| |
| |
| |
Waarom biografieën van kinder- en jeugdboekenauteurs geen bij- maar noodzaak zijn
Mijmeringen uit de praktijk
Joke Linders
De vraag of een boek het goed zal doen, is al lang niet meer uitsluitend een kwestie van kwaliteit. Het uiterlijk van de kunstenaar in kwestie, de juiste leeftijd en gender, alsmede de omstandigheden waarin een kunstwerk verschijnt, lijken soms van groter belang. Zaken als de reputatie van de uitgeverij die het boek op de markt zet, de mate van media-aandacht, verkoopcijfers, bekroningen en last but not least de positie in de nationale canon spelen zeker zo'n belangrijke rol. Een biografie is behalve erkenning van iemands kwaliteiten een voorwaarde om de canonieke status te bereiken. Alleen al daarom zijn biografieën van kinder- en jeugdboekenauteurs geen bij-, maar noodzaak en zelfs voorwaarde voor de emancipatie van het genre als zodanig.
Hoewel de literatuur voor kinderen in Nederland en Vlaanderen de laatste jaren wereldwijd in aanzien steeg, zowel tekstueel als visueel, hebben kinderboekenauteurs grote moeite om de literaire canon te bereiken. De belangrijkste oorzaak van dat fenomeen is natuurlijk dat literatuur voor kinderen sinds Hieronymus van Alphen en lang daarvoor het domein is van de opvoeder. Ondanks loffelijke pogingen van de universiteiten van Amsterdam, Groningen, Leiden, Nijmegen en Tilburg het genre als vorm van literatuur/kunst onder de aandacht te brengen, staat het academische onderzoek van kinder- en jeugdliteratuur (en hun beoefenaars) op grote afstand van die van de literatuur voor grote mensen. Kinderboekenauteurs mogen in veel opzichten in betere omstandigheden verkeren (hogere verkoopcijfers en langere levensduur, frequenter verkoop naar het buitenland), de media-attentie blijft minimaal. Het gemiddelde dag- en weekblad heeft op zijn best eens in de veertien dagen een artikeltje over kinderboeken. Even waar is dat kinderboeken en hun makers/beoordelaars sinds
| |
| |
jaar en dag hun eigen, afgesloten domein hebben in winkels, het literaire veld, prijzen en bekroningen, subsidiëring, promotie en feestjes.
Er is op dit punt weinig nieuws onder de zon. Twintig jaar geleden klonk een vergelijkbaar betoog op een conferentie van de Jan Campert Stichting over ‘literatuur zonder leeftijd’, nog altijd de titel van het enige essayistische tijdschrift over literatuur waarvan jong en oud kan genieten. Afgezien van monografische geschriften als Wonderland, Wat een mooite, Ik hou zo van... de Gouden Boekjes of Tekenaars-kinderboekenillustratoren geportretteerd, verdienstelijke doctoraal- en masterstudies en encyclopedische geschriften als het Lexicon van de kinder- en jeugdliteratuur kennen we in Nederland weinig echte biografieën van kinderboekenauteurs.
Van Abcoude - Jan Maliepaard & Rene Zwaap |
Hans Andreus - Jan van der Vegt |
Nelly Bodenheim - Schenk-Baumann |
Dick Bruna - Linders, Sierman, De Wijs & Vrooland-Löb |
Rie Cramer - Jacqueline Burgers |
Johan Fabricius - Rico Bulthuis |
Nienke van Hichtum - Aukje Holtrop |
W.G. van de Hulst - Daan van der Kaaden |
Top Naeff - Gé Vaartjes |
An Rutgers van der Loeff - Joke Linders |
Annie M.G. Schmidt - Linders, Vogel & Van der Zijl |
Max Velthuijs - Joke Linders |
Anne de Vries - Anne de Vries |
Vaak hebben die biografieën weinig aandacht voor de kinderboeken die betreffende auteurs schreven. Zelfs als - zoals het geval was bij Hans Andreus - de belangrijkste bron van inkomsten en zijn reputatie het schrijven voor kinderen betrof. In voorbereiding zijn voor zover ik weet een biografie van Cissy van Marxveldt (Monica Soeting) en Han G. Hoekstra (Joke Linders en Janneke van der Veer).
