| |
| |
| |
Column
Sjakie in de HEMA: over het vertalen van namen en realia in kinderboeken
Lidwien Biekmann
Een van de leukste boeken die ik ooit heb vertaald is M.O.U.S.E. van Penny Dolan, een spannende Dickensiaanse jeugdroman voor kinderen vanaf een jaar of tien. Zo'n fijn dik boek waar je stiekem 's avonds onder de dekens met een zaklantaarn in verder vertaalt. Het verhaal speelt halverwege de negentiende eeuw in Engeland en zit vol romantiek: een klein jongetje, een kasteel, een schatrijke grootvader, ouders die als plantkundigen de wereld afreizen en schipbreuk lijden (en uiteraard worden gered), een gemene, goklustige oom die uit is op het familiekapitaal, twee nog gemenere handlangers, een akelige kostschool, honger, pesterijen, een ontsnapping, een mysterieuze landloper, een poppenspeler, een klokkenmaker, de grote stad Londen (met overal graafwerkzaamheden voor de aanleg van de ondergrondse), twee kostuumnaaisters van een groot theater, een Shakespeareacteur à la Willem Royaards, een Midzomernachtsdroom, spanning en sensatie - en alles loopt goed af, behalve natuurlijk voor de slechteriken. Misschien doet deze korte samenvatting vermoeden dat het boek van clichés aan elkaar hangt, maar dat is beslist niet het geval: het verhaal zit heel goed in elkaar en alle personages spelen een belangrijke rol bij de ontwikkeling van de hoofdpersoon. Ook de historische achtergrond is erg knap geschetst.
| |
What's in a name
Omdat de personages bijna allemaal een naam dragen met een betekenis of associatie die de jonge Nederlandse lezers hoogstwaarschijnlijk zou ontgaan, besloot ik in overleg met de auteur ook de namen te vertalen. Dat had ik in mijn bijna twintigjarige praktijk van literair vertaler nog niet vaak
| |
| |
bij de hand gehad, want ik heb nog niet veel jeugdliteratuur vertaald en in boeken voor volwassenen blijven namen doorgaans gehandhaafd. In kinder- en jeugdboeken trouwens ook, hoewel het daar wel vaker gebeurt. Je kunt als vertaler kiezen voor het handhaven van de namen met het oog op de couleur locale. Ik verslond vroeger de boeken van Enid Blyton (‘Blieton’), en Engelse namen als George (een meisje!), Julian, Oom Quentin, Dick, en natuurlijk Matrone en Malory Towers droegen zeker aan die couleur locale bij. Dat waren meestal ook vrij gangbare namen, die zeker tegenwoordig in Nederland nauwelijks exotisch worden gevonden, en bovendien zijn ze niet betekenisvol. Hoewel dat ook geldt voor namen van personages uit de boeken van Roald Dahl, zoals Charlie, Danny en George, heeft de vertaler, Harriët Freezer, er toch voor gekozen om die namen te vernederlandsen. Daar is ook zeker iets voor te zeggen: weliswaar gaat er iets van de couleur locale verloren, maar dat kan ook precies de bedoeling zijn geweest. Sjakie, Daantje en Joris wonen niet in Engeland of Nederland, maar in Roald Dahl-land, en omdat ze geen exotische namen hebben, kunnen jonge lezers zich misschien beter in de personages inleven. Je kunt je nu geen Charlie en de chocoladefabriek of Danny de Wereldkampioen meer voorstellen, die jongens heten Sjakie en Daantje en daarmee uit.
Het wordt zoals gezegd anders als de namen een specifieke betekenis hebben of een bepaalde associatie oproepen die de Nederlandse kinderen zou ontgaan. Je kunt van het gemiddelde Nederlandse kind bijvoorbeeld niet verwachten dat het weet dat Jan Klaassen en Katrijn in Engeland Punch and Judy heten, dus de betekenis van een naam als Punchman valt weg tenzij je er een Nederlandse versie van bedenkt. Het gemiddelde Nederlandse kind weet ook niet dat een Hatter een Hoedenmaker is, laat staan dat het de uitdrukking ‘mad as a hatter’ kent. En dat de oom en tante van Harry Potter op Number Four Privet Drive in Little Whinging wonen, roept bij Engelse kinderen een duidelijk beeld op dat Nederlandse kinderen pas krijgen bij de Ligusterlaan in Klein Zanikem (een van de vele prachtvondsten van Wiebe Buddingh). De vertaler is in zulke gevallen bijna gedwongen om iets met de namen te doen, omdat er anders te veel verloren gaat.
