Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 26
(2012)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 67]
| |||||
Het kind aan zet
| |||||
[pagina 68]
| |||||
len, zoals echtscheiding, sociale ongelijkheid, het doorbreken van de stereotype rolverdeling tussen mannen en vrouwen, vrouwenemancipatie en het opheffen van de autoritaire verhouding tussen volwassenen en kinderen. Ook het doorbreken van maatschappelijke taboes op lichamelijkheid en seksualiteit bij kinderen speelt een rol. In Sanderijntje zijn eveneens veel aspecten van het kinderboek als pedagogisch middel bij het maatschappelijk bewustmakingsproces terug te vinden, maar, zoals we nog zullen zien, wordt in dit boek het gevecht tegen de realiteit een handje geholpen door de fantasie. Het centrale thema in alle drie de boeken is de invloed van volwassenen op het leven van kinderen: het zijn steeds volwassenen die de wereld van kinderen beperken en bedreigen, het kind ‘achter de keukendeur’ plaatsen. | |||||
Sociale tegenstellingenIn De andere kinderen (1977) volgen we twee groepen kinderen.Ga naar voetnoot1 De tegenstelling tussen de groepen wordt ruimtelijk verbeeld door een spoorlijn, die de wijken waarin de kinderen wonen van elkaar scheidt. De spoorlijn staat voor de sociale scheiding tussen de groepen, een scheiding die bepaald wordt door het beroep van de vaders. De vaders van de kinderen aan de ene kant van de spoorlijn, de Spoorlaan, zijn handarbeiders; bouwvakkers en fabriekslui. De vaders van de kinderen aan de andere kant, de Dijkstraat, werken op kantoor. | |||||
[pagina 69]
| |||||
De betere banen van de vaders uit de Dijkstraat leveren echter niet veel voordeel op voor hun kinderen; de Dijkstraat staat vol met flats en auto's, er is nauwelijks ruimte om te spelen. De kinderen worden letterlijk weggedrukt door de wereld van volwassenen: René moet koppend tussen de geparkeerde auto's door met zijn voetbal en wordt bijna aangereden. ‘Het is hier geen speelplaats,’ roept de man achter het stuur. ‘Ga ergens anders spelen!’ Vertel dan maar eens waar, denkt Anke. En Frans, terwijl hij zijn tennisbal opraapt, roept: ‘Wij wonen hier toevallig ook!’ (Van den Hoven, 1977, p. 7-8). De kinderen uit de Spoorlaan hebben het beter getroffen. Zij hebben een buurthuis en een vervallen pakhuis met een groot veld vol oude troep waar je prachtig hutten kunt bouwen. Tussen de kinderen uit de Dijkstraat en de kinderen uit de Spoorlaan is het oorlog. Van den Hoven laat er geen twijfel over bestaan dat die oorlog niet door de kinderen zelf, maar door de volwassenen wordt veroorzaakt. Zij verbieden de kinderen het spoor over te gaan. Niet alleen omdat de spoorbaan gevaarlijk is, maar vooral omdat ze niet met de mensen aan de andere kant in aanraking mogen komen. ‘Die mensen uit de Spoorlaan zijn heel anders dan wij,’ zeggen de ouders uit de Dijkstraat. ‘In die kakbuurt heb je niks te maken. Ga maar met je eigen mensen om,’ zeggen de ouders uit de Spoorlaan. | |||||
Schone schijnOok in Storing (1979) zijn het de volwassenen die de wereld van kinderen bedreigen.Ga naar voetnoot2 Rinus en Paulien hebben een bandje opgericht en na hun eerste optreden in een schuur in de buurt worden ze benaderd door een man met de omineuze naam Jac de Jager. ‘Dzjèk de Jaeger. Zo klonk het,’ schrijft Van den Hoven. En Paulien vindt hem ‘een beetje opdringerig’, ‘overdreven vriendelijk’, hij lachte ‘net iets te hard’ (p. 81, 90-91). Jac de Jager is producer (‘prodjoeser’) bij de televisie. Hij haalt Rinus en Paulien naar Hilversum voor een televisieoptreden en al gauw blijkt dat hij de kinderen vooral wil uitbuiten. Ze moeten rare schattige kleren aan, suffe strikjes in hun haren, krijgen een dikke laag schmink op hun gezicht en voelen zich helemaal zichzelf niet meer: ‘Ik vind het niks mooi, Rinus’ zei Paulien na een tijdje. ‘Ik voel me helemaal niet lekker in die jurk.’ Ze | |||||
