Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 29
(2015)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 101]
| |
‘Holland’ in Amerikaanse kinderogen
| |
[pagina 102]
| |
Het aardige is dat het boek ook ‘zakelijke’ informatie bevat. Achterin staan onder het kopje ‘Did you know?’ verschillende wetenswaardigheden over Nederland. Bijvoorbeeld: dat Amsterdam 550 bruggen heeft, meer dan welke stad ook ter wereld. Dat onze beroemdste schilder Vincent van Gogh tijdens zijn hele leven maar één schilderij heeft verkocht. Dat de helft van de Nederlanders een fiets bezit. Dat we vier miljoen melkkoeien hebben die per jaar zóveel melk produceren dat je er een groot meer mee kunt laten vollopen. Dat onze beroemde kazen genoemd zijn naar de plaats waar ze voor het eerst gemaakt zijn. En natuurlijk leert dat boek over Donald en Katrien ons ook dat we windmolens hebben, klompen dragen en dat de tulp onze nationale bloem is. Volgens Disney's info kweken we zelfs een paar duizend verschillende soorten tulpen, die we over de hele wereld verschepen. Het zijn precies die dingen die gids Hans, zoals we rijkelijk in het boek zien uitgebeeld, in Nederland aan de Amerikaanse eenden laat zien. Hij vaart met ze door de grachten, ze plukken tulpen op de velden waar ze langs fietsen, ze bezoeken een molen, enzovoort. En Donald, die Hans voortdurend probeert af te troeven, valt van zijn fiets, wordt per ongeluk als een zak meel in de molen omhoog gehesen en bij een klompenmaker wurmt hij zijn zwemvliezen omzichtig in een paar klompen die te klein zijn, zodat ze aan het eind van het boek met geweld van hem moeten worden losgetrokken. En heel duidelijk wordt ook dat deze fameuze eend absoluut geen verstand heeft van kunst. In het museum kijkt hij niet naar de beroemde slaapkamer van Vincent van Gogh, maar denkt hij dat de modern vormgegeven prullenbakken hier de kunst zijn. Toch eindigt Donald als de grote held, want hij redt zijn Daisy van een wisse dood door haar net op tijd onder een rollende Goudse reuzenkaas vandaan te trekken. Afbeelding in: Disney, Donald and the big cheese: An Adventure in the Netherlands. Danbury, Grolier Enterprises, 1994.
| |
[pagina 103]
| |
Ook al bevat het eigentijdse aspecten en wordt het Van Goghmuseum bezocht, toch is het boek Donald and The Big Cheese uit 1994 vooral een mooi en vermakelijk voorbeeld van een verschrikkelijk afgesleten beeld van Nederland, zoals dat sinds jaar en dag in Amerika (en de rest van de wereld) bestaat: de molens, de klompen, de grachten, de tulpen, de kaas. ‘Holland’ in Amerikaanse ogen. Aan clichés geen gebrek. Disney's beeld van Nederland heeft een lange voorgeschiedenis. Laten we een stapje terug zetten in de tijd. | |
ReisbeschrijvingenIn de negentiende eeuw was het beeld van Holland bij een groter publiek in de Verenigde Staten vooral bekend door een handvol reisbeschrijvingen en teksten van ‘ervaringsdeskundigen’. Zowel reizigers uit Europa als Amerikanen die Nederland in de loop van de negentiende eeuw bezochten, presenteerden ‘Holland’ in deze beschrijvingen als een van de meest bizarre landen ter wereld. Klein en met geen enkel ander land te vergelijken. Sommige auteurs, zoals de Fransman Henry Havard (wiens werk al snel ook in Amerika verscheen), legden de nadruk op het natuurschoon en de geografische eigenaardigheden, de ligging onder de zeespiegel vooral en alles wat daaruit voortkwam: Holland, het land van de vele kanalen en waterwegen, de hoge dijken, de molens. Zij benadrukten het landschap en het pittoreske en waren daardoor een inspiratiebron voor kunstenaars en dilettanten die rond 1900 met tekenstiften, penselen en veldezeltjes overal vandaan in de Nederlandse vissersdorpen en pittoreske stadjes neerstreken. Ook uit Amerika. Andere schrijvers hadden meer belangstelling voor de geschiedenis van Nederland en dan vooral die van de Republiek in de zeventiende eeuw. Geïnspireerd door het bekende werk van John Lothrop Motley, The Rise of the Dutch Republic (1855),Ga naar voetnoot2 maakte William Elliot Griffis bijvoorbeeld verschillende ‘literaire’ reizen naar het land. In Brave little Holland, and what she taught us (1894), legde hij uit dat de Dutch nog steeds hun oude | |
