Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 26
(2012)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 102]
| ||||||||
Strijdvaardig en eigenzinnig
| ||||||||
[pagina 103]
| ||||||||
Jan IV van Brabant, met wie de zestienjarige Jacoba in maart 1418 om politieke redenen huwde. De roman van Van der Vlugt werd gepubliceerd voor volwassene,Ga naar voetnoot2 maar de schrijfster is vooral bekend om haar historische jeugdromans. Zij schreef onder meer De guillotine (1999), Jehanne (2001) en Schijndood (2002). Haar romans worden door zowel volwassenen als jongeren gelezen. De boeken van Sunny J. Jansen en Simone van der Vlugt zijn illustratief voor de dilemma's waarvoor het genre van de historische jeugdroman zich gesteld ziet: de spanning tussen vertrouwdheid en vreemdheid, die tussen feit en fictie, en de spanning tussen maatschappijopvattingen in het beschreven verleden en de ideologie van de auteur nu. In de geciteerde fragmenten zorgt vooral de taal bij de hedendaagse lezer voor een gevoel van vertrouwdheid. Beide auteurs vinden het kennelijk vooral belangrijk dat de lezer bij het lezen van de boeken een gevoel van herkenning krijgt. Hoe historisch is het beeld dat de twee recente boeken van Jansen en Van der Vlugt geven van Jacoba van Beieren, de beroemde gravin van Holland, Zeeland en Henegouwen? Of wordt vooral geprobeerd de afstand in de tijd te overbruggen door aanpassing aan de hedendaagse lezer? Voordat ik deze vraag beantwoord, ga ik kort in op de kenmerken van de historische jeugdroman en op Jacoba van Beieren als inspiratiebron voor schrijvers van historische verhalen. | ||||||||
Historische jeugdromansIn de historische roman voor de jeugd zijn vaak twee tegenstrijdige impulsen aan het werk (Joosen & Vloeberghs, p. 151-170). Aan de ene kant willlen auteurs van historische romans bij de jonge lezer interesse wekken voor het verleden. Aan de andere kant willen ze ook de illusie geven dat ze een historische periode getrouw afbeelden. In het eerste geval zoeken auteurs naar elementen die de lezers zullen herkennen. Ze passen de taal aan en kiezen thema's en hoofdpersonages waarmee de lezer zich relatief gemakkelijk kan identificeren, omdat hun emoties en ambities herkenbaar zijn. Het gaat om universele waarden als liefde, eer, trouw, moed en keuzevrijheid die als een rode draad door de geschiedenis heenlopen. De | ||||||||
[pagina 104]
| ||||||||
historische personages vertonen vaak verrassende gelijkenis met de kinderen van nu, ‘met een moderne visie op bijvoorbeeld technologie, genderpatronen en homoseksualiteit’ (Joosen & Vloeberghs, p. 159). De historische betrouwbaarheid wordt benadrukt door onder meer kaarten, tijdlijnen en de uitleg van begrippen in een verklarende woordenlijst (Joosen & Vloeberghs, p. 151-170). Vergelijkbaar met deze spanning tussen vertrouwdheid en vreemdheid is de spanning tussen feit en fictie. Een auteur wil historische informatie geven, maar wil ook graag tegemoet komen aan de voorkeur van jonge lezers voor spannende avonturenverhalen. Een groot aantal historische jeugdboeken vertoont om die reden nog veel overeenkomsten met de negentiende-eeuwse historische roman in de traditie van Sir Walter Scott (1771-1832), de auteur van het klassieke werk Ivanhoe (1789) (Hofman, p. 1-6). Het derde spanningsveld heeft te maken met ideologie, met de keuze tussen het doorgeven van historische normen en waarden en de eigen opvattingen. Dat auteurs de eigentijdse visie vaak laten prevaleren, wordt zichtbaar wanneer men romans over dezelfde historische persoon of periode leest die op verschillende momenten in de tijd geschreven zijn (Joosen & Vloeberghs, p. 152). Zo is Engelandvaarders (1945) van K. Norel een roman over de Tweede Wereldoorlog dat