| |
| |
| |
Column
Doch alle Lust will Ewigkeit Of pragmatischer: dat been ik wel bij
Rolf Erdorf
Rolf Erdorf is vertaler Nederlands - Duits en was voor de vertaaldagen (met als thema ‘De leeftijd van de vertaler’) uitgenodigd om te spreken over het vertalen van jeugdliteratuur. In het voorjaarsnummer van Literatuur zonder leeftijd waren al twee vertaalsters aan het woord. De ervaringen van Rolf Erdorf sluiten hier mooi op aan.
‘Eerst even dit:
Het verhaal begint aan het eind van de zomer van 1994. Misschien denk je: nou en? Of: wat kan mij dat schelen? maar het is tamelijk belangrijk om te weten, want anders snap je er als je het leest misschien wel niks van.
In die zomer was de aarde al even rond als nu en cola smaakte ook toen ijskoud het lekkerst, maar het gaat om de dingen die in die tijd anders waren. En dat zijn er nogal wat.
Aan het eind van de zomer van 1994 was geen mens de hele dag bereikbaar, want mobiele telefoons bestonden nog niet, of misschien ook wel maar dan waren ze er alleen maar voor Heel Erg Belangrijke Personen zoals de koningin. En zij is eigenlijk nooit bereikbaar.
De halfvolle melk was aan het eind van die zomer een paar dagen minder lang houdbaar dan jij en ik nu gewend zijn en als je er een fles of pak van wilde kopen, moest je betalen met dubbeltjes, kwartjes, guldens of rijksdaalders. De euro moest namelijk nog worden bedacht en gemaakt.
En weet je welke dingen ook anders waren? Computers! Die werkten aan het eind van de zomer van 1994 vreselijk sloom. Niet dat dat veel uitmaakte, want internetten en e-mailen bestond nog niet, of misschien ook wel maar dan was het er maar voor Heel Erg Belangrijke Personen zoals de koningin. En zij verstuurde toen per week maar twee of drie mailtjes, want
| |
| |
zoveel Heel Erg Belangrijke Personen waren er aan het eind van die zomer niet.
Misschien denk je: wat voerden die mensen de hele dag uit zonder internet? Eerlijk gezegd weet ik dat ook niet. Het is goed mogelijk dat ze af en toe een boek lazen, tv-keken of bij elkaar op visite gingen. En het kan ook zomaar zijn dat ze het erg druk kregen met melk drinken, omdat die anders toch maar zou bederven. Waarschijnlijk hielden de meeste mensen zich heus wel met iets bezig, dus het lijkt me niet nodig om ons daar nu nog druk over te maken.’
Tot zover een van ‘mijn’ auteurs, namelijk Gideon Samson in de aanhef van zijn jongensboek Met je hoofd boven water. Gideon is in 1985 geboren en maakt zich nu dus al zorgen om de begrijpelijkheid van een door hem geschetste jeugd. Van een negenjarige jongen die nota bene Gied heet. En die dus moeite heeft zijn hoofd boven water te houden. Gied is telkens weer bang voor schoolzwemmen. En dat het dát is waar het eigenlijk om gaat, maakt de schrijver meteen duidelijk: Waarschijnlijk hielden de meeste mensen zich heus wel met iets bezig, dus het lijkt me niet nodig om ons daar nu nog druk over te maken. En het doet er ook niet toe, want we moeten het hier echt hebben over iets heel anders. Over het allergrootste anders van toen. Over zwemles dus.
Laat ik dat als eerste punt meteen vasthouden: De essentie, hetgeen waar het werkelijk om gaat, is belangrijker dan het jasje, het tijdgebonden detail. Details, das schafft man sich drauf, zeggen wij in Duitsland, dat wil zeggen, als het nodig is, zorg je ervoor het nodige op tijd in je mars te hebben. Nederlanders zijn trouwens erg tuk op details, zoals het voorbeeld van de langer houdbare - melk? Neen: halfvolle melk maakt Gideon Samson meteen duidelijk.