[pagina 104]
| |
democratische principes hanteerden en zonder de grondstoffen van Engeland of de militaire macht van Duitsland hun kleine land overeind hielden tussen de machtige buurlanden.Ga naar voetnoot3 Ze zijn ijverig, wetenschappelijk ingesteld, schreef hij, hun kunst en literatuur is op een hoog peil en ook op het gebied van de religie houden ze vast aan hun principes. Griffis trok in zijn boek, dat aan het eind van de negentiende eeuw uitkwam, nadrukkelijk een parallel tussen de als democratisch beschouwde Republiek en de Verenigde Staten. In veel van die reisbeschrijvingen werd ook het karakter van de Nederlanders in het algemeen breed uitgemeten. Zo werd de kiem gelegd voor het cliché dat alle Nederlanders de hele dag schrobden en boenden en alles onder controle hadden. En niet te vergeten dat de plattelandsbevolking een zeer goede inborst had en er vreemde gewoonten op nahield. Het land was zó klein, was de algemene opinie, dat alles tot in de puntjes geregeld was en beheerst werd. Zelfs de zee hadden de Nederlanders onder controle. Ze hadden hun land immers zelf op de zee gewonnen. De algemene conclusie was doorgaans, dat ‘Holland’ stond voor een vredige omgeving en een ideale maatschappij. | |
JeugdDe meeste reisbeschrijvingen en historische teksten waren uiteraard voor volwassenen bedoeld. Maar niet allemaal. Brave little Holland verscheen in 1894 in een speciale versie zonder voetnoten of referenties en in begrijpelijke taal, omdat, zoals Griffis in zijn inleiding schreef, hij er vooral de Amerikaanse jongeren mee wilde bereiken. De auteur wilde hen met hun neus op het belang van de democratie drukken en hij deed dat nadrukkelijk in de vorm van non-fictie. Dat was niet het geval in een boekje dat tientallen jaren eerder verscheen in een serie landenboeken voor kinderen door Jacob Abbott. Het deel over Nederland in Rollo's Tour in Europe (1859) is een reisbeschrijving in de vorm van een roman. Nederland wordt hier gezien door de ogen van de twaalfjarige Rollo, wiens ervaringen worden afgezet tegen die van zijn | |
[pagina 105]
| |
volwassen reisgenoot Mr. George. Rollo verwondert zich eigenlijk over alles wat hij ziet en hoort en vraagt iedereen het hemd van het lijf, zoals we hieronder nog zullen zien. Hetzelfde gebeurt in een andere serie, die over de Bodley Grandchildren, door Horace Scudder. Ook hier wordt spelenderwijs veel informatie, zowel over de historie als over het hedendaagse Nederland overgebracht in dialogen en als reactie op vragen en observaties van kinderen. Het aardige is dat in The Bodley Grandchildren and their journey in Holland (1882) ook de geschiedenis van de Nederlanders in Amerika uitvoerig en genuanceerd aan de orde komt, omdat een van de kinderen van de Engelsen afstamt en het andere van de Nederlanders. De achterliggende gedachte van deze boeken is dat het belangrijk is voor Amerikaanse kinderen om kennis te nemen van het oude Europa, waar hun wortels lagen. | |