Mogelijke oorzaken voor het geringe aantal biografieën over kinderboekenauteurs:
- | Uitgevers verwachten geen winst te behalen uit biografieën van kinderboekenauteurs. |
- | Lezers zijn niet geïnteresseerd in de levens van kinderboekenauteurs. |
| |
| |
- | Instituten als het Prins Bernhard Fonds en het Fonds voor de Nederlandse Letteren besteden minder geld aan auteurs voor kleine mensen dan aan die voor grote mensen. |
- | Maar heel weinig mensen zijn bereid / in staat vijf of meer jaren van hun leven te wijden aan onderzoek naar en schrijven van de biografie van een kinderboekenauteur. |
- | Bovendien hebben veel (kinderboeken)auteurs koudwatervrees als het gaat om hun biografie. |
Op dit punt heb ik enige ervaring met An Rutgers van der Loeff, Annie M.G. Schmidt, Max Velthuijs, Dick Bruna en Han G. Hoekstra. Allemaal auteurs/illustratoren voor kinderen die ook volwassenen aantrekkelijk vinden, een voorwaarde om aandacht te krijgen van literaire of culturele instellingen, media en lezers. Alle vijf werden geboren in de eerste drie decennia van de afgelopen eeuw: Han G. Hoekstra (1906-1988), An Rutgers van der Loeff (1910-1990), Annie M.G. Schmidt (1911-1995), Max Velthuijs (1923-2005) en Dick Bruna (1927-)
| |
An Rutgers van der Loeff-Basenau
Mijn eerste biografie was die van An Rutgers van der Loeff-Basenau, een geëngageerde auteur wiens werk in sterke mate getekend is door de Tweede Wereldoorlog. Een door oorlog en angst vernielde samenleving kon slechts veranderen, zo geloofde Rutgers van der Loeff, als volwassenen kinderen hielpen in andermans schoenen te gaan staan. Boeken waren in haar ogen het beste middel voor deze mentale expeditie. Menig boek waarin ze dit idee verwerkte - Lawines razen (1954), Kinderkaravaan (1949) Rossy dat krantenkind (1952) Mens of Wolf (1951) - reisde in
| |
| |
vertaling door Europa en de Verenigde Staten. In die zin was en is zij nog altijd een invloedrijk auteur. Het idee haar te biograferen kwam van haar toenmalige uitgever Paul Brinkman (van uitgeverij Ploegsma). Die had het Fonds voor de Letteren enthousiast weten te krijgen voor zijn plan. Zo'n biografie zou bijdragen aan de emancipatie van het genre en tevens een eerbetoon inhouden voor de schrijfster. Er was een bescheiden bedrag beschikbaar en zo'n twee jaar om de klus te klaren. U kunt zich misschien voorstellen hoe opgewonden ik was toen het voorstel op mijn bordje belandde. Een mooiere kans om voor mezelf te beginnen en biograaf te worden, dat wil zeggen onderzoeker en schrijver tegelijk, was er eigenlijk niet.
Het enige probleem was de auteur zelf. Zou An Rutgers van der Loeff bereid zijn zich open te stellen voor haar biograaf? Na vijftig jaar publiceren en opkomen voor de kinderliteratuur was zij behoorlijk gefrustreerd geraakt. Mensen van de pers zag zij liever vertrekken dan arriveren. Al bij de aanvaarding van de Staatsprijs voor kinder- en jeugdliteratuur (in 1968) had ze laten weten verbitterd te zijn over het gebrek aan waardering voor kinderboekenauteurs. Haar collega's uitgezonderd snapte niemand hoe moeilijk het was om je bevindingen te vangen in makkelijk te begrijpen zinnen; niet direct een opmerking die uitmunt door eigendunk of zelfwaardering. Enerzijds streelde de gedachte aan een biografie haar eergevoel, anderzijds weigerde zij openheid van zaken over haar privé leven. Niet dat er iets te verbergen viel, maar dat ging niemand wat aan. Als ik erop stond, mocht ik haar één, hooguit twee keer bezoeken. Dat moest voldoende zijn. Er was al zoveel over haar geschreven!