Het gemene van ons onderwerp is echter niet de houdbaarheid van een vertaling. Zorgen daarover zijn enigszins overbodig geworden aangezien de meeste boeken al na een jaar of twee uit de handel verdwijnen en in de ramsj belanden. Niks is ouder dan de krant van gisteren, luidt een ander Duitse gezegde, maar met een houding van ‘'t is toch maar voor even’ kun je natuurlijk niet met lust je vertaalvak beoefenen. Het zou té makkelijk zijn. Want - nog een Duits citaat - alle Lust will Ewigkeit, will tiefe, tiefe Ewigkeit (Friedrich Nietzsche). Lust nog wel, maar geen eeuwigheid meer,
| |
| |
minder dan ooit voor vertalingen. Maar ook de vertaler heeft een houdbaarheidsdatum, dat is het onderwerp, en de trucjes die ze met de halfvolle melk uitgehaald hebben - zo houdbaar als wat en tot op de laatste dag, de laatste druppel vers - werken bij ons helaas niet.
Het gevoel veel ouder te zijn dan mijn doelgroep overviel me voor het eerst in 2004 met de vertaling van Leif, mijn lief van Corien Botman. Hoofdpersoon is een meisje dat voor het eerst verkering met een jongen heeft en seks ineens het geweldigste vindt wat er bestaat. Vergeten zijn haar beste vriendin, haar zwemsport, haar schoolprestaties. Het enige wat nog telt is haar vriendje of beter gezegd: de vrijpartijen met hem. Natuurlijk moet ze op een gegeven, niet geheel vrijwillig gekozen moment weer bijdraaien. Maar dat vond ik niet het belangrijkste. Ik herinnerde me mijn eigen eerste vriendje en hoe sensationeel ik dat vond. I can hardly recall, but it's all coming back to me now, zat ik alsmaar stiekem te hummen. Dat adembenemende. Dat meegesleurd worden. Ik vond het heel knap van Corien Botman, dat ze dat zo prachtig had neergezet, en ik wilde vooral aan jongeren doen overkomen hoe volkomen begrijpelijk het is. Vrijen. Je ontdekt iets zó plezierigs in je leven en je snapt niet dat er überhaupt nog mensen zijn die hun tijd met iets anders doorbrengen. Alle Lust will Ewigkeit. Diepe, diepe eeuwigheid nog wel. Niet lang daarvoor had ik de film Titanic gezien, en de scène die me het beste beviel, was hoe de arme Leonardo DiCaprio en de rijke Kate Winslet in zo'n prachtige historische auto kruipen om hét met elkaar te doen. Je ziet de scène van buitenaf, ze zijn als bezetenen op zoek geweest naar een geschikte plek, en nu zie je van buiten, hoe van binnen de ruiten beslaan. Dat beeld had ik voor ogen toen ik Leif, mijn lief vertaalde. Nadat ik de vertaling opgestuurd had, mailde de Duitse redacteur me terug: Ihr Text atmet förmlich. Een tekst die als het ware ademt - of haar brillenglazen tijdens het lezen besloegen weet ik niet, maar de wasem zat er blijkbaar wel in.
Toen dacht ik gerustgesteld: Je kan nog wel een jaar of wat mee, Rolf. I can hardly recall, but...!