AfbeeldingenDe illustraties in dit soort educatieve boeken voor kinderen over Nederland in de negentiende eeuw lopen over het algemeen nog niet erg parallel met de tekst. Dat zal pas aan het eind van de eeuw veranderen. De wederwaardigheden van de jonge Rollo, die met iedereen wil communiceren, ongeacht taalbarrières, gaan vergezeld van relatief weinig afbeeldingen. En als er plaatjes bij staan zijn dat, geheel volgens de formule van geïllustreerde reisbeschrijvingen omstreeks het midden van de eeuw, min of meer neutrale topografische prentjes en accurate afbeeldingen van gebouwen. De (onbekende) tekenaar heeft echter hier en daar ook zaken uitgebeeld die typerend zijn voor het dagelijks leven in Nederland. Zo zien we een prentje met een in de tekst nauwkeurig beschreven trekschuit, een hondenkar en ook van ‘the boat family’. Rollo is geïntrigeerd door de vele boten en schrijft erover naar huis: ‘Ze hebben alles in die boten. Ze gebruiken ze in plaats van huizen. De eigenaar woont erin met zijn vrouw en zijn kinderen, en soms met zijn eenden en kippen’ (p. 152). Vanuit zijn hotel ziet hij vaak kinderen op het dek spelen. Rollo zelf verschijnt nergens op de plaatjes, wel zien we de Nederlandse bevolking, dat wil zeggen, figuren die in eigentijdse kledij in straten en parken paraderen. Maar | |
[pagina 106]
| |
meestal zijn ze alleen uit de verte weergegeven, als een massa, het zouden ook Fransen of Engelsen kunnen zijn. In het boek van Horace Scudder uit 1882, waarin de Bodley-klein-kinderen naar Nederland reizen, zijn de afbeeldingen iets minder neutraal, ook al komen de hoofdpersonen zelf hierop evenmin voor. Het boek is dikker en er wordt meer aandacht aan cultuur geschonken dan in Rollo in Holland. ‘De kinderen werden het nooit moe om naar Rembrandts portretten en historische scènes te kijken,’ schrijft Scudder. ‘Ze geloofden zelfs dat ze zijn werk van dat van andere kunstenaars konden onderscheiden en ze kregen niet alleen zijn schilderijen onder ogen, maar ook zijn etsen.’Ga naar voetnoot4 De lezers zien vervolgens een vrije reproductie naar Rembrandts Emmausgangers. ‘Wat maakt hij al zijn mensen echt,’ is het commentaar, ‘hoe zou dat toch komen?’ ‘Dat komt omdat hij de echte mensen ziet en niet de maskers die ze opzetten.’ ‘Ik denk,’ zegt zus Phippy, ‘dat een van de redenen van Rembrandts grootheid is dat hij altijd kijkt waar het licht vandaan komt. Op de een of andere manier laat hij het licht van binnenuit komen en tegelijkertijd worden de personen en objecten van buitenaf belicht.’ [anoniem], ‘A Dutch Household in old New York.’ In: Horace E. Scudder, The Bodley Grandchildren and their journey in Holland. Boston, Houghton, Mifflin and Company, 1882.
Scudder vertelt tussendoor ook nogal wat over het verleden, over het leven in Nieuw Amsterdam, over de geschiedenis van Nederland, over de V.O.C. en de executie van Johan van Oldebarneveldt bijvoorbeeld. De prenten daarbij zijn overgenomen uit historische publicaties (van genoemde Motley onder meer), wat het boek hier en daar het karakter van een schoolboek geeft. Maar we zien ook beelden van eigentijdse zaken, zoals het hotel aan het Rokin waar de hoofdpersonen logeren, de bedrijvigheid in de steden waar bijvoorbeeld goederen via de grachten worden afgeleverd en ook het strandleven in Scheveningen met strandstoe- | |
[pagina 107]
| |
len badkoetsen. Opvallend is de relatief grote aandacht voor de klederdrachten zoals die op dat moment in verschillende delen van Nederland gedragen werden. In The Bodley Grandchildren and their journey in Holland staan gedetailleerde gravures waarin de verschillen goed zichtbaar zijn. Niet veel later zouden juist de klederdrachten in allerlei Amerikaanse prentenboeken een eigen leven gaan leiden en als thema door illustratoren voor kinderen heel vrij worden opgevat. | |