vooral geschreven is ter meerdere eer en glorie van het vaderland, God en Oranje, terwijl De schuilplaats (1972) van Johanna Reiss vooral laat zien wat de oorlog betekende voor gewone mensen, in dit geval een tienjarig meisje dat worstelt met het onbevattelijke van de oorlog. Volgens Thea Beckman (1923-2004), Nederlands bekendste auteur van historische verhalen voor jonge lezers, is het vanwege deze dilemma's onvermijdelijk dat schrijvers zich schuldig maken aan geschiedvervalsing. Dit begint al bij de selectie van de feiten. Omdat volledigheid onmogelijk is, maakt een schrijver altijd keuzes: sommige historische feiten worden uitvergroot, andere weggelaten. Ook het perspectief van de auteur speelt een rol. Zoals gezegd wordt de geschiedenis voortdurend herschreven, omdat het wereldbeeld verandert. De romans van negentiende-eeuwse auteurs als P.J. Andriessen en P. Louwers hadden een veel nationalistischer karakter dan die van hedendaagse auteurs als Simone van der Vlugt. Bovendien is ook het vertelperspectief verschoven: waar in vroeger eeuwen de nadruk lag op de bekende nationale helden, ligt sinds 1960 het accent veel meer op hoe ‘gewone mensen’ dachten en voelen (Dasberg, | ||||||||
[pagina 105]
| ||||||||
1981). Tot slot maakt ook de psychologie van de personages het onmogelijk om historisch betrouwbaar te zijn. Beckman stelt vast dat, hoezeer hij ook zijn best doet, een auteur nooit helemaal in de huid kan kruipen van een middeleeuwer. De afstand is daarvoor simpelweg te groot (Beckman, 1987). Auteurs van historische jeugdromans zijn dus voortdurend op zoek naar een balans tussen historische accuraatheid en literaire verbeelding en tussen het anders-zijn van het verleden en de eigen, hedendaagse normen en waarden. | ||||||||
Inspiratiebron?Volgens biograaf Antheun Janseheeft het leven van Jacoba van Beieren niet alleen schrijvers van literatuur voor volwassenen geïnspireerd, maar sinds de vorige eeuw ook auteurs van kinderboeken (Janse, p. 9). Veel zijn dat er echter niet. In deze eeuw verscheen alleen Paniek op het slagveld van Sunny J. Jansen uit 2008. Titels uit de vorige eeuw of nog eerder met Jacoba van Beieren als hoofdpersonage zijn op de vingers van één hand te tellen. Het Centraal Bestand Kinderboeken met ongeveer 200.000 titels van kinderboeken, verschenen vanaf de zestiende eeuw tot nu, geeft bij het zoeken met het trefwoord ‘Jacoba van Beieren’ twee titels naast het al genoemde boek van Sunny Jansen: Levensbijzonderheden van vermaarde Nederlandsche vrouwen. Een leesboekje voor de aankomende jeugd van een anonieme auteur en vermoedelijk verschenen rond 1840 en De oude valkenier. Een geschiedkundig verhaal uit 1909 van P. Louwerse, een van de bekendste auteurs van historische jeugdromans uit de negentiende en begin twintigste eeuw. Zoeken op de titel ‘Jacoba van Beieren’ leverde een boekje op van P.J. Andriessen dat rond 1900 in de reeks Nationale prentenboeken werd gepubliceerd. Verder zoeken met andere trefwoorden zoals ‘Hoeken en Kabeljauwen’ of met behulp van een combinatie van trefwoorden, zorgt | ||||||||
[pagina 106]
| ||||||||
voor enkele aanvullende titels, maar in deze boeken is Jacoba niet het hoofdpersonage. Voorbeelden zijn De page van Gravin Jacoba van J.J. Moerman (1945), De schildknaap van de kluizenaar van J.H. Veenkamp (1968) en Het teken van de uil van Henk Koesveld (2008). Dat in deze boeken niet Jacoba de hoofdrol speelt, maar een jeugdig personage, past binnen de eerder beschreven tendens om niet beroemde historische helden centraal te stellen, maar gewone mensen.Ga naar voetnoot3 Om die reden wordt vaak een (fictief) kindpersonage gekozen dat in de nabijheid van een bekende held leeft of getuige is van belangrijke historische gebeurtenissen.