But - maar. Daarna kwam Corien Botman met een VOETBALBOEK op de proppen. Schaduwspits. Voordat ze eraan begon, liep ze zelf een seizoen lang mee met de jeugdopleiding van onder andere Ajax. En toen haar manuscript klaar was heeft ze het door niemand minder dan Louis van Gaal laten lezen. Nou, van voetbal herinner ik me niks, want ik heb me er
| |
| |
nooit toe verlaagd. Nooit gespeeld en bijna nooit naar gekeken. En gezien zijn fantastische Duits had het weinig zin een eventuele vertaling ook nog eens aan Louis van Gaal voor te leggen. Schaduwspits verscheen voor het eerst in 2005, een prima timing met het oog op het wereldkampioenschap één jaar later. Wel net te laat voor een Duitse vertaling, dus de zaak had even geen haast meer. Ik deed eerst Prinsenleven van Corien Botman, en stelde toen voor Schaduwspits door iemand anders te laten vertalen. Maar Corien wilde dat niet. Er zaten ook nog andere dingen in het boek en die wilde ze toch echt door mij vertaald zien. Bovendien had de Duitse uitgever een redacteur die erg veel over voetbal afwist, en zij zou me wel helpen, als het nodig was. Ik heb dus het vertaalcontract getekend, maar toen ik aan mijn vertaling begon zat de voetbaldeskundige redacteur alweer bij een andere uitgever. Dapper dacht ik: dat been ik wel bij, en las een aantal voetbalboeken, over training en trucs en teamsamenstelling en dergelijke. Tot mijn brillenglazen besloegen. Van de inspanning, niet van de opwinding. Mijn vertrouwde redacteur reageerde weer met een erg vriendelijke e-mail, maar van een tekst die ademt las ik niets. Máár: het Duitse boek krijgt een fantastische mooie omslag èn een fantastisch mooie titel: Das ist dein Augenblick. Niet door mij bedacht, maar wel een citaat uit de vertaling, een uitspraak van Marco van Basten uit het boek. En meer dan dat, namelijk een metafoor voor hetgeen waar het verhaal eigenlijk over gaat: over je eigen inzet, je durf, je ambitie als jongere. Over hoe belangrijk het is om af en toe in je leven, van een moment jóuw moment te maken. Daarvoor moet je dan wel soms je nek uitsteken. De jonge voetballer Milan, die zonder vraagtekens alles op één kaart zet, hij kan dat wel, maar zijn buurmeisje
Freke (een meisje met een hoop vraagtekens) moet het nog leren, wil ze ooit uit de schaduw van haar oudere zus treden. ‘Dat is jouw moment’ is tevens een metafoor dat je maar één leven hebt, en misschien weet een oudere wel beter dan een jongere dat deze ene kans niet eeuwig duurt, maar tijdelijk is. ‘Alle lust wil eeuwigheid’, en toch is het juist de vergankelijkheid, de kwetsbaarheid, die de dingen hun waarde geeft. Deze boodschap werd ook de mijne, want als je zelf geen boodschap hebt aan een vertaalopdracht, begin er dan niet aan. Ik heb een boodschap zowel aan Schaduwspits als aan Corien Botman, hoewel de moeilijkheid hier toch wel meer was dan alleen maar een enkel detail. Of ik dus de meest geschikte vertaler voor Schaduwspits was, weet ik niet, maar de vraag was nooit of ik er omwille van mijn leeftijd misschien niet meer geschikt voor zou zijn. Das ist dein Augenblick verscheen in maart 2012, een
| |
| |
prima timing gezien het Europees Kampioenschap in de zomer van dat jaar.
Telkens weer een uitdaging kan ook Edward van de Vendel zijn. Hij heeft de Nederlandse jeugdliteratuur al eens verweten te weinig bij de realiteit van hedendaagse jongeren te staan. Hijzelf probeerde dat te verhelpen, onder andere door de bij Querido uitgegeven Slash-serie te initiëren, waar bekende auteurs samen met jeugdige co-auteurs hún levensverhaal opschrijven. Al daarvóór mocht hij het kinderboekenweekgeschenk 2005 schrijven: Wat rijmt er op puree? Heel Nederland zat na de moord aan Theo van Gogh in november 2004 als het ware in de puree, en Edward wilde het over ruzie hebben, om precies te zijn over hoe je een ruzie bijlegt, die niet met een eenvoudige verontschuldiging bij te leggen is. De uitdaging voor mij was de stijl van het boek: de hoofdpersonages Cal en Gus zijn rappers, en er staan niet alleen meerdere raps in het boek, maar het hele boek is doorgaans op beat, op ritme geschreven. Mijn eerste reactie was inderdaad: zal ik als oude man dat nu ook weer moeten kunnen bijbenen? Maar weer was het de essentie van het boek die me motiveerde. Deze keer werd mijn vertaling vooraf wel door een echte rapper gelezen, en hij kwam hier en daar met wat wijzigingen, maar soms schreef hij ook: großartig! naast een regel.