HollandgekteHet populaire clichébeeld van Nederland, gebaseerd op folkloristische elementen, ontstond rond 1880 toen de Verenigde Staten een rage kende, die later is omschreven als ‘Holland mania’ oftewel ‘Hollandgekte’.Ga naar voetnoot5 Amerikanen werden zich steeds meer bewust van hun Nederlandse wortels en gingen zich op grote schaal interesseren voor de Nederlandse cultuur en het Nederlandse erfgoed. Ze bouwden huizen in Hollandse renaissancestijl, lieten zich portretteren zoals in de Gouden Eeuw, verzamelden Nederlandse kunst, et cetera. Die belangstelling kreeg een grote impuls tijdens de voorbereidingen van de viering van de Centennial, het honderdjarig bestaan van de Verenigde Staten - in 1876. De Nederlanders (of liever gezegd de Westindische Compagnie), die in 1624 in de Hollandse kolonie op Manhattan Nieuw-Amsterdam hadden gesticht (waar ze binnen een halve eeuw alweer werden verdreven door de beter georganiseerde Engelsen), waren na de Burgeroorlog de eersten geweest die in 1776 de Verenigde Staten hadden erkend.Ga naar voetnoot6 Men begon zich te realiseren dat New York, oorspronkelijk een nederzetting, was gesticht onder gezag van de Staten-Generaal van de Republiek. De ‘Holland mania’ werd daarna nog versterkt door het optreden van Theodore Roosevelt, die in 1901 president werd. Roosevelt had zich er altijd op laten voorstaan dat | |
[pagina 108]
| |
hij een directe afstammeling was van Nederlanders die in het begin van de zeventiende eeuw naar Nieuw-Amsterdam waren geëmigreerd. Charlotte Stone: afbeelding in Katryn Heisenfeldt (tekst), Charlotte Stone (ill.), Children of Holland, New York, Grosset and Dunlap, [1934].
De Amerikanen gingen zich dus op grote schaal interesseren voor de Nederlandse cultuur en de Nederlandse geschiedenis, en dat alles was gebaseerd op verwantschap. Er ontstond een superpositief beeld. Veel kunstenaars en schrijvers reisden naar Nederland en legden hun bevindingen heel precies vast. Ze kropen bij elkaar in vissersdorpen en pittoreske plaatsen, waar de bevolking van oudsher in traditionele klederdracht liep. De min of meer waarachtige beelden uit Volendam en Marken, waarmee kunstenaars als Edward Penfield, George Wharton Edwards, Gari Melchers en anderen in het begin van de twintigste eeuw naar huis kwamen, werden in Amerika al spoedig op grote schaal gepopulariseerd, op ansichtkaarten en niet in de laatste plaats ook in kinderboeken, zowel in educatieve boeken als in fictie.
Een van de belangrijkste thema's in Amerikaanse boeken is de authenticiteit van het Nederlandse volk - tenminste, zo wilde men dat zien. Vergeleken met de Verenigde Staten, een smeltkroes van volkeren van over de hele wereld, was Nederland een land vol oude tradities en met heel speciale geografische kenmerken. Kunstenaars en illustratoren vonden dat prachtig. De foto's, schetsen en kunstwerken die door de bezoekende Amerikanen in Nederland gemaakt waren, werden thuis steeds weer gekopieerd en geparafraseerd en veranderden vaak in kitsch. Ganzenhoedende kindertjes met witte floddermutsjes en op klompen in drassige weiden met op de achtergrond een molen, daar kwam het vaak op neer. | |
[pagina 109]
| |
Frances Brundage, The Story of Katrina and her Work and Play. New York, Sam'l Gabriel Sons & Company, [1914].
Een kinderboek dat aan de basis stond van de beeldvorming over Nederland in Amerika was Hans Brinker or The Silver Skates, A Story of Life in Holland van Mary Mapes Dodge. In dit beroemde boek uit 1865, waarin onder meer het (volledig verzonnen) verhaal voorkomt van een jongen die zijn vinger in de dijk stak en zo een overstroming voorkwam, legde de auteur vele clichés over Holland vast. Hans Brinker behoorde - en behoort - tot het basiscultuurgoed van elke Amerikaan en tot op de dag van vandaag verschijnen nog veel herdrukken en rijk geïllustreerde bewerkingen van dit heldenverhaal.