[pagina 70]
| |||||
plukte aan de strikjes. ‘Ik lijk wel
Pippi Langkous met die gekke dingen. Die droeg ik vroeger, toen ik heel klein was, maar nou toch niet meer’ (p. 112). Jac de Jager blijkt helemaal niet geïnteresseerd te zijn in hun eigen nummers en Rinus heeft zijn accordeon voor niets meegenomen. De kinderen moeten afschuwelijke liedjes zingen, Jac heeft nauwelijks aandacht voor hen en als ze hier iets van zeggen wordt hij boos. Tot overmaat van ramp heeft hij zonder overleg hun namen veranderd. Op een groot bord verschijnt met sierlijke letters ‘De Rien en Pien Show’. ‘Dat klinkt lekker, vinden jullie niet?’ zegt Jac en ‘lachte veel te luid’ (p. 117-118). Jac de Jager representeert de wereld van de televisie als een wereld van schone schijn, waarin kinderen niet serieus worden genomen, maar uitgebuit worden voor de kijkcijfers. Een wereld waarin geen oog is voor wie de kinderen werkelijk zijn. | |||||
Autoritaire volwassenenDe volwassenen in Sanderijntje (1979) gedragen zich autoritair en volgens de kinderen vaak erg oneerlijk.Ga naar voetnoot3 Zo laat de strenge juffrouw Zozo van de vijfde klas kinderen voortdurend nablijven: ‘Ik heb jou al meer dan eens op het hek gezien,’ zegt Zozo tegen Lucas. ‘Ik denk dat je deze keer maar eens na moet blijven. Dan leer je het wel af’ (p. 35). De baas van de speelgoedwinkel verhoogt zomaar ineens de prijs van de nieuwe bal die Lucas en Klaartje willen kopen: ‘Er staat een ander kaartje bij de bal. Ze kijken elkaar aan. Zeven gulden vijftig! Dat is drie rijksdaalders. En een paar dagen geleden kostte die bal nog vijf gulden. Dat kan niet. Da's gemeen. | |||||
[pagina 71]
| |||||
(...) Zeven gulden vijftig is veel te duur voor ons, dat kunnen we niet betalen.’ ‘Da's dan jammer,’ zegt de man (p. 52-53). Ook de man die kaartjes knipt bij de speeltuin behandelt kinderen als uitschot. Hij denkt dat kinderen die zonder ouders komen spelen alles kapot maken. Daarom laat hij hordes kinderen voor het hek staan, ze mogen niet naar binnen: ‘verboden is verboden,’ zegt hij (p. 66). Zelfs de ouders van Klaartje en Lucas zien de kinderen nauwelijks staan: ‘Uit de weg, Klaartje,’ roept haar vader als ze net lekker op de grond ligt te tekenen, ‘als moeder met de boodschappen thuis komt, moet de hele kamer schoon zijn’ (p. 5). En als Lucas zijn moeder wil helpen, maar per ongeluk een bord uit zijn handen laat vallen roept ze: ‘Ga maar buiten spelen. Aan jou heb ik ook niks’ (p. 10). Stuk voor stuk hebben de volwassenen in Sanderijntje geen oog en geen oor voor de kinderen. | |||||
De kinderen aan zetHet lijkt nu alsof De andere kinderen, Storing en Sanderijntje klaagzangen over de onderdrukking van kinderen zijn, maar dat is zeker niet het geval. In alle drie de boeken laat Van den Hoven de kinderen uiteindelijk het heft in eigen hand nemen, en wel met behulp van volwassenen die, net als de kinderen, ‘in de marge, aan de rand van de samenleving’ staan en de kinderen wel serieus nemen. In De andere kinderen is dat Goofy, een soort kunstenaar-buurtwerker die de kinderen handenarbeidles geeft. Na een heftige oorlog in en rondom het pakhuis, waarbij Van den Hoven geweld niet schuwt, staan de kinderen uit de Spoorlaan en de kinderen uit de Dijkstraat tegenover elkaar. Het pakhuis staat in de fik en bijna stond kleine Basje, die een brandend stuk hout tegen zich aan kreeg gegooid, ook in brand. Samen blussen de kinderen het vuur. De volgende dag komt Goofy vertellen dat het pakhuis | |||||