Om gevoelens uit de drukken benut Edward naast rap en ritme ook de leefwereld van jongeren als een bron voor nieuwe woorden en uitdrukkingen. Dat levert soms een veel stroever materiaal op dan een gangbare, al gebruikelijke beeldtaal zou doen. Je moet je stenen dan inderdaad uit computerspelletjes halen om het over de liefde te hebben (bijvoorbeeld in zijn gedicht A gamer's guide to love), of je moet, zoals in Wat rijmt er op puree? de hydraulische mechaniek van een hoogwerker gebruiken om na te tekenen hoe je conflicten kunt oplossen. Maar ik heb me altijd graag door hem laten uitdagen, want lust en uitdaging, dat zit voor mij op één lijn.
Een geheel andere steengroeve is gebruikt in De gelukvinder van Edward van de Vendel, het eerste Slash-boek bij Querido, dat hij samen met de jonge Afghaanse vluchteling Anoush Elman schreef. De titel alleen al is poëzie: De gelukszóeker zou al een gewaagde benaming geweest zijn voor een jongen met een achtergrond als Hamayun/Anoush, maar dan De
| |
| |
gelukvinder! Het woord is niet van Edward afkomstig, maar van zijn coauteur, zoals veel poëtische dingen in het boek. Als jongetje in Afghanistan keek Hamayun/Anoush met zijn beste vriend Faisal altijd stiekem naar een Bollywoodfilm genaamd ‘De man die het geluk vond’. Taqdeerwala. Een ander voorbeeld: als het gezin gedwongen uit Afghanistan vertrekt, moeten ze de grootmoeder en het pasgeboren jongste broertje achterlaten: een wrede beslissing, afgedwongen door de noodzaak zichzelf in veiligheid te brengen. Maar samen met de baby zou de vlucht onhaalbaar zijn. Op het moment van afscheid voltrekt grootmoeder een klein ritueel: ze besprenkelt de reizigers met water en bestrooit ze met rozenbladeren, en tegenover de vertrekkende kleinkinderen vult ze haar zegenend gebaar aan met de woorden: ‘Ga maar. Allah heeft prachtige plannen met jullie levens, dat weet ik.’ Deze poëzie in De gelukvinder legt het gemis schrijnender bloot dan alle aanklachten en verwijten het zouden kunnen doen.
De vraag ‘Hoe dicht staan auteurs en vertalers van jeugdliteratuur bij de werkelijkheid van tegenwoordig?’ is serieus en beperkt zich niet tot de vraag ‘Ben je als oudere auteur of vertaler nog trendy genoeg voor young adult literature?’ Een boek als De gelukvinder heeft niets met trendyness te maken, maar wel met het feit dat je in een huis, in een straat kan wonen en direct naast je mensen leven in een soort parallelle wereld die je volstrekt ontgaat. Kinderen in de klas bijvoorbeeld met een oorlogsachtergrond, gevlucht uit een wereld die voor ons meestal veilig achter het glas van de buis opgeborgen blijft. Nog vóór ik vijftig werd heb ik mezelf een soort bijlesprogramma voorgeschreven: Twee jaar lang gaf ik schrijf- en computercursussen op verschillende scholen in Hamburg. Om te beginnen liet ik de kinderen iets met hun eigen voornamen doen, en daarna een naam voor onze cursus bedenken. Één keer werd dat Germanys Next Topauteurs by Rolf. Het duurde even voordat ik de link gelegd had met Germanys Next Topmodels by Heidi Klum. Wat ging er in de hoofdjes van deze kinderen om, kinderen van zo veel nationaliteiten? Waar waren ze mee bezig? Om er meer van te ervaren liet ik ze bij wijze van uitzondering een half uur lang computerspelletjes doen. Negenjarige Fatima van Marokkaanse komaf, een pienter meisje, wel keurig met hoofddoekje, toonde me haar lievelingsspel: jonge, barbie-achtige meisjes betreden een virtuele ruimte waar ze zich - in een race tegen de klok - door een kapper, een visagist en een modedesigner tot topmodel kunnen laten omstyleren. Tussen hoofddoekje en Heidi Klum - in wat voor werel- | |
| |
den leven kinderen en jongeren tegenwoordig? Een Afghaans jongetje in een andere cursus zat dermate potdicht dat ik hem er uiteindelijk op wees. ‘Je laat niets los, er komt niets uit bij jou’, zei
ik in een gesprek onder vier ogen tegen hem, en hij knikte. ‘Dat kan twee oorzaken hebben: óf er zit niets in je en je bent hol vanbinnen, óf je bent binnen van, laten we zeggen: beton? Wat denk je zelf?’ Zonder lang te aarzelen zei de jongen: ‘Ik denk eerder van beton.’
