontjens, 2007, p. 12). Loontjens onderstreept niet alleen het belang van de hervormingspedagogie, maar suggereert ook dat Lindgren deze heeft geïnspireerd.Ga naar voetnoot12 | |||||||||||||||||||
Het verlangen nimmer greut te wordenHet summum van de cultus van het kind die deze pedagogiek voorstond, is misschien wel de episode met de peperneutpillen, een van de sleutelscènes uit de Pippi Langkous-trilogie. Het laatste boek eindigt met Pippi die weigert op te groeien (en Tommy en Annika volgen in haar kielzog). In Pippi's optiek is volwassen worden ‘niet iets om naar te verlangen [...]. Grote mensen hebben nooit iets leuks. Zij hebben alleen maar een heleboel vervelend werk en gekke kleren en likdoorns en inkomensbelasting’ (Lindgren, 2002, p. 360). De doorslaggevende factor in de redenering van de drie kinderen is dat er niet meer gespeeld mag worden. Dat zien zij als het ultieme nadeel aan volwassen zijn en zoiets kunnen ze zich echt niet voorstellen, waarop ze het besluit nemen dat zij voor altijd plezier zullen | |||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||
hebben. De daaraan gekoppelde wens om nimmer ‘greut’ te worden, zoals het in de Nederlandse vertaling heet, komt neer op het verwerpen van de superioriteit van volwassenen in verhouding tot kinderen die onze samenleving kenmerkt, zoals ook enkele van de Vlaamse en Nederlandse recensenten vermelden.Ga naar voetnoot13 Pieter Steinz (2012, z.p.) merkt verder op dat dit een eigenschap is die Pippi deelt met Peter Pan. Marijn van der Jagt geeft aan dat de ‘afkeer van vroeg-oude volwassenen met hun benepen regels en gebrek aan fantasie’ een eigenschap is die Lindgrens werk gemeen heeft met dat van Annie M.G. Schmidt (Van der Jagt, 1999, p. 30). Maxim Februari betrekt dan weer Godfried Bomans in de vergelijking: hij bemerkt dat het nastreven van vrijheid, dat kenmerkend is voor de boeken van zowel Schmidt als Lindgren (en op de spits gedreven wordt in Pippi Langkous), ook terug te vinden is in Bomans roman Wonderlijke nachten uit 1949 (Februari, 2008, p. 3). Het motief van het eeuwige kind blijkt ook een belangrijke factor in de receptie van het boek, aangezien het een aspect is dat lezers blijft aanspreken. Pieter Steinz laat zien dat dit element voor hem erg veel betekenis heeft: Cynici zullen zeggen dat zo'n wonderpilletje niet bestaat, en dat Vadertje Tijd korte metten maakt met dit soort naïeve kinderen. Maar de cynici hebben ongelijk. Als er drie personages al 65 jaar lang geen spat ouder zijn geworden, dan zijn het Tommy, Anneke en Pippi. Geef mij zo'n pilletje. (Steinz, 2010, z.p.) Voor hem symboliseert het niet alleen een bepaald kindbeeld, maar ook de onsterfelijkheid en tijdloosheid van het verhaal op zich. | |||||||||||||||||||
De emancipatie van de meisjeslezersAstrid Lindgrens bevestigende houding tegenover kinderen, en de daaruit volgende emancipatie van de kindlezers, is een bepalende factor in de receptie van Pippi Langkous. Daarbovenop wordt haar invloed op de vrouwelijke helft van haar publiek in het bijzonder geaccentueerd. De | |||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||
Vlaamse en Nederlandse recensenten lauweren Lindgren omwille van haar progressieve houding wat betreft genderkwesties, die hun relevantie niet blijken te verliezen (Twaalfhoven, 1998a, p. 7). Vooral de doorbreking van de traditionele rolverdeling in de Pippi-verhalen draagt hun goedkeuring weg.Ga naar voetnoot14 Wat bijzonder sterk wordt gewaardeerd is dat Pippi geen mannen of jongens nodig heeft, en ze wordt om die reden beschouwd als een sterk, positief voorbeeld voor meisjes die daarmee hun zelfvertrouwen kunnen opkrikken.Ga naar voetnoot15 In een portret van de auteur in Jeugdboekengids stelt Fred de Swert bijvoorbeeld: ‘Iedere Dolle Mina-vereniging enigszins bekommerd om het rolpatroon, zal hier een ruime bloemlezing