Het boek van Mary Mapes Dodge is een jeugdroman waarin een enorme hoeveelheid aan feitelijke gegevens en wetenswaardigheden over Nederland is opgenomen. Het verhaal, met veel intriges, komt in het kort hier op neer: De familie Brinker is erg arm. Vader, moeder en de twee kinderen wonen in het waterige Broek, vlakbij Amsterdam. Het is winter. Hans en zijn zusje Gretel zoeken een manier om aan geld te komen om hun zieke vader te redden. Er is een schaatswedstrijd met als prijs een paar zilveren schaatsen, er is een genereuze arts in Leiden en een verloren familieschat. Na vele misverstanden en toevalligheden eindigt alles ten slotte in een voorspelbaar happy end. Binnen dit kaderverhaal schaatsen Hans en zijn vrienden van de ene naar de andere plaats en krijgt de lezer de mooiste uitweidingen te horen over de topografie van Nederland, de geschiedenis en de zeden en gewoonten. Hans Brinker, een van de eerste romans over familieleven voor kinderen, is een klassiek jeugdboek geworden, dat, zoals gezegd, de visie op het Nederlandse volk lang bepaald heeft. | |
[pagina 110]
| |
Op het moment dat ze dit boek schreef was Dodge zelf nog nooit in Nederland geweest. In haar voorwoord maakt ze duidelijk dat de verhalen zich zo'n twintig jaar eerder afspelen (rond 1840 dus) omdat zij ze gebaseerd heeft op de herinneringen van Nederlandse vrienden. Pas toen ze door Hans Brinker wereldberoemd was geworden, kwam Dodge voor de eerste keer in Nederland en kon ze tot haar groot genoegen constateren dat het beeld dat ze geschetst had klopte.Ga naar voetnoot7 In Nederland dachten sommigen daar overigens anders over. De succesauteur van historische verhalen, P.J. Andriessen probeerde het in Hans Brinker gegeven beeld van Nederland al spoedig te nuanceren. In het voorwoord bij zijn vaak herdrukte hervertelling van het verhaal in het Nederlands meldde hij dat er vreselijk veel dwaasheden in stonden, ‘waarvan ze in het buitenland natuurlijk geen weet hadden’.Ga naar voetnoot8 | |
Hans Brinker geïllustreerd[F.O.C. Darley], afbeelding in: M.E. Dodge, The silver skates: A story of life in Holland (with a pref. by W.H.G. Kingston), Londen, Sampson Low, son, and Marston, [1867].
De illustratiegeschiedenis van de Amerikaanse uitgaven van Hans Brinker or The Silver Skates geeft een aardig overzicht van de zeer uiteenlopende manieren waarop Amerikaanse tekenaars en schilders hun ‘Hollandbeeld’ hebben vormgegeven.Ga naar voetnoot9 Alleen de stijl van illustreren verschilt uiteraard in de loop der tijd al enorm. In de laatromantische illustra- | |
[pagina 111]
| |
ties bij de eerste edities, van F.O.C. Darley en Thomas Nast, gaat het vooral om de menselijke verhoudingen en sentimenten. Met één blik zie je dat de kinderen arm zijn, dat de moeder bij het vuur een verhaal vertelt en dat Gretel een lief en onschuldig meisje is. De prentjes ondersteunen heel precies de tekst, al zit er weinig of niets in dat specifiek naar Nederland verwijst. Dat wordt tegen het eind van de eeuw anders.
Amerikaanse kunstenaars en illustratoren begonnen toen in Nederland ter plekke meer en meer de actuele situatie te bestuderen, dat wil zeggen ‘naar het leven’ te werken. Maar omdat ze vooral in folkloristische elementen geïnteresseerd waren, vermeden de bezoekende kunstenaars elk teken van vooruitgang; ze trokken alleen naar pittoreske plaatsen (die ze uit reisbeschrijvingen kenden), waar de tijd had stilgestaan en de bevolking nog in klederdracht liep. Maar een echt authentiek beeld kregen ze hier rond 1900 niet voorgeschoteld. Want met de vissersdorpen rondom de Zuiderzee, zoals Volendam en Marken, ging het op dat moment slecht. De arme bewoners hadden echter al snel begrepen dat het toerisme een nieuwe, onuitputtelijke bron van inkomsten was en zorgden ervoor dat ze in kostuum bleven lopen; ze poseerden voor de vele bezoekende kunstenaars, ze poetsten hun koper en stelden hun traditionele huizen, tot en met de bedsteden, open voor publiek. Ze zorgden ervoor dat alles er zo oud mogelijk uitzag. De Amerikanen gaven daar in alle stijlen hun visie op. De modernste was wel Elizabeth Enright, die in het begin van de jaren dertig een aantal prachtige heldere platen maakt, die het dagelijkse leven in zo'n Hollands vissersdorp zeer gestileerd en in primaire kleuren weergaf. Elizabeth Enright, afbeelding in: Marian King, Kees and Kleintje. New York, Junior Literary Guild, 1934.