Na mijn eerste bezoekje aan haar mooie huis in Laren volgde een tweede en zonder verdere discussie een derde, vierde, vijfde en twintigste keer. Op den duur werden de ontmoetingen (inmiddels in het Rosa Spier huis) voor haar een welkome verdrijving van verveling en eenzaamheid. Ik werd iemand met wie ze de teleurstellingen over het leven kon delen. En elke keer verraste ze me met meer brieven, dagboeken, anekdotes, verslagen, borduurwerken, namen en verhalen.
Aangezien ik nog relatief jong was, had ik grote moeite me open te stellen voor haar tamelijk pessimistische levensvisie. In mijn ogen was zij een succesvolle en getalenteerde auteur die ons niet alleen prachtige boeken had gegeven maar ook een wezenlijke bijdrage had geleverd aan de emancipatie van het genre. Daarenboven had zij vier kinderen op de wereld gezet die zonder uitzondering succesvol door het leven gingen. Pas
| |
| |
toen ik haar verhalen naast die van anderen ging leggen, werd duidelijk dat haar waarheid op nogal wat plaatsen afweek van die van anderen. Toen ik die verschillen vervolgens ter bespreking aan haar voorlegde, dreigde ze niet alleen de publicatie van haar biografie te frustreren, maar vertelde ze me ook over haar levensmoeheid. De verschijning van haar biografie zou ze nog afwachten, maar daarna zou ze haar leven beëindigen. Ze had de pillen al in huis. Geen eenvoudige boodschap voor een beginnend biograaf. Na ampel overleg met haar kinderen besloot ik die zienswijze in de biografie te verwerken.
Op haar tachtigste verjaardag nam zij in aanwezigheid van veel dierbaren het eerste exemplaar van haar levensverhaal in ontvangst. ‘Ze was er in het geheel niet blij mee’, verkondigde ze aan wie het horen wilde. De biograaf, ik dus, had haar veel minder bijzonder en vooraanstaand geschetst dan ze had gehoopt en verdiende. Bovendien diende een auteur niet tijdens haar leven geportretteerd te worden. Een nogal bizarre ontknoping van de vertrouwensrelatie die we hadden opgebouwd; een die haaks stond op de medewerking die ze me had verleend.
Zoals iedereen en ook An Rutgers zelf had gehoopt, reageerden de media met tal van interviews en verhalen. Vier, vijf maanden lang stond de tachtigjarige auteur in de schijnwerpers waar ze ooit zo van had genoten. Toen het opnieuw stil werd om haar heen, schreef ze me een brief waarin ze haar excuses aanbood voor haar onaardige opstelling. Kort daarna maakte ze, precies zoals aangekondigd, een einde aan haar leven. Geen van haar kinderen was bij haar toen ze stierf.
| |
Annie M.G. Schmidt
Een en ander had nogal wat effect op mijn volgende ‘slachtoffer’, Annie M.G. Schmidt die eerder enthousiast had meegewerkt aan de biografie van An Rutgers van der Loeff. Hoewel ogenschijnlijk succesvoller dan haar collega - ze won én de Constantijn Huygensprijs én de Hans Chr. Andersenprijs - had ook zij last van minderwaardigheidsgevoelens voor wat betreft de erkenning van haar dubbele schrijverschap. Vanaf het allereerste begin combineerde zij het schrijven voor kinderen met dat voor volwassenen.
| |
| |
Maar Morriën had de eerste, overigens milde kritiek op haar grote mensen verzen nog niet gepubliceerd of ze besloot zich helemaal te richten op de jeugd. In dat genre voelde ze zich het meeste thuis. Ze was zelf immers nooit ouder geworden dan acht!
Pas toen ze zich realiseerde dat ook de hoogste erkenning op dit gebied, de Staatsprijs voor kinder- en jeugdliteratuur (1965), haar niet de roem zou brengen waar ze zo naar verlangde, begon ze heil te verwachten van radio, televisie, musical, strips, theater en opera. Ofschoon minder bitter en geestiger dan An Rutgers van der Loeff was ook Annie M.G. Schmidt van mening dat de literaire wereld schrijven voor kinderen nooit als een volwaardige vorm van literatuur zou erkennen. Desalniettemin - mensen zitten nu eenmaal vol tegenstellingen - deed ze al het mogelijke om die status te bereiken. Waar en wanneer mogelijk knoopte ze contacten aan met literaire gezaghebbers als Kees Fens, Renate Rubinstein, Karel van het Reve, Willem Wilmink etc. Haar dankwoord bij de aanvaarding van de Hans Chr. Andersenprijs in Oslo (1988) is misschien wel het fraaiste bewijs van die attitude. Met een brief aan mr. Andersen himself pakte ze mogelijke critici compleet in.