Zien wat er om je heen speelt. De beschermheilige van de vertalers is Sint Hiëronymus, een heremiet, een teruggetrokken oude man. Teruggetrokkenheid is een voorwaarde om ons werk te kunnen doen, maar dat is niet voldoende. Ook Maarten Luther heeft zich voor zijn bijbelvertaling op de Wartburcht teruggetrokken, maar hij is tevens degene die schreef: Man muss dem Volk aufs Maul schauen, en daarvoor moet je nu eenmaal geïnteresseerd zijn in de wereld om je heen, dus ook de wereld van nu.
Het volk op z'n bek kijken, dat doet als geen ander Derk Visser, een jong talent van vijftig jaar oud. In Patatje Oorlog, Landjepik en Prikkeldraad zet hij op zeer rake, zeer realistische, zeer hedendaagse wijze jonge personages aan de zelfkant van de samenleving neer. Ook hier ervoer ik mijn leeftijd niet als belemmerend, integendeel. Het zijn radicale boeken, de auteur neemt het op voor zijn protagonisten door ze zonder commentaar of uitleg neer te zetten, ook zonder ze sympathieker af te schilderen dan ze zijn. Bovendien zijn het poëtische boeken. Want: Schläft ein Lied in allen Dingen, ook in het kennelijk troosteloze bestaan van de protagonisten van Derk Visser, en hij weet dat lied op te roepen. Poëzie is geen opsmuk, maar essentieel, poëzie is soms het enige wat je overhoudt als je al het andere al verloren of nooit bezeten hebt. Maar arm of rijk, gelukkig of tragisch, ieder mens heeft poëzie nodig, misschien wel uit andere, betere en mooiere werelden, maar zeker ook een poëzie die voortkomt uit je eigen, niet altijd even mooie leven. Want zonder poëzie zijn de dingen maar wat ze zijn, en wie kan daar nou mee rondkomen?
Ik niet, en ook Jan de Leeuw niet. Dat bewijst zijn prachtige roman Bevroren kamers, die in eigen taalgebied niet voldoende aandacht gekregen heeft, maar in Duitsland gelukkig wel. ‘Een jeugd ineens op het scherpst van de snede, absolute vrijheid en onafhankelijkheid, de impulsiviteit en levenslust van beide tieners zijn kolossaal, maar hun problemen
| |
| |
pakken ze heel cool en pragmatisch aan - John Irving voor kids als het ware, ‘the world according to Jonas’, schreef de Süddeutsche Zeitung. En Die Welt schreef: ‘Was also tun mit einem Roman, der sich nicht in eine Schublade zwängen und sich nicht einsperren lässt, und der mit allen Ecken und Kanten, Tragik und Komik, Drunter und Drüber von Rolf Erdorf adäquat schräg, poetisch, mit unbändiger Lust am Unsinn einfallsreich, kurz: glänzend übersetzt ist?’ - Het hele gedicht van Josef von Eichendorff, waarvan ik eerder al de eerste regel citeerde, luidt: ‘Schläft ein Lied in allen Dingen, / Die da träumen fort und fort. / Und die Welt hebt an zu singen, / Triffst du nur das Zauberwort.’ En tréf je het toverwoord, dan beginnen soms zelfs de recensenten te zingen. Heel lovend, ook over mij, dus ik ga hier maar één zinsnede vertalen: vertaald met een ontembare lust.