van (on)ver-wachte mogelijkheden aantreffen’ (De Swert, 1974, z.p.). In haar hoedanigheid van ‘op kindermaat gesneden feministe’ (Verniers, 1998, p. 11) wordt Pippi dan ook onthaald als een ‘verfrissend rolmodel in de wereld van Barbie's [sic]’ (Pels, 2000, p. 3). Lindgren wordt bovendien geprezen omdat ze met het aanspreken van de genderkwestie haar tijd ver vooruit was.Ga naar voetnoot16 De Pippi-boeken worden op dit vlak als baanbrekend en exemplarisch gezien, omdat het hoofdpersonage ‘de toon zou zetten voor de geëmancipeerde meisjesfiguren in kinderboeken van na de tweede wereldoorlog,’ zoals Lieke van Duin (1992, z.p.) stelt. Tegenwoordig staat de naam Pippi Langkous synoniem voor ‘girlpower’,Ga naar voetnoot17 zoals onder meer blijkt uit de veelbetekenende titel die Nico Heemelaar (1998, p. 20) zijn recensie van de musical meegaf: ‘Girlpower begint bij Pippi Langkous’, lezen we daar. De feministische dimensie van de werken heeft dus eveneens in gunstige zin invloed gehad op de receptie van de Pippi Langkous-trilogie.Ga naar voetnoot18 | |||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||
Hoge bomen vangen toch wel wat windHoewel de Pippi-vete niet vanuit Zweden naar onze contreien kwam overgewaaid, en de drie delen in Vlaanderen en Nederland erg positief onthaald werden, zijn hier toch ook heel af en toe kritische stemmen hoorbaar. Enige indicaties van lichte tegenwind voor Pippi Langkous staken pas zeer recentelijk de kop op. In 2011 maken enkele Vlaamse en Nederlandse kranten melding van beweringen van een Duitse onderzoekster die de Pippi-boeken afdoet als racistisch.Ga naar voetnoot19 Feministe en theologe Eske Wollrad, die de discriminerende ondertoon in verschillende bekende kinderboeken blootlegde, maakt bezwaar tegen het feit dat ‘Astrid Lindgren Pippi's neiging om te liegen [toeschrijft] aan haar lange verblijf in Afrika. Al Pippi's dwaasheden worden toegeschreven aan haar contact met de negers’ (Het Nieuwsblad, 2011, p. 11). Bovendien bevatten de boeken volgens Wollrad tekenen van een imperialistische houding, zo wordt gemeld: ‘In de Pippi Langkous-boeken komen donkere kindertjes voor die eerbiedig buigen voor blanke mannen. De buigende negertjes van het eiland Taka Tukaland zijn een teken van verborgen racisme’ (Het Nieuwsblad, 2011, p. 11). Eske Wollrad raadt dan ook aan dat ouders de racistische passages in de verhalen met hun kinderen zouden bespreken.Ga naar voetnoot20 In de Vlaamse dagbladen worden de opmerkingen van de theologe zonder enige vorm van kritiek overgenomen. In NRC Handelsblad en Het Parool worden Wollrads opvattingen echter met wat meer zin voor nuance behandeld. In de laatstgenoemde krant wordt opgemerkt dat in Lindgrens tekst staat dat de eilandbewoners die Pippi als een prinses verwelkomen voor haar buigen ‘om onbegrijpelijke redenen’ (Het Parool, 2011, p. 34). Er wordt terecht op gewezen dat de verteller in het oorspronkelijke verhaal afstand neemt van die houding. De bewust passage gaat als volgt: | |||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||
de kleine zwarte Taka-Tuka-kindertjes [naderden] Pippi's troon. Om de een of andere onbegrijpelijke reden hadden ze het in hun hoofd gekregen dat een blanke huid veel mooier was dan een zwarte, en daarom kwamen ze vol eerbied op Pippi, Tommy en Annika toe gelopen. Pippi was bovendien prinses. Toen ze vlak voor Pippi waren gekomen, wierpen ze zich allemaal tegelijk voor haar op hun knieën en bogen hun hoofd naar de grond. (Lindgren, 2002, p. 315; mijn cursivering) Hier kan bovendien aan toegevoegd worden dat de mogelijke perceptie van Pippi's houding als imperialistisch verder ondermijnd wordt door haar repliek: ‘Pippi sprong vlug van de troon af. “Wat zie ik?” zei ze. “Spelen jullie hier ook al dingenzoeker? Wacht, ik doe mee!”’ (Lindgren, 2002, p. 315) Met haar speelse reactie geeft ze een anti-imperialistische draai aan de situatie, al komt dat blijkbaar niet voor alle lezers op die manier over.Ga naar voetnoot21 Verder komt in het anonieme stuk in NRC Handelsblad (2011, z.p.) ter sprake dat de erfgenamen van Astrid Lindgren zich eerder al genoodzaakt zagen om op beschuldigingen van racisme te reageren. In Zweden laaide de postkoloniale discussie op in 2004, toen men voorstelde om de term ‘negers’ uit de boeken te verwijderen. Hierop formuleerde dochter Karin Nyman een voorwoord bij een nieuwe editie van Pippi Langkous gaat aan boord, waarin ze vooral bepleitte dat het boek in de juiste historische context gezien zou worden, met name de jaren veertig, toen ‘negers’ het gangbare woord was voor zwarte mensen (Nyman, 2004 [2009], p. 3). Nyman gaat overigens nog een stapje verder door te stellen dat de controverse gezien kan worden als een weerspiegeling van Pippi's neiging tot provoceren: De zaken liggen niet zo eenvoudig als men misschien kan geloven. Pippi [...] is nooit in staat geweest zich gepast te gedragen. Aan haar oneerbiedige gedrag kan niemand raken. Daarentegen zien wij niet in dat ze zich, waar dan ook in de boeken, bevooroordeeld zou opstellen. (Nyman, 2004 [2009], p. 3; mijn vertaling; cursivering in origineel) | |||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||
Nyman verwerpt de suggestie dat het eenvoudigweg schrappen van de term het probleem zou oplossen. Zoals in het artikel in het NRC (2011, z.p.) aangetoond wordt, beweert ze tevens dat Pippi zich net altijd verzet tegen stereotypen en onderdanig gedrag. In dit verslag wordt het geschil in elk geval minder zwart-wit (‘pun intended’) afgeschilderd dan in sommige van de andere krantenartikelen het geval was. Literatuurcriticus Michiel Leezenberg (2008, pp. 4-5) speelde eerder ook al in op de perceptie van de Pippi-boeken als racistisch getint. In een reeks essays over ‘imaginaire bestemmingen’ leidt hij Pippi Langkous in Taka-Tukaland als volgt in: Deze gids neemt de lezer mee op een lange boottocht naar een onbekend, geheimzinnig en angstaanjagend land ver buiten de beschaafde wereld, waar een blanke man met harde hand heerst over de inheemse bevolking. [...] de religie van de lokale negerbevolking lijkt niet verder te gaan dan het vereren en bewonderen van de blanken in hun midden. [...] ze [lopen] schaars gekleed of zelfs geheel naakt [rond], [spreken] een gebroken variant van de taal der blanken, en [zouden] als ze de kans krijgen het liefst mensenvlees eten. Overigens is dit boek vandaag de dag vooral bekend dankzij een nogal vrije verfilming [...]. Leezenberg trekt dus een parallel tussen het Taka-Tukaland van Lindgren en het Afrika dat Joseph Conrad afschilderde in Heart of Darkness (1899). De gelijkenissen die hij ziet slaan onder meer op de beschuldigingen van imperialisme. Hij geeft aan de controverse te begrijpen, omdat die gevoed wordt door de eendimensionale beschrijving van de exotische setting. Hierover stelt hij vast: ‘beide lijken een heel werelddeel te reduceren tot slechts een decor voor de handelingen en obsessies van de westerlingen’ (Leezenberg, 2008, p. 4). Zelf is hij echter milder van oordeel. Hij haalt | |||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||
Karin Nymans verdediging van het gebruik van de term ‘negers’ aan, maar geeft wel toe dat de afbeelding van de inheemse bevolking in raffiarokjes achterhaald is (Leezenberg, 2008, p. 4). Daarnaast valt hij Lindgren (en Conrad) bij wat betreft hun impliciete kritiek op de imperialistische attitude van kolonisatoren, die in de plot vervat zit: ‘Aanvankelijk lijkt de reisbestemming middenin de wildernis het totale tegendeel van de westerse beschaving, maar gaandeweg blijkt hoe moeilijk het is om het - schijnbaar vanzelfsprekende - onderscheid tussen beschaving en barbarij, tussen wet en misdaad te handhaven’ (Leezenberg, 2008, p. 4). Bovendien is hij van mening dat zowel Heart of Darkness als Pippi Langkous in Taka-Tukaland, hoewel ze misschien enkele laakbare stereotypen bevatten, van grote waarde zijn omdat ze de lezer een spiegel voorhouden. Hij schrijft: ‘[T]egelijkertijd geven ze uiting aan onze diepste angsten - zoals de angst voor het onbekende, die sterker wordt met elke kilometer die je verder in het oerwoud doordringt - en aan onze fantasieën over menselijke wreedheid’ (Leezenberg, 2008, p. 5). Doordat de grenzen tussen goed en kwaad ter discussie gesteld worden, zo stelt hij, ‘[blijkt] het literaire bezoek aan het barbaarse uiteinde van de wereld niets meer dan een verkenning van het onbekende en barbaarse in jezelf’ (Leezenberg, 2008, p. 5). Om die reden doen de elementen in de verhalen die als discriminerend opgevat zouden kunnen worden er voor hem niet toe. De literaire waarde van de werken blijft overeind, en het feit dat Pippi Langkous in Taka-Tukaland ‘door steeds nieuwe generaties met waardering en herkenning wordt gelezen’ spreekt boekdelen, aldus Leezenberg (2008, p. 4). | |||||||||||||||||||
Een behouden vaartHet bescheiden vleugje van postkoloniale kritiek doet inderdaad geen afbreuk aan de status van Pippi Langkous. De receptiegeschiedenis van de trilogie in het Nederlandse taalgebied, waarvan de hoofdlijnen hier uitgezet werden, leest als het logboek van een uiterst behouden vaart. Pippi is misschien wel ‘het beroemdste meisje ter wereld’ (Van Lenteren, 2007, p. 22), en kan met recht en rede een onwankelbare drijvende kracht in het oeuvre van Astrid Lindgren genoemd worden. De auteur en haar perso- | |||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||
nage worden met elkaar vereenzelvigd, dat blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat de schrijfster ontelbare keren de geestelijke moeder van Pippi genoemd wordt (Van den Bossche, 2015). Bij haar overlijden kopte de krant Het Belang van Limburg veelzeggend ‘De moeder van Pippi is nu pas echt een engel’ (net zoals Pippi's moeder in het boek) (Driessens, 2002, p. 38). In Het Nieuwsblad lazen we de volgende mededeling, die al even betekenisvol is: ‘Het sterkste meisje ter wereld is dood’ (Van Nieuwenborgh & De Leur, 2002, p. 10). Hoe iconisch het figuurtje wel niet geworden is, toont een voorbeeld uit Junibacken aan. Toen dat Stockholmse Lindgren-museum geopend werd, nam Pippi letterlijk slechts een bescheiden plaats in, die desalniettemin niet mis te begrijpen was. Dat geeft ook Judith Eiselin aan in Wonderland. De wereld van het kinderboek: Twee immense schoenen op een hoofdkussen: dat is alles wat er van Pippi Langkous te zien is in Junibacken [...]. En dat is ruim voldoende voor mensen van over de hele wereld om te weten wie daar ligt. Iedereen weet hoe Pippi slaapt. Alle kinderen kennen Pippi, dromen van Pippi, willen Pippi ontmoeten of haar misschien zelfs zijn. (Eiselin, 2002, p. 156) Tot slot stelt Eiselin: ‘Het is moeilijk te zeggen wie inmiddels beroemder is, schrijfster Astrid Lindgren of haar onovertroffen schepping: Pippilotta Victualia Rolgordyna Kruizemunta Efraimsdochter Langkous’ (Eiselin, 2002, p. 157). Pippi Langkous heeft in de ogen van Vlaamse en Nederlandse kinderboekenrecensenten en -onderzoekers een plaats verdiend tussen de allergrootsten, zoveel staat vast. Bovendien steekt ze haar neus aan het venster van het bredere literaire veld, waar ze bejubeld wordt door onder meer Pieter Steinz, Michiel Leezenberg, Max Februari en Arnon Grunberg.Ga naar voetnoot22 Dat verleent het palmares van Pippi Langkous dat extra tikkeltje glans en maakt ons benieuwd naar waar ze over nog eens zeventig jaar zal staan. | |||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||
Primaire literatuur
| |||||||||||||||||||
Secundaire literatuur
| |||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||
|
|