| |
| |
| |
Een kijkje in de vertalerskeuken
Ook in M.U.I.S. van Penny Dolan heb ik er daarom voor gekozen om de namen te vernederlandsen. Dat was een heel gepuzzel, maar het was erg leuk om te doen, vooral omdat de personages daardoor wat vertrouwder voor me werden - het was alsof ik ze een beetje mee had helpen scheppen door een Nederlandse naam voor ze te verzinnen. De namen van sommige personages waren niet zo moeilijk te vertalen, zoals het kindermeisje dat later de pleegmoeder van Muis wordt, Ma Foster (Moe Pleegsma); de landloper Wayland (Doolaard); Shankbone, de kok in de kille kelders van de kostschool (Schenkelbeen); Charley Punchman (Klaas de Poppenspeler); Smudge, de nare portier van het Londense theater (DeSmet); Captain Marriner, de kapitein die de ouders van Muis redt (kapitein Bootsma); sergeant Trudgewell (brigadier Sloffermans); Mr Spangle van Spangle's Emporium (meneer Paillet), en ga zo maar door.
Sommige namen waren lastiger, zoals de naam van de kostschooldirecteur, Bulloughby, waarbij ik twijfelde tussen Kwelder en Buldersma. Het werd Buldersma, omdat Kwelder te veel aan Billy Turf doet denken, en de man bovendien meer buldert dan kwelt. Zijn zoon Grindle is wel een ontzettend akelige kwelgeest. Hij deed me denken aan Grendel, het monster uit Beowulf, hoewel hij nu ook weer niet zó bloeddorstig is. In mijn vertaling heet hij Grindel. De gemene en gierige oom, Uncle Scrope, werd Oom Kregel, nadat ik allerlei alternatieven had bedacht en verworpen. De naam Scrope deed mij denken aan Scrooge, maar namen als Schraap, Knieper of Kneep vielen af omdat ik ze te bedacht vond klinken en Scrope een bestaande oude Engelse naam is. Bovendien is de oom vooral erg geïrriteerd en boos.
| |
Mailwisseling
Over de namen van de twee kostschoolvriendjes van Muis, Niddle en Pyeberry, heb ik overlegd met de auteur, die me uitlegde welke associaties ze bij de namen had:
The name Niddle perhaps sprung from NODDLE or head (as in an old phrase ‘Use your noddle’). The word Niddle is a name that has a sound that makes me laugh or smile. (We have a River Nidd near here whose
| |
| |
name makes visitors laugh, and I think Nidd was used as a funny word in a very old Monty Python scene.) It's just the mix of sounds really. He is not quick-witted or clever, but he is very loyal to his friends. Though neither Niddle or Pyeberry would be fat or large, Niddle, I think, likes food, so he might round out if he ever got a chance.
PYEBERRY. Again, no obvious meaning other than as a contrast to Niddle, and a longer run of syllables. He is musical, fond of word patterns and gathering knowledge.
Dit tweetal werd in mijn vertaling Kanis en Pykebol. Kanis omdat ook dat een mooi ouderwets woord is voor hoofd, en omdat hij van kanen houdt (waar hij op de kostschool weinig kans toe krijgt) en Pykebol omdat hij veel denkt en piekert, en omdat Pyke ook als afzonderlijke naam te gebruiken is, dit met het oog op een volgend boek waaraan Dolan werkt en waarin Pyeberry terugkeert als Pye.
| |
Slot Droevestein
Roseberry Farm, de boerderij waar Muis opgroeit, werd de Rozenhoeve; Murkstone Hall, de akelige kostschool (waarvan de naam associaties oproept met Mr Murdstone, de nare stiefvader van David Copperfield) werd Slot Droevestein; Spinster's Yard, waar de twee kostuumnaaisters tante Violet en tante Indigo wonen, werd de Ouwewijvensteeg, en het kasteel waar Muis opgroeit, Epton Towers, werd de Schuylenborgh. Dat moest namelijk een naam met een S worden, omdat MOUSE een acroniem bleek te zijn van Marcus Octavius Ulysses Septimus Epton. Muis heeft in het Nederlands een letter minder, dus ik vond het ritmisch beter om er nog een naam aan vast te plakken (en een dubbele naam doet het in die kringen natuurlijk altijd goed). Muis heet nu in Nederland: Marcus Ulrich Icarus Sloet van Schuylenborgh. De naam Icarus slaat op de bijzondere kunsten die Muis vertoont wanneer hij de rol van Puck speelt in Een midzomernachtsdroom.