Dear Hans Christian,
I got your award! Needless to say how happy I am.
Your fairytales have been a part of my life, since I was a little girl. I laughed and cried over them when I was nine and they still inspire me.
So I felt proud indeed when the news reached me in April. Later on however I got scared. I knew I had to fly all the way to Oslo. As you know we fly in aeroplanes nowadays, not on our own wings anymore. Norway is a beautiful and wonderful country, they told me, although alcoholic drinks are difficult to get. However I was more scared because of the speech I had to make. In English. My accent is terrible, even worse than yours was, when you read your story about the ugly duckling to Charles Dickens in London, do you remember?
It is a bit curious and frustrating to make a speech in English, when my best books are not available in that language. The international jury had to read my work in German or Japanese or Danish, perhaps to their irritation. The Dutch IBBY (International Board on Books for Young People) kept saying: O, she's very popular in Holland. So is football, the
| |
| |
jury replied, but because she is on the nomination list since 1960, we'll take the risk. And so they did.
Dear Hans, I have been an ugly duckling for a long time, now I am an old and ugly swan. But still a swan.
Yours for ever, respectfully, Annie M.G. Schmidt
Wat een verrukkelijke en slimme manier om je op gelijke hoogte te plaatsen als Andersen en Dickens; underdog en mooiste vogel ter wereld tegelijk. Nog knapper was het antwoord uit de hemel.
Dear Annie,
Congratulations on my award. [...] Yesterday I have spoken about you with my friends Heinrich Heine and Charles Dickens. We agreed that you have some talent. So: Go on! Proceed! Try again. Don't go into playwriting. I did and I failed. So stick to your silly old fairytales, like I did.
Deze overbekende anekdote demonstreert maar weer eens dat niet alles wat gezegd of geschreven staat, waar is. Ook Schmidt was minder spontaan dan ze haar fans graag wilde doen geloven. Bijna al haar stappen zette ze met grote zorgvuldigheid en zo zou het ook gaan met haar biografie. In de wetenschap dat An Rutgers van der Loeff de verschijning van haar biografie slechts korte tijd had overleefd, weigerde zij mee te werken aan die van haar zelf. De gedachte op haar tachtigste verjaardag een biografie in ontvangst te moeten nemen om vervolgens de hand aan zichzelf te slaan, was haar een gruwel. Nee, zij wilde zelf de regie houden over hoe wij ons haar zouden herinneren. Ze was al begonnen aan Wat ik nog weet. Een serie geestige, weloverwogen en zorgvuldig geselecteerde herinneringen, die kort na hun verschijning in Het Parool in boekvorm verschenen.
Wat ik nog weet (1993) werd een groot succes, zowel commercieel als literair en biografisch. Dankzij deze ‘autobiografie’ wisten alle Nederlanders hoe treurig de jeugd van Annie was verlopen. Of beter, het gaf ons het beeld dat zíj wilde dat wíj van haar zouden hebben. Zoals later duidelijk werd, waren deze herinneringen weinig meer dan uiterst amusante en overtuigende verzinsels.
Toen Schmidt enkele jaren later aankondigde dat theatercriticus Hans Vogel na haar dood alsnog haar levensverhaal zou mogen publiceren, was
| |
| |
ik behoorlijk in mijn wiek geschoten. Dat liet ik haar via een brief weten. (Voor zover ik weet is die niet bewaard gebleven.) Haar antwoord was even geestig als onthullend. Zonder gêne verklaarde ze iemand met een theaterachtergrond interessanter te vinden als haar biograaf dan iemand uit de kinderboekenwereld of de bibliotheek. En ik deed intussen toch wetenschappelijk onderzoek naar haar schrijverschap. Nou, waar zeurde ik dan over!