| |
[pagina 112]
| |
Maginel Wright Enright, titelpagina van: Mary Mapes Dodge, Hans Brinker, or The Silver Skates, Philadelphia, David McKay, 1918.
Vooral het beeld van de ‘Volendammer’, met zijn brede broek en zwart astrakan mutsje, werd toen zeer populair. Hij werd meestal geflankeerd door een al even stereotiepe vrouw met een gestreepte rok en een kek wit mutsje waarvan de punten in de lucht staken. De Volendamse hoteleigenaar Leendert Spaander, die ateliers had gebouwd met zicht op de Zuiderzee, zorgde ervoor dat er altijd modellen in traditioneel kostuum aanwezig waren. | |
PastichesDit alles heeft ook zijn neerslag in de vele, rijk geïllustreerde Amerikaanse Hans Brinker-edities die in de eerste decennia van de twintigste eeuw verschenen, onder meer van Edna Cooke, Maginel Wright Enright en Louis Rhead).Ga naar voetnoot10 De vaak vrolijke pastiches uit deze periode, met samenstellingen van ‘Hollandse’ elementen - zoals molens in het landschap en schaatsers in allerlei samengeraapte kostuums - kunnen soms uiterst esthetisch zijn, maar de meeste illustraties zijn niet op waarheid gebaseerd. Sommige tekenaars, zoals Edna Cooke, geven kinderen van vlees en bloed weer, die ze in fantasiekostuumpjes laten lopen en spelen. Ze hebben wel naar afbeeldingen van anderen gekeken, maar nemen het met de streekdrachten niet erg nauw. Met name Cooke doet dat klaarblijkelijk vooral om het | |
[pagina 113]
| |
decoratieve aspect te benadrukken. Het effect is telkens een speelse, maar uitgewogen compositie in heldere kleuren. Edna Cooke, afbeelding in: Mary Mapes Dodge, Hans Brinker, or The Silver Skates. Philadelphia, Jacobs [ca. 1923].
George Wharton Edwards, afbeelding in: Mary Mapes Dodge, Hans Brinker, or The silver skates, New York, Scribner, 1935.
Aan het werk van Wharton Edwards kun je zien dat hij in Nederland is geweest en daar figuren in klederdracht heeft getekend. Hij publiceerde veel van zijn bevindingen ook in Harper's New Monthly Magazine. Edwards betoogde daarin een beeld van Nederland ‘today’ te geven, maar in de praktijk selecteerde hij natuurlijk sterk, alleen al door de nadruk te leggen op het volkskundige aspect. Violet Moore Higgins, omslagillustratie van: Mary Mapes Dodge, Hans Brinker, or The silver skates, Chicago, Whitman, 1929.