| |
Chitty Chitty Beng Beng
Soms krijg je te maken met namen die in het Nederlands volstrekt verkeerde associaties oproepen. Ik heb onlangs de jeugdroman Chitty Chitty Bang Bang Flies Again van Frank Cottrell Boyce vertaald (min of meer een vervolg op de
| |
| |
roman Chitty Chitty Bang Bang van Ian Fleming, de vertaling verschijnt in april 2012 bij Gottmer). Dat Bang Bang kon natuurlijk niet gehandhaafd blijven omdat de auto waar deze titel aan is ontleend niet bang is maar het geluid beng beng produceert. De oplossing daarvan is simpel: het wordt Chitty Chitty Beng Beng vliegt weer. De meeste hoofdpersonen in dat boek hebben vrij algemene voornamen die ik kon handhaven (Jem, Lucy, Harry), maar de familienaam is Tooting, wat Nederlandse kinderen waarschijnlijk zullen uitspreken als rijmend op het Nederlandse woord ‘loting’. Daarom heet de familie in vertaling Toetering. Er waren ook in dit boek een paar andere namen waar ik me op kon uitleven. De firma in tweedehands auto's Unbeatable Motoring Bargains (De Occasion Koning), sloperij Bucklewing Corner (de Brokkenbocht), Bucklewings Franse voorouder Guillaume de Bucklewing (Jacques de Brockèn) en Hornblower Bucklewing VI (Claxonier Brokken VI).
| |
Realia
In Chitty Chitty Beng Beng kwam ik ook enkele voorbeelden tegen van een ander vertaalprobleem dat hier zijdelings mee te maken heeft, en wel het vertalen van zogenoemde ‘realia’, dat zijn cultureel of geografisch bepaalde zaken en uitdrukkingen zoals winkels, politieke partijen, of voetbalclubs. De vertaling van realia is vaak lastig: ze kunnen niet altijd als bekend worden verondersteld, maar je kunt ze ook niet vervangen door een equivalent begrip in de doeltaal zonder de vertaalillusie te verstoren. Je vervangt Manchester United niet door Ajax of FC Groningen en je laat iemand die in Londen naar Marks & Spencer's gaat in je vertaling niet de Bijenkorf of de HEMA binnenlopen. Maar het is niet altijd even eenduidig. Kan een Australiër het over ‘een nieuwsgierig aagje’ of een ‘brugpieper’ hebben, en kan iemand in Chicago ‘zo stoned als een garnaal’ zijn? Of uitroepen dat Joost het mag weten? Dit zijn vragen waar je als vertaler regelmatig mee worstelt.
In literatuur voor volwassenen probeer je dus te voorkomen dat je de brontekst te veel naar de Nederlandse situatie trekt. Doe je dat wel, dan maak je je schuldig aan wat in Vertalië een HEMA-vertaling of een Ajax-vertaling genoemd wordt. In vertalingen van kinderliteratuur kun je dergelijke realia vaak wel vernederlandsen en de tekst daardoor overhevelen naar een Nederlandse situatie zonder dat de lezer z'n wenkbrauwen optrekt. Je moet vaak ook wel, omdat je veel minder als bekend mag veronderstellen. Een
| |
| |
volwassene weet nog wel wat Marks & Spencer's is of kan het in elk geval opzoeken. In kinderboeken moet je je afvragen of het handhaven van realia met het oog op de couleur locale niet ten koste gaat van de duidelijkheid en het leesplezier. Ik ben zeker geen voorstander van klakkeloos wegvertalen of vernederlandsen, want kinderen mogen natuurlijk ook weleens iets nieuws over de wereld lezen. Maar je moet exotica in je vertaling wel een beetje in goede banen proberen te leiden zodat kinderen daar niet steeds over struikelen. Hoe je dat doet, welke knopen je doorhakt en wat je wel en niet vernederlandst hangt sterk van het soort boek af en daar zijn geen eenduidige regels voor te geven.
Ik vond het vroeger geweldig dat er gemberbier werd gedronken in De Vijf, en dat ze daar sandwiches en jamtaart aten bij de thee. Maar er kunnen ook struikelblokken opdoemen die je beter kunt omzeilen. Zo komt er in Chitty een scène voor waarin meneer Toetering op de snelweg naar de rechterrijbaan gaat en dan rechts inhaalt. Nederlandse kinderen worden daardoor op het verkeerde been gezet. Ze weten natuurlijk wel dat er in Engeland links wordt gereden, maar dat rechts inhalen doet op dat punt totaal niet ter zake, het is verwarrend en haalt onnodig de vaart uit hun leeservaring. In dit geval heb ik het verdonkeremaand door pa Toetering gewoon naar de andere rijbaan te sturen en te laten inhalen. In een andere situatie zou dat misschien weer anders opgelost kunnen worden.