Misschien is dat wel het belangrijkste: dat je je lust niet kwijtraakt. Alle lust wil eeuwigheid, maar het ís kwetsbaarheid en vergankelijkheid. Ik ben ervan overtuigd dat lust de houdbaarheid van een vertaler verlengt, maar dat er een houdbaarheidsdatum aan me kleeft, weet ik als geen ander. Eind 1994, Gideon Samson was toen negen jaar en ik achtendertig, zat ik minder met de beperkte houdbaarheid van halfvolle melk dan met de beperkte houdbaarheid van mijn eigen halfvolle leven. Na tien jaar worstelen met HIV werd ik zo ziek dat ik mijn werk moest staken, uitgevers moest bellen en zeggen, dat ik dit en dat boek, waarvoor de contracten al getekend waren, niet meer zou kunnen vertalen. Weinig later lag ik op de aids-afdeling van het academisch ziekenhuis in Hamburg, en je mag het gerust een wonder noemen dat ik het nog haalde tot de nieuwe medicijnen er waren. Hoe Gideon Samson met amper meer dan twintig jaar een boek als Ziek heeft kunnen schrijven - over een jong meisje dat voor een verdere chemokuur en haar tweede kankeroperatie in het ziekenhuis ligt - zonder iets dergelijks van dichtbij meegemaakt te hebben, weet ik niet, maar mijn eigen ervaring heeft me doen zien hoe zeer het boek klopte, en heeft me denk ik ook tot de aangewezen vertaler ervan gemaakt.
Natuurlijk kun je op een gegeven moment te oud worden om te vertalen. Als je er lichamelijk of geestelijk niet meer toe in staat bent. Of al eerder, als je de lust kwijtraakt en alleen de last van het vertaalwerk overblijft. Soms is het ook een sociale kwestie. Ik ken vertalers van ver boven de pensioensleeftijd die nog moeten werken. Voor de kost, omdat hun pensioen- | |
| |
tje miniem is. Een ander, tragisch voorbeeld van te lang doorgaan was wijlen Johannes Piron, een oude rot in het vak die al in 1963 de Nijhoffprijs kreeg, maar die zich op het laatst, in 1986, aan Het verdriet van België van Hugo Claus dermate vertilde dat je niet meer van een ‘minder geslaagde’ vertaling kon spreken, maar opeens een vertaler voor je zag die het niet meer voor elkaar kreeg. En die niet beschermd werd door een uitgever die zei: dit kunnen we zo niet publiceren.
Maar er pleit nog wel wat voor de oudere vertaler: Een bepaalde afstand is soms goed of zelfs nodig om ergens over te kunnen schrijven. Het unieke van je eerste liefde, wanneer besef je dat? Wanneer het tijdelijke en - mooi Duits woord - Unwiederbringliche van je jeugd?
Literatuur voor de jeugd of voor young adults betekent op zich al dat ouderen iets aan jongeren doorgeven: de auteur (en ook de vertaler) zit natuurlijkerwijs in de rol van de oudere. Van Marita de Sterck, die ook antropologe is, heb ik geleerd dat in culturen op alle continenten, ouderen de verplichting op zich nemen de jongeren met de verschrikkingen van het bestaan vertrouwd te maken, en wel op een artistiek zo hoog mogelijk niveau. Je neemt als het ware de rol van de oudere op je. Zelf heeft ze dat op prachtige wijze gedaan in De hondeneters, een roman over de Eerste Wereldoorlog, dat nu ook in het Duits verschenen is, en in Kwaad bloed, over een nonnenschool in de jaren zestig, waarvan ik hoop het te mogen vertalen. En een nieuw boek, Niet zonder liefde, is enkele maanden geleden verschenen. Een in Antwerpen spelende, eigentijdse ‘grotestadsroman’. ‘Het gaat over urban climbing’, verraadde ze me enkele maanden geleden aan de telefoon, ‘dat ken je ongetwijfeld wel.’ ‘Mwoa’, mompelde ik en ik dacht: ‘Dat been ik wel bij!’
|
|