In wat volgt zoek ik in de twee meest recente boeken met Jacoba van Beieren als hoofdpersonage naar het beeld dat ze van deze bekende vrouw uit de Nederlandse geschiedenis geven: Paniek op het slagveld en Jacoba, dochter van Holland. Dat met de roman van Simone van der Vlugt strikt genomen de grens tussen jeugdliteratuur en volwassenenliteratuur wordt overschreden, sluit aan bij ontwikkelingen die de laatste twintig jaar in de jeugdliteratuur gaande zijn. De meest in het oog springende verandering is de toegenomen aandacht voor de literaire aspecten van jeugdboeken. Hierdoor is de kloof tussen jeugdliteratuur en literatuur voor volwassenen kleiner geworden. Deze ontwikkeling is onder meer zichtbaar in een toename van het aantal zogenaamde ‘dubbelpublieks-auteurs’: auteurs die boeken schrijven voor jonge lezers en daarnaast boeken voor volwassenen, maar ook schrijvers die boeken schrijven die aantrekkelijk zijn voor beide leeftijdsgroepen (Beckett, 2009). Simone van der Vlugt behoort tot beide categorieën.Ga naar voetnoot4 Ze verwierf bekendheid met haar historische jeugdromans. Al in 2007 waren er plannen om deze romans opnieuw, maar nu voor volwassenen uit te geven.Ga naar voetnoot5 Twee ervan, De bastaard | ||||||||
[pagina 107]
| ||||||||
van Brussel en Schijndood zijn inmiddels in een editie voor volwassenen verschenen die inhoudelijk overigens hetzelfde is als de uitgave voor de jeugd.Ga naar voetnoot6 De twee boeken over Jacoba van Beieren die ik wil bespreken, zijn representatief voor het genre van de historische jeugdroman, omdat ze een voorbeeld zijn van het voordurend balanceren tussen voorrang geven aan historische betrouwbaarheid, het bieden van een onderhoudende vertelling en het willen doorgeven van de eigen visie van de auteur. | ||||||||
Een volwassen vrouwVeel historische jeugdromans hebben een chronologische structuur (Joosen & Vloeberghs, p. 155). Dat geldt ook voor Paniek op het slagveld. Op het eerste gezicht is het opmerkelijk dat Jacoba in het boek van Jansen geen kind of adolescent meer is als het verhaal begint. In Paniek op het slagveld is Jacoba 24 jaar oud. Daarmee gaat Jansen in tegen de tendens om te kiezen voor een ‘gewoon kind’ alsprotagonist. Zijn keuze lijkt ingegeven door de reeks waarin het boekje is verschenen: ‘Historische helden’. Het verhaal begint zoals gezegd in 1425, maar wordt voorafgegaan door twee pagina's ‘Terug in de tijd’ waarin wordt beschreven wat er feitelijk is gebeurd tot op dat moment. Paniek op het slagveld eindigt in 1434 als Jacoba en Frank van BorselenGa naar voetnoot7 voor de tweede keer trouwen. Hoewel de conventie van het ‘happy end’ vandaag de dag in veel jeugdboeken wordt doorbroken,Ga naar voetnoot8 houdt Jansen daaraan vast: Het voorjaar breekt aan. Een jonge vrouw kijkt uit een van de vensters van haar kasteel. Het voorjaarszonnetje verwarmt haar gezicht. Als je een snelle blik op haar werpt, zou je denken dat ze een rijke jonkvrouw | ||||||||
[pagina 108]
| ||||||||
is, de dochter van een graaf of hertog. Als je haar wat beter bekijkt, dan zou haar strijdvaardige blik je opvallen. En als je nog beter kijkt, dan zou je zien dat ze niet alleen strijdvaardig is, maar ook gelukkig. (Jansen, p. 62) Haar overlijden twee jaar later, op slechts vijfendertigjarige leeftijd blijft in het verhaal zelf onvermeld. Geboorte- en sterfjaar van Jacoba van Beieren zijn alleen te vinden in ‘Terug in de tijd’. Naast de twee bladzijden feitelijke informatie aan het begin geven ook de kadertjes in het verhaal Paniek op het slagveld het karakter van een geschiedenisles. In korte tekstjes apart van het verhaal leert de lezer over de middeleeuwen, het leenstelsel, Margaretha, de moeder van Jacoba, Filips de Goede en de Orde van het Gulden Vlies en krijgt hij een toelichting op woorden als minstreel, belegering, maliënkolder, kantelen, blijde, stormram en privileges. De binnenkant van het omslag geeft een kaart van de lage landen, het Duitse Rijk en Bourgondië, zodat de jonge lezer een beeld krijgt waar zich de graafschappen Holland, Zeeland en Henegouwen bevinden en de steden die Jacoba bezocht. Met de keuze voor een volwassen Jacoba lijkt Jansen zich in eerste instantie niet te bekommeren om de identificatie van de jonge lezer met Jacoba. Maar dat is een te snelle conclusie als we kijken naar haar karakter zoals dat in Paniek op het slagveld wordt neergezet en naar de taal die de personages gebruiken. | ||||||||