Violet Moore Higgins geeft in een expressieve stijl juist wel supereigentijdse kinderen weer. Ze voegt in haar wervelende, frisse illustraties, die een voorafspiegeling lijken van die van | |
[pagina 114]
| |
Disney, als het ware een toefje Holland toe. Ze doet dat eigenlijk alleen door hier en daar een vaag aangeduide (Volendamse) witte muts met punten op te nemen. Direct herkenbaar voor wie op de hoogte was van de iconografie van ‘Holland’. Maar meer ook niet. Uit de tekeningen van Louis Rhead, die in 1924 bij een speciale editie verschenen, blijkt wel degelijk een nauwkeurige observatie van de kleding en de topografie van Nederland, al situeert hij een scène wel eens in een andere streek dan de schrijfster. Maar op zichzelf klopt de situatie op de tekening dan wel met de werkelijkheid. Rheads illustraties blijken in elk geval in Nederland het langst aan te spreken, want ze werden nog in 2005 gebruikt. | |
Tweede WereldoorlogNa de Tweede Wereldoorlog was er blijkbaar opnieuw behoefte aan meer up-to-date beelden van Nederland in de nieuwe Amerikaanse uitgaven van Hans Brinker. De van oorsprong Nederlandse en naar Amerika geëmigreerde kunstenares en schrijfster Hilda van Stockum illustreerde in 1946 een editie in de serie van de Rainbow Classics, die sindsdien nog vaak herdrukt werden. De hoofdredactrice van deze serie, May Lamberton Becker, prees deze uitgave onder meer aan omdat de beelden zo ‘levensecht’ waren. Hilda Marlin-van Stockum had haar eigen (zes) kinderen als model gebruikt en ze kende de Nederlandse situatie natuurlijk goed. Een tweede Nederlander die de Brinkerverhalen in beeld bracht, was Peter Spier, zoon van de in 1950 naar Amerika uitgeweken Nederlandse illustrator Jo Spier. Peter was zelf in Broek opgegroeid. Hij schreef in zijn toelichting bij de Amerikaanse editie die hij in 1958 uitbracht, dat er daar, wanneer er ijs lag en schaatswedstrijden gehouden werden, weinig veranderd was sinds de tijd van Hans Brinker. Door zijn cartoonachtige stijl en de manier waarop hij met weinig lijnen een situatie haarscherp wegzet, is Spiers interpretatie van de verhalen misschien wel het minst gedateerd van alle versies die er bestaan. Zijn versie kwam uit bij Scribner's in New York, de hoofduitgever van de Brinkerboeken. Hij plaatste alles consequent in de biedermeiertijd, dus rond 1840, wat correct is. Je ziet alleen in de scènes met beter gesitueerden dat de jurken en haardracht exact | |
[pagina 115]
| |
kloppen. In het merendeel van de illustraties, waar het om de armere bevolking gaat of om grote massa's mensen, blijven de beelden echter bijna tijdloos, zelfs al zie je hoge hoeden en koetsen. Het gaat bij Spier vooral om de expressie. Peter Spier, illustratie in: Mary Mapes Dodge, Hans Brinker, or The silver skates. New York, Charles Scribner's Sons, 1958.
| |
ClichésIn de negentiende eeuw werd, zoals gezegd, de toon gezet voor de clichés over Nederland. Dat die vandaag nog steeds bestaan, blijkt onder meer uit het genoemde boek over Donald en Daisy in Nederland. Maar in de negentiende eeuw werd tevens ook een brede belangstelling gewekt voor een serieuzer aspect, namelijk voor de geschiedenis van Nederland en de Nederlanders. Ook bij kinderen. In Hans Brinker or The Silver Skates komen, net als in de genoemde reisbeschrijvingen, het roemruchte verleden en ook de Nederlandse cultuur uitvoerig aan de orde. Zo rond 1900 werden de betrekkelijk genuanceerde beelden van Nederland en de Nederlanders zoals die eerder bestonden door middel van geïllustreerde kinder- en jeugdboeken en prentenboeken enorm gepopulariseerd. Zo ontstonden ook allerlei fantasiebeelden van bewoners in samengestelde kostuums, levend in een mooie, idyllische wereld die allang niet meer bestond. De rijke Edelmancollectie in de KB bezit daar de mooiste voorbeelden van. Dat veel van die beelden van Nederland zo populair waren | |
[pagina 116]
| |
dat ze al vroeg werden verkitscht en vercommercialiseerd, bewijst natuurlijk alleen maar hoe sterk het allemaal leefde en hoe groot de liefde voor Nederland was, en ook de behoefte aan identificatie. Maar daar houdt het niet mee op. Dat bijvoorbeeld het verhaal van het jongetje met zijn vinger in de dijk (uit Hans Brinker) en ook andere thema's, zoals de tulpomania of het dagelijkse leven in de meest toeristische aller vissersdorpen, Volendam en Marken, na de oorlog voor kunstenaars steeds opnieuw een inspiratie vormen en vaak hoogst origineel en artistiek in beeld zijn gebracht, is een bewijs van een zelfde gestaag doorlopende belangstelling. |
|