Wat voor conclusies kan een biograaf uit een dergelijke opstelling trekken? Hoewel Schmidt te pas en te onpas had beweerd dat het schrijven voor kinderen haar gelukkig maakte, vond zij erkenning door de grote mensenwereld (desnoods van het theater) belangrijker dan haar eigen wortels als bibliothecaresse. En daarmee werd zij, voor zover ik weet, de enige auteur in Nederland met drie biografieën plus drie biografische studies: een met plaatjes, een met essays én plaatjes, en recentelijk een meer dan volledige bibliografie van Marcel Raadgeep.
| |
Biografieën over mannelijke kinderboekenschrijvers
Als ik mijn eigen handelen vanuit biografisch oogpunt beschouw - een vrij onmogelijke opgave - dan kan het bijna geen toeval zijn dat drie van mijn
daarop volgende biografische projecten een man als held hebben: Max Velthuijs, Dick Bruna en Han G. Hoekstra (samen met Janneke van der Veer). Aangezien die over Dick Bruna zeer gecontroleerd werd en vier auteurs betreft, beperk ik me tot enige anekdotes over Max Velthuijs en Han G. Hoekstra. Beiden zijn geboren in Den Haag; beiden waren veel minder bezig met hun al dan niet literaire status dan de twee vrouwen die zojuist de revue passeerden. Hoewel verschillend van karakter, werk en achtergrond concentreerden beiden zich op wat hun handen te doen vonden. Velthuijs was ontwerper, tekenaar, docent, illustrator en schrijver, Han G. Hoekstra ontwikkelde zich van algemeen verslaggever tot literair criticus, dichter, kinderboekenauteur, cabaretier en gerenommeerd parolist. Beiden leefden het leven zoals dat zich aan hen voordeed en accepteerden
| |
| |
dat ook. Beiden zagen vrienden, vriendinnen, echtgenotes, collega's, vaderschap en kinderen eerder als toevalligheden dan als resultaat van ambitie, planning of verlangen. Beiden waren stomverbaasd over het succes dat hen ten deel viel. Na de toekenning van de Constantijn Huygensprijs in 1972 (een oeuvreprijs) liet Han G. Hoekstra bij herhaling weten hoe verbaasd hij was dat zijn kreupelige rijmpjes met zo'n hoge literaire erkenning werden geëerd. Dertig jaar later reageerde Max Velthuijs (2004) bijna hetzelfde toen hem in Kaapstad de Hans Chr. Andersenprijs voor illustratoren werd uitgereikt. ‘Ik begrijp niet waarom ik deze prestigieuze prijs krijg. Ik heb gewoon gedaan wat ik graag doe.’
An Rutgers van der Loeff en Annie M.G. Schmidt ontwikkelden strategieën en opvattingen om de gewenste Literaire Erkenning, te bereiken maar waren bang voor een biografie.
Max Velthuijs had daar geen enkele moeite mee. Velthuijs die zich niet bekommerde om triviale zaken als status en erkenning, was zelfs dankbaar voor wat hem door die biografie in de laatste jaren van zijn leven overkwam.
Het geschetste verschil tussen vrouwen en mannen kan een kwestie van gender zijn, maar waarschijnlijker gaat het om een andere mate van zelfbewustzijn. Hoe groter het gebrek aan zelfvertrouwen, hoe groter de behoefte aan bevestiging van buitenaf. An Rutgers van der Loeff en Annie M.G. Schmidt hadden beiden veel verborgen agenda's, zowel op het persoonlijke als het professionele vlak. In dat opzicht voel ik me gesterkt door Alice in Wonderland die zich elke dag opnieuw kan en durft verwonderen en daardoor steeds nieuwe mogelijkheden ontdekt. Ik zie de academici hun wenkbrauwen al fronsen: Zijn dromen niet een wat zwakke basis voor emancipatie of wetenschappelijke vooruitgang? Misschien. Misschien ook niet. Zolang dromen en verbeeldingskracht de beste instrumenten blijken om problemen mee te lijf te gaan, hanteer ik ze met liefde. In dat opzicht biedt de verwondering van Alice een fantastisch motto voor de biograaf.
Tjongejonge! Wat is alles toch raar vandaag! En gisteren ging alles zijn gewone gang. Ik vraag me af of ik vannacht veranderd ben. Eens even denken: was ik hetzelfde toen ik vanmorgen opstond? Ik geloof haast dat ik me kan herinneren dat ik me een beetje anders voelde. Maar als ik niet hetzelfde ben, is de volgende vraag: wie in vredesnaam ben ik dan? Aha, dat is de hamvraag! (Vertaling: Nicolaas Matsier)
|
|