Bij realia die echt heel leuk zijn om te handhaven, maar die je niet als bekend mag veronderstellen, kun je er een verduidelijking in frummelen. Dat kan soms ook wel in boeken voor volwassenen, hoewel je erg moet opletten dat je niet betuttelend wordt. Als een Amerikaan in New York een Sam Adams bestelt, kun je best ergens laten vallen dat het om bier gaat, ook al wordt dat in de brontekst niet met zoveel woorden gezegd. Dat is alleen maar handig en leerzaam voor de Nederlandse lezer. In Chitty gaat meneer Toetering met zijn zoon Jem naar een autosloperij om tweedehands bougies te kopen voor hun oude VW-busje. Die sloperij heet Bucklewing Corner, die gevestigd is in een ‘accident black spot’. In die Monty Python-achtige scène komen een paar realia voor die de meeste Engelse kinderen uit de geschiedenisles kennen, maar waar Nederlandse kinderen waarschijnlijk nog nooit over hebben gehoord.
| |
| |
Bucklewing Corner is first mentioned in the Domesday Book (1086) where it is called ‘Bwcle Wynde Crofte’ - which means ‘Caution, Very Sharp Bend’. It was this sharp bend that made the Bucklewing family its fortune.
In Norman ties, farmers going to market found it hard to manoeuvre their wagons around Bucklewing Corner without dropping tons of carrots and turnips and swedes into the Bucklewing field. Far more vegetables fell into that field than anyone could possibly have grown in it. Old Guillaume de Bucklewing would order his serfs to collect them all and sell them. One hundred years later, when King John was fleeing from the invading French, he was going far too fast on the approach to Bucklewing Corner and his treasure coach completely overturned, spilling gold and coins and Crown jewels all over the place. The young Bucklewing men did their very best to help him collect it all and get him on his way, but somehow they missed a few hundred coins and several large diamond rings. They looked after these carefully in case the king came back but he never did because he died of a surfeit of peaches. After that the Bucklewing men used the money to build Bucklewing Farm.
Het is leuk om dat Domesday Book te handhaven en er geen Oud-Nederlandsch geschrift of zoiets van te maken, maar dan is het wel goed om er stiekem iets over uit te leggen. Dat geldt ook voor de Norman Times.
De Brokkenbocht wordt het eerst genoemd in het Domesday Book uit het jaar 1086, dat is de eerste beschrijving van Engeland die werd gemaakt in opdracht van Willem de Veroveraar. Daarin wordt het Vreest den Brocken Cromminghe genoemd. Dat betekent ‘Pas op: zeer scherpe bocht’. En dankzij die scherpe bocht is de familie Brokken rijk geworden. De boeren die met hun paard en wagen naar de markt reden, konden namelijk bijna niet de scherpe bocht nemen zonder dat er ladingen wortelen, bieten en koolrapen van hun wagen op de akker van de familie Brokken vielen. Daar kwam zelfs veel meer groente op terecht dan er ooit op verbouwd had kunnen worden. In die tijd, toen de Fransen uit Normandië de baas waren in Engeland, gaf de oude Jacques de Brockèn zijn lijfeigenen opdracht alles op te rapen en te verkopen. Honderd jaar later brak er opnieuw oorlog uit tussen Frankrijk en Engeland. Koning John sloeg op de vlucht voor de binnenvallende Fransen en reed met zijn koets vol kostbaarheden veel
| |
| |
te hard door de Brokkenbocht; de koets kantelde en de hele akker werd bezaaid met gouden munten en kroonjuwelen. De zonen van de familie Brokken deden enorm hun best om de koning te helpen alle kostbaarheden te verzamelen en de koets weer op weg te helpen, maar op de een of andere manier vergaten ze een paar honderd gouden munten en enkele ringen met grote diamanten terug te geven. Daar pasten ze heel goed op voor het geval de koning nog terug zou komen, maar dat deed hij niet omdat hij stierf door het eten van te veel perziken. Toen gebruikte de familie Brokken het geld maar om Hoeve de Brokkenbocht te bouwen.
Hoewel het voor de kinderen heel duidelijk is dat dit deel van het verhaal zich in Engeland afspeelt, heb ik niet het idee dat ze het raar vinden dat er in Engeland een autosloperij is die de Brokkenbocht heet. Kinderen zijn misschien wat minder gevoelig voor een HEMA-effect: ze laten zich niet zo snel uit hun vertaalillusie wakker schudden, hoewel zij het natuurlijk ook raar zouden vinden als er in Londen opeens ook een voetbalclub genaamd PSV zou bestaan. Toch hebben ze misschien een wat grotere willing suspension of disbelief. Daardoor krijg je als vertaler meer vrijheid, en dat maakt vertalen soms nóg leuker dan het al is.
Cottrell Boyce, Frank, Chitty Chitty Bang Bang Flies Again. Hampshire, MacMillan Children's Books, 2011. |
Cottrell Boyce, Frank, Chitty Chitty Beng Beng vliegt weer. Haarlem, Gottmer, 2012. |
Dolan, Penny, A Boy Called M.O.U.S.E. London, Bloomsbury, 2010. |
Dolan, Penny, M.U.I.S. Houten, Van Goor, 2011. |
|
|