[pagina 72]
| |||||
een tweede buurthuis wordt,
waar ook de kinderen van de andere kant van de spoorlijn mogen komen. De kinderen uit de Spoorlaan besluiten de kinderen uit de Dijkstraat een brief te schrijven: We hebben nieuws. Over het pakhuis. Dat wordt niet afgebroken, het blijft staan. De gemeente gaat er een klubhuis van maken. (...) Dan kunnen jullie er ook bij. (...) De kinderen kunnen de sociale verschillen weliswaar niet tenietdoen, maar wel de sociale scheiding helpen opheffen. In Storing worden Rinus en Paulien geholpen door Ruud, een jonge freelance regisseur met een geruit jasje, die documentaires maakt over sociaalmaatschappelijke onderwerpen, maar wegbezuinigd dreigt te worden omdat ze bij de televisie liever dure nepshows willen maken. Samen met Ruud bedenken Rinus en Paulien een plan om de uitzending van de ‘Rien en Pien Show’ te verstoren. Wanneer dat is gelukt laten ze op de ouderavond in plaats van de show de opname zien die de juf van het optreden van de band in de schuur heeft gemaakt. En als ze daarna vertellen ‘hoe ze door Jac de Jager waren behandeld, [wordt] het stil. Dat [is] te gek, [vinden] de ouders’ (p. 160). Het authen- | |||||
[pagina 73]
| |||||
tieke optreden in de schuur, gemaakt door de kinderen zelf, met eigen nummers en uitgevoerd zonder dikke lagen showbizzmake-up, wint het van de onechte wereld van de televisie. De Hilversumse wereld is ontmaskerd als een industrie van schone schijn. De rol van volwassen helper wordt in Sanderijntje ingevuld door een fantasiefiguur. Sanderijntje is een sprekende spin die als subversief verhaalpersonage wel een beetje doet denken aan de slimme spin Charlotte uit Charlotte's web van E.B. White (1952) en Wiplala van Annie M.G. Schmidt (1957). ‘Spinnen kunnen praten,’ vertelt Sanderijntje. ‘Maar meestal horen de mensen dat niet. Komt omdat ze niet goed kunnen luisteren. Ze horen alleen zichzelf maar’ (p. 15-16). Klaartje en Lucas vinden haar in de schuur. ‘Ik zal jullie helpen,’ zegt Sanderijntje. ‘Hoe kan een spin nou helpen?’ denken Klaartje en Lucas, maar al gauw blijkt de spin de zwakke plek van autoritaire volwassenen te zijn. Zodra Klaartje en Lucas haar tevoorschijn halen, springt strenge juffrouw Zozo gillend op het verboden hek en verlaagt de oneerlijke winkelbaas bibberend de prijs van de bal. Sanderijntje leert de kinderen voor zichzelf opkomen, zodat ze de bewaker van de speeltuin zelfs zonder haar hulp te slim af durven zijn. Volwassenen mogen zich dan vaak autoritair gedragen, het zijn uiteindelijk de kinderen die met hun gevoel voor rechtvaardigheid, slimheid en oog en oor voor het kleine wezens zoals spinnen overwinnen. Alle drie de boeken dragen hiermee het zegel van het voor die tijd typisch anti-autoritaire opvoedingsideaal: volwassenen moeten kinderen serieus nemen en respecteren. Ze moeten hun rechten erkennen en naar ze luisteren. De kinderen vertegenwoordigen steeds de zuivere blik, wars van sociale tegenstellingen, schone schijn, stereotype gedragspatronen en taboes. Van den Hoven kiest partij voor deze blik; in zijn kinderboeken zijn uiteindelijk steeds de kinderen aan zet. | |||||
Idealen, problemen en taboesNaast de negatieve invloed van volwassenen op de wereld van kinderen heeft Van den Hoven ook verschillende subthema's in zijn boeken verwerkt, die passen bij het nieuwe, maatschappelijke realisme van de jaren '70, dat onder invloed stond van de werkgroepen jeugdliteratuur, zoals de Werkgroep Kinder- en Jeugdlektuur en de Werkgroep M(an) V(rouw) M(aatschappij), die pleitten voor aandacht voor de maatschappelijke ideologie in kinderboeken. De verhouding tussen volwassenen en kinderen | |||||