Vechtlust, moed en doorzettingsvermogenIn het kinderboek van Sunny J. Jansen is Jacoba een vrouw die voortdurend eigen initiatief toont. Zo bedenkt ze zelf het plan om te ontsnappen uit het Gravensteen in Gent waar ze zit opgesloten op bevel van haar neef Filips van Bourgondië. Ze zoekt hulp van een koopman die zijn waar aanprijst op het kasteel en die ze bij zich roept: Ze kijkt de koopman indringend aan. Voorzichtig haalt ze de brief uit de zak van haar jurk. Dan opent ze haar hand met het gouden kettinkje. De koopman kijkt even verbaasd, maar knikt dan, bijna onmerkbaar. Jacoba laat de brief en het kettinkje in een van de manden van de koopman glijden. Vanuit haar ooghoeken kijkt ze snel naar de hofdames. Ze haalt opgelucht adem. Gelukkig, de kletsende dames | ||||||||
[pagina 109]
| ||||||||
hebben niets gemerkt. (Jansen, p. 10-11) De koopman stelt haar niet teleur. Na een paar dagen komen er twee koopmannen met stof voor nieuwe jurken. Het zijn Jacoba's ‘trouwe ridders Vos en Arnold’ die in hun vermomming ook door Jacoba zelf niet worden herkend, al vermoedt ze wel dat zij achter de reddingsactie zitten. In één rol stof zit een briefje met daarop ‘Vanavond bij de bres’ (cursivering Jansen) en ‘schildknaapkleding’. Vermomd als schildknaap ontsnapt ze door het gat in de stadsmuur waar ze wordt opgewacht door haar ridders met wie ze te paard en ‘in volle vaart’ naar Breda reist. De ontsnapping wordt gepresenteerd als een spannend avontuur. Volgens de ridders was de bewaking van Jacoba enorm, waardoor de moed die nodig was voor hun actie sterk wordt aangezet. Jacoba op haar beurt vertelt hoe ze langs de bewakers liep en zelfs door één van hen werd aangesproken: Vos hapt naar adem. Arnold fluit tussen zijn tanden: ‘Dat was kantje boord, vrouwe Jacoba,’ zegt hij bewonderend. Wie de biografie van Antheun Janse leest, krijgt een aanmerkelijk minder avontuurlijk verhaal gepresenteerd. Tijdens haar ballingschap in Gent leefde ze in betrekkelijke luxe en vrijheid in het stadspaleis Posteerne, niet in het sombere Gravensteen. Janse zet vraagtekens bij het eigen initiatief van Jacoba. Hij gaat ervan uit dat de ontsnapping door anderen is geregisseerd. Wel vindt hij dat Jacoba haar rol in de uitvoering van het plan goed heeft gespeeld. De romantisering van haar ontsnapping past bij hoe Jacoba verder in Paniek op het slagveld wordt gekarakteriseerd. Voortdurend wordt haar strijdlust benadrukt. Daarmee volgt Jansen het beeld dat veel historici van haar hebben geschetst. Volgens Antheun Janse hebben zij haar ‘zonder | ||||||||
[pagina 110]
| ||||||||
veel merkbare aarzeling getypeerd als een charmante, energieke, ambitieuze en eigenzinnige vrouw’ (Janse, p. 17). Janse zelf laat zien dat de invloed van haar directe omgeving, vooral die van haar moeder, aanmerkelijk groter is geweest dan eerdere beschrijvingen doen vermoeden. In Paniek op het slagveld is Jacoba steeds vol energie en vastberaden om door te gaan: ‘“Ik geef nooit op!” roept ze door de galmende zaal. “Ik vecht terug met de hulp van God en mijn dappere ridders”’ (Jansen, p. 23). Haar vechtlust zet ze om in daden, vastberaden de strijd te winnen en te tonen dat vrouwen niet onder doen voor mannen en even goed leiding kunnen geven. In een gevecht tegen Filips en zijn ridders, dat verder niet wordt gedateerd maar, vanwege de verwijzing naar Alphen aan de Rijn, moet gaan om de Tweede Slag bij Alphen op 30 april 1426, voert zij zelf haar leger aan: Beide legers stuiven op elkaar af. Stofwolken belemmeren het zicht. Jacoba rijdt vooraan en spoort haar leger aan. Dit is ongekend en ongehoord voor een jonkvrouw. Een jonkvrouw hoort niet te vechten en al helemaal geen leger aan te voeren. Jacoba's stem klinkt helder en luid over de vlakte. ‘Val aan, mannen. Versla die verraderlijke Bourgondiërs!’ Jacoba galoppeert behendig door de vechtende massa, haar grafelijke banier hoog in de lucht. Ze voelt de wind in haar haren en de spanning in haar keel. (Jansen, p. 27) Jacoba wordt hier getypeerd als een vrouw die tegen de normen en waarden van haar tijd ingaat. Haar individualiteit, de wil om het heft in eigen hand te nemen, haar doorzettingsvermogen en haar aversie tegen typische vrouwendingen als borduren, maken haar meer een vrouw van de eenentwintigste eeuw dan van haar eigen tijd. Haar karakter past bij wat de hedendaagse lezer verwacht van een hedendaagse vrouw. In dit fragment leert de lezer dat het in de tijd van Jacoba anders was, maar dat Jacoba daarop een uitzondering vormde en haar tijd vooruit was. Opnieuw voigt Paniek op het slagveld vroegere historici die haar reputatie van krijgshaftigheid en dapperheid onder meer baseren op de slag om Alphen. Volgens Janse moet het niet waarschijnlijk geacht worden dat zij haar troepen ooit heeft aangevoerd. Bij de slag om Alphen aan de Rijn was haar betrokkenheid bij de gevechten toeval en arriveerde ze pas toen de vijand was overwonnen (Janse, p. 249-250). | ||||||||
[pagina 111]
| ||||||||
Jacoba en de mannenJacoba van Beieren heeft in haar leven vier mannen gehad. Aan de problemen die de verschillende huwelijken met zich meebrachten, worden in Paniek op het slagveld weinig woorden besteed, omdat de avonturen in de strijd tegen Filips alle aandacht opeisen. Haar huwelijken met Jean van Touraine, de Franse koningszoon, en Jan van Brabant in 1418 worden slechts genoemd in ‘Terug in de tijd’, de twee pagina's informatie vooraf. In datzelfde hoofdstukje wordt ook gewezen op haar huwelijk met Humphrey, een broer van de Engelse koning. Daarbij wordt benadrukt dat anders dan de eerste twee huwelijken, dit huwelijk een beslissing was van haarzelf. Humphrey komt in het verhaal nog een aantal malen terug. In de ogen van de dappere Jacoba is hij iemand die niet past in haar ideaal van ridderlijkheid en die alleen maar met haar is getrouwd om haar graafschappen in bezit te krijgen. Hij heeft haar in de steek gelaten en daarmee ‘de riddereer geschonden’ in tegenstelling tot haar eigen ridders die ‘haar wel trouw zijn en die wel voor haar willen vechten. Die moediger zijn dan die slappe Humphrey’ (Jansen, p. 23). Wanneer blijkt dat bij een poging van de Engelsen om Jacoba te helpen, Humphrey zelf in Engeland is achtergebleven, wordt zijn laffe houding door zijn echtgenote benadrukt en nog eens bevestigd door haar legeraanvoerder Lodewijk van Montfoort: Humphrey heeft niet eens de moeite genomen om zelf te komen, de lafaard! Hij heeft haar afscheept met een legertje, dat nog verloren heeft ook. Jacoba legt hem omstandig uit dat het een politieke beslissing was. Vervolgens vraagt ze zich af waarom ze Lodewijk die in Paniek op het slagveld een relatief grote rol speelt, nooit heeft overwogen: ‘Hij is trouw, dapper en galant én hij is hartstikke knap. Een prima ridder.’
In haar beoordeling van mannen is ridderlijkheid Jacoba's ideaal: een man moet trouw, dapper, galant zijn en er liefst ook nog goed uitzien. Haar laatste echtgenoot, Frank van Borssele, beantwoordt helemaal aan die | ||||||||
[pagina 112]
| ||||||||
norm. Hoewel hij als Kabeljauw tot haar vijanden behoort, gedraagt hij zich als ‘een edel man’ die Jacoba behandelt ‘zoals een gravin verdient’. De Hoekse vrienden zijn het met Jacoba eens: ‘“Frank is een goed man en een dappere ridder”’ (Jansen, p. 54). | ||||||||
