Een Nederlands kind wint. Kees Bakels heeft mijn hart gestolen. In die tijd werden kinderboeken bij ons thuis, en - waag ik te beweren - ook elders over het algemeen gezien als kinderachtig, ofwel: te kinderlijk geschreven. Daardoor leerde ik al vroeg Theo Thijssens Kees de Jongen kennen, een boek waaruit mijn vader voorlas. Een boek dat ik prompt zelf helemáál wilde lezen en letterlijk heb stukgelezen: het exemplaar van toen is er niet meer. Kees was mijn zielsverwant: hij wilde wel braaf zijn, maar bewandelde dwaalwegen, en net als ik had hij dromerijen, invallen en fantasieën die het leven kleur gaven.
Kees droomt van een grote toekomst, waarvoor hij onvervaard oefent. Als hij op school een prijs mag uitzoeken, neemt hij natuurlijk niet zoiets saais als een atlas of figuurzaag, maar kiest hij een interessant schaakspel. Hij ziet zich een beroemd schaker worden en meet zich alvast de ‘waanzinnige blik in de ogen’ aan die nu eenmaal bij genieën hoort. Het is een favoriete scène van me, symbool voor Kees' eeuwig optimistische overtuiging dat iemand op een goeie dag zijn verborgen talenten ontdekt; aan hém zal het niet liggen! Bij Kees thuis zijn ze arm: mooi meegenomen, de barre omstandigheden, het tijdsbeeld en de impliciete sociale boodschap. Kees moet vreselijke kleren dragen, gemaakt uit ‘goed’ van grote mensen dat nog deugdelijk is. Kees weet die beroerdigheid tot iets verhevens om te buigen.
En ook ik bekwaamde me in de zwembadpas...
Later, veel later, kreeg mijn oudste dochter de naam Rosa, naar Kees' grote jeugdliefde.
Als Kees de Jongen was geschreven in onze tijd van volwaardige kinder- en jeugdliteratuur zou het vast als jeugdboek zijn uitgebracht. Kees is de held van de leeftijdloze literatuur, de voortrekker en baanbreker. Hij leeft voort in liedjes, gedichten, een toneelstuk en een film, en sinds dit jaar in zijn eigen rockopera. Kees staat voor alle kinderen en volwassenen die de magie in het dagelijkse leven zien. Het begin van het boek zegt het al: ‘Vele mensen schijnen Kees Bakels niet eens te hebben gekend, en dat is eigenlijk niet goed te begrijpen. Is hij niet zowat de belangrijkste jongen, die er ooit heeft bestaan?’
Annelies Jorna (1951) vertaalt vooral vanuit het Engels in het Nederlands en is gespecialiseerd in kinder- en jeugdliteratuur. In 2005 ontving ze de Martinus Nijhoff Prijs voor haar hele oeuvre.