[pagina 74]
| |||||
hoort daar bij, evenals de aandacht voor sociale verschillen en de arbeiderscultuur, zoals die in De andere kinderen naar voren komen. Andere voorbeelden zijn het doorbreken van traditionele rolpatronen, aandacht voor alternatieve gezinssituaties en het doorbreken van taboes. Terwijl in De andere kinderen mannen en vrouwen nog het traditionele rolpatroon vervullen, werkt de moeder van Rinus uit Storing halve dagen in een schoenenwinkel en de moeder van Paulien als caissière. In Sanderijntje wordt expliciet een alternatieve rolverdeling voorgesteld: vader stofzuigt het huis, Klaartje maakt van haar potlood een pistool en Lucas helpt met afdrogen en zijn kleine zusje in bad doen. Ook echtscheiding, het grote maatschappelijke thema van de jaren '70, speelt een rol. De ouders van Paulien uit Storing zijn gescheiden. Van den Hoven besteedt veel aandacht aan de manier waarop haar ouders daarmee omgaan en Paulien de situatie verwerkt: ‘Ze had er vaak over nagedacht en er met moeder over gepraat, maar toch kon ze niet begrijpen dat twee mensen die al zo lang bij elkaar waren, opeens niet meer samen konden leven. Moeder zei dat vader en zij te vroeg getrouwd waren en te weinig hadden beseft dat je elkaar heel goed moet kennen voor je zo'n stap zet’ (p. 35). Van den Hoven heeft bovendien gehoor gegeven aan de roep tot opheffen van taboes op lichamelijkheid en seksualiteit in kinderboeken, zoals dat nog extremer werd gedaan door de leden van het Schrijverscollectief. Zo kijken de jongens in Storing naar de ‘tietjes’ van de meisjes (p. 10). InSanderijntje draagt de spin de kritiek op deze taboes uit. Op een warme dag spelen Klaartje en Lucas buiten in een teil met water. Ineens knapt Lucas' zwembroek. ‘Ik heb 't wel gezien hoor!’ schatert Klaartje. (...) ‘Jouw... eh... slurfje.’ Maar Lucas roept: ‘Slurfje? Aán je slurfje! Ik ben geen olifant. Dat is een piemel, als je dat nog niet wist!!’ Als Klaartje zegt dat ze dat heus wel wist omdat ze die van haar vader wel eens gezien heeft, die veel groter is, zegt Lucas dat hij ook wel weet dat Klaartje een ‘spleetje’ heeft, net als zijn babyzusje. Sanderijntje vindt het maar raar dat de kinderen er zo moeilijk over doen: | |||||
[pagina 75]
| |||||
‘Gaan jullie ook met je broek in bad?’ Even later zitten de kinderen bloot in de teil. | |||||
Van het kind naar de literatuurNa De andere kinderen, Storing en Sanderijntje heeft Van den Hoven geen kinderboeken meer geschreven. Hij richtte zich volledig op zijn werk als (jeugdliteratuur)criticus en beoordeelde zijn creatieve werk achteraf als ‘nogal middelmatige boeken’ (Van den Hoven, 2011, p. 15). Zijn aandacht verschoof van het kind naar de literatuur. Opmerkelijk is de typering van zijn eigen boeken als ‘kinderboeken’ in Jeugdliteratuur bestaat niet (2011, p. 15), waarin hij even verderop betoogt dat er een verschil bestaat tussen kinder- en jeugdboeken die zijn geschreven met een doelgroep van een bepaalde leeftijd voor ogen en ‘literatuur waarbij die leeftijd er niet of nauwelijks toe doet.’ Schrijvers van boeken in de eerste categorie schrijven vanuit lezers, terwijl voor schrijvers van boeken uit de tweede categorie alleen het boek zelf telt (Van den Hoven, 2011, p. 161-179) Met Jeugdliteratuur bestaat niet brak Van den Hoven nog eens een lans voor de laatste categorie, de ‘literatuur zonder leeftijd’, een missie die hem vanaf de jaren tachtig dreef en waarvoor hij uiteindelijk zelfs zijn eigen kinderboeken bekritiseerde.Ga naar voetnoot4 | |||||
Primaire literatuur
| |||||
[pagina 76]
| |||||
Secundaire literatuur
|
|