Het historische en moderne jasjeMoed en volharding: dat is waar het om draait in Paniek op het slagveld. Deze kwaliteiten worden gehistoriseerd door ze voortdurend te verbinden met idealen uit de riddertijd, voor jonge lezers onmiskenbaar een verwijzing naar het verleden. De hang naar ridderlijkheid die Jacoba in het boek voortdurend laat zien en het belang dat zij hecht aan macht voor de adel, heeft ook een feitelijk historische basis. Jacoba behoorde in de lange oorlog tussen de Hoeken en Kabeljauwen tot de Hoekse partij. De strijd ging om behoud versus verandering. De Hoeken wilden dat de edelen aan de macht bleven, de Kabeljauwen wilde de heerschappij van de adel doorbreken en meer gezag voor de burgerij en de steden. Dapperheid en doorzettingsvermogen zijn als karaktereigenschappen echter ook universeel herkenbaar. Die herkenbaarheid wordt uitvergroot door de moderne taal die de personages gebruiken. De vele fragmenten laten dat zien en de voorbeelden kunnen moeiteloos worden uitgebreid. Als Jacoba haar soldaten zegt op te schieten, noemt ze hen een ‘stelletje treuzels’, een nieuwe aanval inzetten is ‘gekkenwerk’ en één van haar ridders is een echte ‘vechtersbaas’. Het zo nu en dan aanspreken van Jacoba met ‘vrouwe’ en het gebruik van begrippen zoals ‘privileges’ en ‘banier’ moeten ‘het vreemde’ waarborgen. In combinatie met het beeld van Jacoba als geëmancipeerde vrouw zorgt het taalgebruik er voor dat de balans in de beeldvorming van Jacoba in Paniek op het slagveld doorslaat naar herkenbaarheid waardoor de kans op identificatie van de hedendaagse lezer met deze middeleeuwse vrouw wordt vergroot. | ||||||||
Moeder en dochterPaniek op het slagveld staat helemaal in het teken van een dappere en strijdlustige Jacoba. In dat beeld past geen moeder die optreedt als de beschermer van haar belangen. Het is aannemelijk dat om die reden gravin Margaretha, Jacoba's moeder, slechts één keer wordt genoemd in één van | ||||||||
[pagina 113]
| ||||||||
de historische kadertjes, maar verder in het verhaal zelf onzichtbaar is. Antheun Janse laat zien dat de rol van Margaretha in Jacoba's leven heel belangrijk is geweest en dat de verhouding tussen beiden over het geheel genomen goed te noemen is. Haar moeder is na de dood van haar vader haar hele verdere leven een belangrijke, zo niet de belangrijkste adviseur van Jacoba gebleven. Onder meer mede hierdoor ziet Janse haar eerder als een ‘afhankelijke pion’ dan als ‘een vrij bewegende dame’ (Janse, p. 338). In Jacoba, dochter van Holland, vormt derelatie moeder-dochter naast de verhouding tussen Jacoba en haar huwelijkspartners, de kern van de roman. Het contact tussen moeder en dochter is moeizaam. Van een harmonieuze relatie zoals Antheun Janse die schetst, is geen sprake. Net als Paniek op het slagveld begint de roman van Van der Vlugt in 1425 als de vierentwintigjarige Jacoba zich in Gent bevindt. Net als Jansen laat zij in de ‘Proloog’ Jacoba opgesloten zitten in Het Gravensteen, waar ze het verhaal van haar leven tussen 1417 en 1425 toevertrouwt aan het papier, omdat ze er behoefte aan heeft haar visie op de gebeurtenissen te geven. Het in de ik-vorm geschreven verhaal beslaat de periode 1417-1421, vanaf de dood van Jean en haar vader, het tijdvak 1421-1423, als ze in Engeland verblijft, en de periode 1423-1425 tot aan de ballingschap in Gent. Een korte ‘Epiloog’ vertelt wat er na haar ontsnapping tot aan haar dood gebeurde. Voorafgaand aan de ‘Proloog’ krijgt de lezer via een korte beschrijving van ‘Nederland in de vijftiende eeuw’, twee kaartjes en een stamboom, een indruk van de historische context. Een bibliografie aan het einde van de roman laat de gebruikte bronnen zien. Vanaf het begin is duidelijk dat Jacoba meer een vaders- dan een moederskind is. Haar moeder beschrijft ze als een gedecideerde vrouw die graag de touwtjes in handen heeft en ‘niet [is] grootgebracht met warmte en begrip’ (Van der Vlugt, p. 57). Hoewel ze er wel moeite mee heeft, schikt ze zich aanvankelijk in de beslissingen van haar moeder, omdat ze inziet dat ze het politiek gezien bij het juiste eind heeft. Als haar echtgenoot Jan van Brabant haar verwijt dat zij en haar moeder een front | ||||||||
[pagina 114]
| ||||||||
vormen, antwoordt Jacoba: ‘Wat regeringszaken betreft wel, privé botsten we regelmatig’ (Van der Vlugt, p. 124). Jacoba, een dochter van Holland ontwikkelt zich vervolgens als een typische Bildungsroman, een literair genre dat eind achttiende eeuw ontstond en waarin de protagonist vaak na een reis in den vreemde gelouterd en volwassen terugkeert naar de omgeving waarin hij opgroeide (Van Lierop & Bastiaansen, 2005). Steeds openlijker verzet Jacoba zich tegen wat haar moeder voor haar beslist: van het niet komen opdagen bij een Raadsvergadering omdat ze meer tijd wil om na te denken over een huwelijk met Jan van Brabant tot haar vertrek naar Engeland om met Humphrey, de hertog van Gloucester, in het huwelijk te treden. Als haar moeder haar vertrek probeert te verhinderen door samen te spannen met Filips van Bourgondië, maakt ze zich definitief los van haar moeder en toont ze zich zelfstandig en eigenzinnig: ‘Als ik niets doe, raak ik alles kwijt, moeder. Ik begrijp dat mijn plannen niet in het belang zijn van de familie, maar ze zijn wel in mijn belang.’ Voor Jacoba is ‘het verraad’ van Margaretha de druppel: Diep van binnen brokkelt iets af, de overtuiging dat de oerliefde van een moeder haar altijd in het belang van haar kind zal laten handelen. Het doet pijn om die zekerheid te voelen wegvallen. Opeens voel ik me naakt en kwetsbaar, als een kind in plaats van de zelfstandige jonge vrouw die ik graag zou willen zijn. (Van der Vlugt, p. 164) Tegelijkertijd is dit het moment dat ze beseft dat als ze een volwassen vrouw wil zijn, haar eigen beslissingen moet nemen. Ze weigert nog langer het familiebelang voorop te stellen en kiest voor zichzelf: Het is tijd om volwassen te worden en mijn verwachtingen bij te stellen. Ik ben kwaad en teleurgesteld, maar ergens voelt dat als een bevrijding. Het maakt iets in me los wat de kracht geeft mijn besluit uit te voeren. (Van der Vlugt, p. 166) | ||||||||
[pagina 115]
| ||||||||
Ze deelt de Staten van Henegouwen haar beslissing mee en vertrekt zonder haar moeder nog te spreken. Het afscheid laat haar echter niet onberoerd: Maar als de wind in de zeilen blaast en het schip open zee kiest, glimlach ik niet meer. Mijn gedachten gaan naar mijn moeder. Vanaf het moment dat ik haar de rug toekeerde, heb ik geweigerd aan haar verraad te denken, bang voor wat het me zou doen. Ze keer terug als volwassen vrouw: Twee lange jaren heb ik doorgebracht in Engeland. Ik kwam er als meisje, op de vlucht voor mijn familie, ik keer terug als volwassen vrouw, zelfbewust en vastberaden. Deze keer zal ik me niet laten verjagen. (Van der Vlugt, p. 245) De relatie tussen Jacoba en Margaretha normaliseert zich. Haar moeder laat haar inzien dat het beter is haar verzet tegen Filips op te geven. Eenmaal in Gent ontvangt ze een brief van haar moeder die spijt betuigt over hoe alles is gegaan. De volwassen Jacoba realiseert zich dan ook dat haar moeder er feitelijk altijd meer voor haar is geweest dan haar vader. Hoewel in het begin wordt gezegd dat Jacoba haar driftige, ongeduldige en koppige karakter van haar vader heeft, laat de relatie met haar moeder impliciet zien dat ze in individualiteit niet voor haar moeder onderdoet. | ||||||||
Liefde, afkeer en passie: opnieuw Jacoba en haar mannenIn Jacoba, dochter van Holland krijgen drie van de vier partners van Jacoba aandacht. De roman begint met het sterfbed van Jean, de koningszoon aan wie ze al op haar vijfde werd uitgehuwelijkt en met wie ze opgroeit. Mede dankzij hem heeft ze een gelukkige jeugd en als hij sterft is ze oprecht verdrietig, omdat ze van hem houdt. Haar eerste seksuele ervaring met hem beschrijft ze als ‘een nacht vol tederheid en toewijding’ (Van der Vlugt, p. 112). | ||||||||
[pagina 116]
| ||||||||
Hoe anders is de verhouding met haar neef Jan van Brabant. Net als met Jean is sprake van een gearrangeerd huwelijk, maar vanaf het allereerste begin wordt hij voorgesteld als iemand die bij Jacoba enkel afkeer oproept. Ze probeert zakelijke afspraken met hem te maken zodat beiden zoveel mogelijk hun eigen levenswijze kunnen voortzetten. De eerste huwelijksnacht beschrijft ze als een nachtmerrie. Jan, over wie het gerucht gaat dat hij zijn seksuele ervaringen vooral heeft opgedaan in de bordelen van Brussel, benadert haar ruw: Met moeite houd ik een schreeuw van pijn in. Het is alsof er met kracht een bezemsteel bij me naar binnen wordt geramd. Passief onderga ik de aanval op mijn lichaam. Ik heb maar één wens, en dat is dat dit zo snel mogelijk ophoudt. Maar hoe Jan zich ook opwindt, het bonken en stoten in mijn lichaam gaat maar door. Als hij eindelijk tot een hoogtepunt komt, is zijn verlossing ook de mijne. (Van der Vlugt, p. 113) De relatie met Humphrey van Gloucester wordt het meest uitvoerig besproken. Waar Antheun Janse betwijfelt of de Engelse hertog ooit verliefd is geweest op Jacoba, zijn Humphrey en Jacoba in de roman van Van der Vlugt van meet af aan met elkaar ingenomen. Humphrey noemt Jacoba ‘Jaclyn’: ‘Een mooie naam voor een mooie, eigenzinnige vrouw. Uw komst heeft de tongen aan het hof wel losgemaakt, lady Jaclyn. Een vrouw die zelf op pad gaat om een echtgenoot te zoeken...’ (Van der Vlugt, p. 182) Al snel ontwikkelt zich een gepassioneerde liefdesrelatie. Terug in Henegouwen bekoelt de passie bij Humphrey echter snel en is hij meer geïnteresseerd in Eleonora Cobham dan in Jacoba, iets wat Margaretha als eerste opmerkt. Uiteindelijk laat hij Jacoba in de steek. Het bericht dat hij en Eleonora een kind verwachten, zorgt bij Jacoba die wel van hem is blijven houden voor verdriet, maar ook voor berusting en vermoeidheid: Een of ander aangeboren overlevingsinstinct vlakt mijn emoties af, hult me in een aangename verdoving, waardoor de betekenis van het bericht stukje bij beetje doordringt - zoveel als ik op dat moment aankan. Schreeuwen en huilen, spullen kapot gooien en om je heen slaan, al die impulsen voel ik door me heen gaan. Misschien zou het verlichting | ||||||||
[pagina 117]
| ||||||||
geven, maar ik heb er de energie niet voor. (Van der Vlugt, p. 305) Haar relatie met Frank van Borssele komt enkel in de ‘Epiloog’ ter sprake. Wel wordt beschreven hoe ze hem tussen 1417 en 1425 verschillende keren ontmoet en onder de indruk is van hem. Het beeld dat Jacoba, dochter van Holland van Jacoba van Beieren geeft is vooral die van opgroeiende jonge volwassene die zich verzet tegen haar moeder en die haar eigen keuzes wil maken, vooral in de liefde. Het roept onmiddellijk een gevoel van vertrouwdheid op, omdat het overeenkomsten vertoont met het beeld van hedendaagse meisjes en vrouwen dat we in veel jongerenromans sinds de jaren zeventigGa naar voetnoot9 aantreffen: zelfbewust en met een weerstand tegen kritiekloze aanpassing aan wat de oudere generatie heeft bedacht (Van Lierop, 2005). | ||||||||
ConclusieHet beeld dat Simone van der Vlugt van Jacoba van Beieren geeft is complementair aan dat van Jansen. De strijdlust en het doorzettingsvermogen dat in Paniek op het slagveld keer op keer wordt benadrukt, is ook in Jacoba, dochter van Holland aanwezig, maar veel meer op de achtergrond. De nadruk in de roman van Van der Vlugt ligt op haar groei van een jong meisje dat haar moeder gehoorzaamt tot een zelfstandige vrouw die haar eigen beslissingen neemt, ook in de partnerkeuze. In beide boeken is zij een sterke persoonlijkheid, precies het beeld waarvan de biografie Pion voor een dame afstand neemt. De jonge lezer kan zich vermoedelijk echter beter identificeren met dit beeld, dan met een Jacoba die in de geschiedenis vooral betekenis heeft als ‘verliezer’ (Janse, p. 338). | ||||||||
Primaire literatuur
| ||||||||
[pagina 118]
| ||||||||
Secundaire literatuur
Deze bijdrage verscheen eerder in de bundel Vrouw van het Vaderland; Jacoba van Beieren in literatuur en kunst, verschenen bij de Kastelenstichting Holland en Zeeland. In dit boek staat de beeldvorming rondom Jacoba van Beieren centraal, in literatuur en kunst, vanaf de middeleeuwen tot de eenentwintigste eeuw. Diverse onderzoekers gaan in op het beeld van Jacoba in verschillende perioden, zoals Antheun Janse, Lotte Jensen en Jaap Goedegebuure. Het boek is te bestellen via www.kasteelteylingen.nl. |
|